Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nota inzake IAO-Aanbeveling betreffende de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, 2004 (Aanbeveling nr. 195, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar twee en negentigste zitting); Genève, 17 juni 2004

Algemeen
Ter voldoening aan de statutaire bepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), in het bijzonder artikel 19, wordt IAO-Aanbeveling betreffende de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, 2004 (Aanbeveling nr. 195), die tijdens de 92e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie op 17 juni 2004 werd aanvaard, aan de Staten-Generaal voorgelegd. Deze aanbeveling vervangt Aanbeveling nr. 150 betreffende de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen uit 1975. De aanbeveling roept lidstaten op om in samenwerking met sociale partners, ondernemingen en individuen, beleid ten aanzien van de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, onderwijs, scholing en een leven lang leren, te ontwikkelen en te implementeren. De aanbeveling biedt hiervoor verschillende handvatten.

Hoofdstuk 1. Doel, werkingssfeer en definities
In dit hoofdstuk worden de lidstaten opgeroepen om op basis van de sociale dialoog nationaal beleid inzake ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, onderwijs, scholing en een leven lang leren te formuleren, toe te passen en te evalueren. De begrippen "leven lang leren", "competenties", "kwalificaties" en "employability" worden gedefinieerd. Lidstaten worden opgeroepen het recht op onderwijs en scholing voor iedereen te erkennen en in samenwerking met de sociale partners toegang voor iedereen tot een leven lang leren trachten te garanderen. Daarnaast worden lidstaten opgeroepen te erkennen dat voor de realisatie van een leven lang leren de expliciete toewijding van regeringen, ondernemingen en individuen noodzakelijk is.

Hoofdstuk 2. Ontwikkeling en implementatie van onderwijs- en scholingsbeleid Dit hoofdstuk somt verschillende beleidsmogelijkheden op voor de ontwikkeling en implementatie van onderwijs- en scholingsbeleid door de lidstaten. Kernpunten hierbij zijn de sociale dialoog en de verantwoordelijkheid van lidstaten om onderwijs en scholing op alle niveaus mogelijk te maken. Daarnaast wordt voorgesteld dat de lidstaten benchmarks ontwikkelen ten behoeve van het nemen van investeringsbeslissingen in onderwijs en scholing.

Hoofdstuk 3. (Initieel) onderwijs
In dit hoofdstuk worden de lidstaten o.a. opgeroepen hun verantwoordelijkheid voor (initieel) onderwijs te erkennen en samen met de sociale partners toegang hiertoe te verbeteren alsmede een benadering voor andere vormen van onderwijs en scholing te ontwikkelen, met name voor volwassen die eerder onderwijs of scholingsmogelijkheden zijn ontzegd. Hierbij dient het gebruik van informatie- en communicatietechnologie te worden gestimuleerd. Van lidstaten wordt gevraagd ervoor te zorgen dat informatie over arbeidsmarkt en loopbaan en over rechten en plichten uit de toepasselijke wet- en regelgeving toegankelijk is. Voorts dienen lidstaten de kwaliteit en ontwikkeling van programma's van (initieel) onderwijs te bewaken.

Hoofdstuk 4. De ontwikkeling van competenties

1


2

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe lidstaten de ontwikkeling van competenties kunnen bevorderen en ontwikkelen. De sociale dialoog en de rol van sociale partners, ondernemingen en werknemers staan hierbij centraal. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor vrouwen en mensen met speciale behoeftes.

Hoofdstuk 5. Scholing ten behoeve van behoorlijk werk en sociale insluiting Dit hoofdstuk roept de lidstaten op om hun primaire verantwoordelijkheid te erkennen voor de scholing van werklozen, werkzoekenden, herintreders en mensen met speciale behoeften, zodat zij hun employability kunnen ontwikkelen en vergroten om behoorlijk werk te verzekeren. Hierbij moet ook de rol van sociale partners en belanghebbenden op lokaal niveau betrokken worden.

Hoofdstuk 6. Kader voor erkenning en certificering van vaardigheden
In dit hoofdstuk worden de lidstaten opgeroepen maatregelen te treffen om een kader te scheppen voor het beoordelen, certificeren en erkennen van vaardigheden. Onder deze vaardigheden vallen o.a. eerdere scholing en ervaring, onafhankelijk van het land waar deze vaardigheden werden verworven en of ze formeel of informeel zijn verworven.

Hoofdstuk 7. Opleiders
Dit hoofdstuk roept lidstaten op een kader te scheppen voor kwaliteitseisen waaraan degenen die de scholing verzorgen aan moeten voldoen.

Hoofdstuk 8. Loopbaanbemiddeling en scholingsondersteunende diensten
Dit hoofdstuk bepaalt onder meer dat de lidstaten loopbaanoriëntatie- en begeleiding en scholingsondersteuning voor iedereen toegankelijk moeten maken. Sociale partners dienen hierbij ook betrokken te worden.

Hoofdstuk 9. Onderzoek naar de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, onderwijs, scholing en een leven lang leren.
Op grond van dit hoofdstuk dienen lidstaten hun beleid op het gebied van onderwijs, scholing en een leven lang leren te evalueren. Er worden verschillende mogelijkheden gegeven hoe dit zou kunnen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 10. Internationale en technische samenwerking.
Dit hoofdstuk omschrijft wat internationale en technische samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, onderwijs, scholing en een leven lang leren moet omvatten.

Hoofdstuk 11. Slotbepaling
Dit hoofdstuk bepaalt dat de huidige aanbeveling de Aanbeveling betreffende de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen uit 1975 (nr. 150) wijzigt en vervangt.


3

Algemeen standpunt
Aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn juridisch niet bindend en verplichten niet tot wettelijke maatregelen. Bij de beleidsontwikkeling wordt doorgaans met de geest en de strekking van aanbevelingen rekening gehouden, zonder dat dit behoeft te betekenen dat de suggesties letterlijk worden overgenomen. Aanbevelingen fungeren derhalve als een leidraad voor het verdere beleid.

Wat betreft de onderhavige aanbeveling kan worden opgemerkt dat de Nederlandse regering, gegeven de strekking van de aanbeveling en de grote mate van flexibiliteit die daarin is ingebouwd, positief staat tegenover deze aanbeveling. De regering zal de aanbeveling betrekken bij de uitwerking van het leven lang leren beleid.

Consultatie sociale partners
Ingevolge het op 21 juni 1976 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende tripartite raadplegingsprocedures ter bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale arbeidsnormen, 1976 (Verdrag nr. 144; Trb. 1976, 177) worden de meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers onder andere geconsulteerd over aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Daartoe werd de tekst van een concept van deze nota voorgelegd aan VNO-NCW, de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel (Unie MHP).

VNO-NCW kan hiermee instemmen, maar wijst er op dat de werkgeversleden bij de eindstemming over de aanbeveling in juni 2004 het internationaal niveau als niveau voor CAO-overleg inzake scholing hebben afgewezen. VNO-NCW gaat er van uit dat de regering bij het handelen naar strekking en geest van de aanbevelingen in de Nederlandse met dit punt rekening zal houden.

CNV zou ten aanzien van Hoofdstuk 1 (doel, werkingssfeer en definities) graag benadrukken dat de vakbeweging een belangrijke rol moet kunnen vervullen in de belangenbehartiging, om individuen te ondersteunen in de ontwikkeling van hun competenties en employability. Ten aanzien van Hoofdstuk 6 (erkenning van certificering) acht CNV het van belang dat de overheid de verantwoordelijkheid op zich neemt om een kwalitatief goede assessment methode te realiseren.

MHP roept, gezien het grote belang van het onderwerp, de regering op bij de beleidsontwikkeling serieus rekening te houden met de aanbeveling.

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,

(mr. A.J. de Geus)