De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : Viss. 2006/3216
datum : 05-07-2006
onderwerp : Derogatie
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Op 16 maart 2006 hebben de heren Buijs, Van den Brink en Slob in een
Algemeen Overleg van de vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit mij gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken om de
economische gevolgen van de nieuwe Europese dioxineverordening voor de
visserijsector te beperken. In deze brief geef ik u mijn overwegingen
voor het al dan niet aanvragen van een derogatie.
Zoals bekend, is met betrekking tot de dioxinen, furanen en
dioxineachtige pcb's in februari een Europese verordening gepubliceerd
die van kracht zal gaan op 4 november 2006 (EG-verordening 199/2006).
In deze verordening wordt een geharmoniseerde norm gegeven voor het
totaal van de berekende toxiciteit (TEQ) voor vis en visproducten van
maximaal 8 picogram/gram vers gewicht. Voor de aal is, mede als gevolg
van mijn inzet, een hogere norm vastgesteld (12 picogram/gram vers
gewicht). Al met al verscherpt de verordening de huidige normering.
Derogatie
De Europese Commissie heeft Finland en Zweden toegestaan om de uit het
Oostzeegebied afkomstige vis onder voorwaarden in de handel te brengen
met hogere dioxinegehalten dan welke zijn vastgesteld in de
verordening. Deze lidstaten moeten voldoen aan de volgende
voorwaarden:
* De bedoelde vis is bestemd voor consumptie op hun grondgebied en
mag niet geëxporteerd worden. Ter waarborging hiervan is een
aanvoer- en ketenregistratiesysteem ingevoerd.
* De lidstaten verstrekken voedingsaanbevelingen aan de consumenten
om de blootstelling aan dioxinen uit het Oostzeegebied te
verminderen.
* De lidstaten rapporteren jaarlijks de resultaten van hun controles
op de dioxinegehalten in vis uit het Oostzeegebied aan de
Commissie en brengen verslag uit over de maatregelen welke zijn
genomen om de menselijke blootstelling aan dioxinen uit dit gebied
te verminderen.
De situatie in Nederland
Per jaar wordt er in Nederland ca. 4000 ton aal gekweekt en ca. 1000
ton gevist (waarvan 350 ton uit de grote rivieren). Daarnaast vindt er
ook import plaats zodat in totaal er ca. 10.000 ton aal per jaar
verhandeld wordt.
Uit onderzoek zijn er aanwijzingen dat de aal uit de grote rivieren
niet aan de nieuwe norm voldoet. Deze onderzoeken zijn echter
epidemiologisch beperkt en geven slechts trendmatige ontwikkelingen in
de gehaltes van dioxinen, furanen en dioxineachtige pcb's in aal. Op
basis van het lopende onderzoek verwacht ik dat een zeer beperkt
percentage van het totaal aan verhandelde aal een te hoog gehalte
dioxinen, furanen en dioxineachtige pcb's heeft. Dit zal voornamelijk
aal betreffen die gevangen is in de grote rivieren en in het
Ketelmeer, naar schatting bedraagt deze hoeveelheid ongeveer 35% van
de in Nederland in het wild gevangen aal en 3,5% en de totale
hoeveelheid in Nederland verhandelde aal. Er zijn echter nog te weinig
gegevens bekend om een goed inzicht te krijgen in de ernst van de
problematiek. Daarom heb ik het onderzoek uitgebreid zodat er meer
inzicht kan worden verkregen ten aanzien van de omvang van de
contaminatie in de aal in bepaalde gebieden en of er een verband is
met de grootte van de aal en met het seizoen.
Overweging
Conform mijn eerdere toezeggingen heb ik advies gevraagd en overleg
gevoerd met het bedrijfsleven.
Het overleg binnen de visserijsector heeft geen eenduidig beeld
opgeleverd tot het wel of niet aanvragen van een derogatie. Uit de
gegeven reactie van het Productschap Vis blijkt dat een derogatie al
met al als niet wenselijk wordt beschouwd, hoewel de reactie wel
uitvoerig ingaat op de problemen die de binnenvisserij hierdoor zal
kunnen ondervinden. Op basis van het advies van het Productschap Vis
kom ik tot de volgende overweging.
Om te voldoen aan de voorwaarden zoals de Commissie deze hanteert voor
het verkrijgen van een derogatie van de dioxineverordening is er een
forse verhoging van de administratieve lasten en uitvoeringskosten te
verwachten. Verder zal export van aal naar andere lidstaten van de EU
waarschijnlijk vrijwel onmogelijk worden, aangezien de herkomst van de
aal moeilijk is vast te stellen. Dit zal de handel in kweek- en
wildgevangen aal bemoeilijken. Tevens zal, vanwege de
fraudegevoeligheid, een extra controle-inspanning noodzakelijk zijn.
Ook zal een grote communicatie inspanning naar de consument nodig zijn
om uit te leggen waarom deze aal wel voor de binnenlandse markt
geschikt zou zijn, maar niet voor exportmarkten. Ik vind een
dergelijke ongelijke behandeling van consumenten in binnen- en
buitenland ongewenst.
Ik acht het, gelet op de stricte voorwaarden en het aandeel in de
totale handelstromen, niet gewenst om een derogatie aan te vragen.
Tenslotte wil ik u erop wijzen dat de producenten van dierlijke
producten, zowel in de primaire sector als in de verwerkende
industrie, een integrale verantwoordelijkheid dragen voor het
productieproces. Tot deze verantwoordelijkheid behoort ook de zorg dat
de aal die verhandeld wordt geen contaminanten bevat waarvan de
concentratie boven de toegestane normen ligt.
Ik heb de VWA verzocht de risico's voor de volksgezondheid nader te
bestuderen en haar toezicht hierop te baseren.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit