Individueel wonen in de gezondheidszorg
Kamerstuk, 7-7-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2678944
7 juli 2006
U hebt mij verzocht te reageren op een brief van de Vereniging
Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) te Utrecht aangaande individueel
wonen in de gezondheidszorg, gedateerd 30 maart 2006.
De VGN stelt in deze brief dat ik een beleidsregel van het CTG/ZAio
heb goedgekeurd die zich niet verhoudt met het beleid om mensen zo
lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Het betreft de beleidsregel
Kleinschalig wonen. Deze beleidsregel geeft de instellingen binnen de
AWBZ de mogelijkheid hun kapitaallasten voor kleinschalige woonvormen
vergoed te krijgen. Het is dankzij deze regeling mogelijk dat voor
verblijf geïndiceerde cliënten, indien zij dat wensen, kleinschalig,
in groepsverband of indivi-
dueel *) kunnen wonen ten laste van de AWBZ.
De VGN stelt dat het CTG/ZAio nu geregeld heeft dat cliënten slechts
in aanmerking komen voor individueel verblijf (en de kapitaallasten
daarvan voor rekening van de AWBZ komen) als deze cliënten door
persoonlijke omstandigheden niet in groepsverband kunnen wonen.
Dit is niet de bedoeling, u dient e.e.a. in de volgende context te
bezien.
Eerst wordt bekeken via de indicatiestelling of verblijf ten laste van
de AWBZ aangewezen is. Indien iemand de functie verblijf geïndiceerd
heeft gekregen, wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn, gelet op de
noodzakelijke zorg. De zorg en ondersteuning moeten bijvoorbeeld op
een kwalitatief goede manier, binnen de zorgbudgetten kunnen worden
geleverd.
Voor sommige cliënten is het vanuit zorginhoudelijke aspecten beter om
in een groep te wonen, voor anderen is het vanuit zorginhoudelijk
oogpunt beter om individueel te wonen.
Daarnaast lijkt het mij logisch dat cliënten die nu al individueel
wonen dat op basis van de beleidsregel Kleinschalig wonen kunnen
continueren. Dit geldt zowel voor de gehandicaptenzorg als voor de
ouderenzorg en de GGZ.
De beleidsregel Kleinschalig wonen maakt het mogelijk om beide vormen
(individueel - en groepswonen) te realiseren.
Binnen de driehoek zorgkantoor (inkoper van zorg), zorgaanbieder en
cliënt
(-vertegenwoordiger) moeten concrete afspraken worden gemaakt over
wanneer groepswonen aangewezen is op zorginhoudelijke gronden of
wanneer individueel wonen.
Ik zal met VGN en CTG/ZAio overleggen om mijn standpunt toe te lichten
en het CTG/ZAio vragen de beleidsregel waar nodig te verduidelijken.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
*) Individueel wonen betreft wonen in een wooneenheid in principe
bedoeld voor één persoon of eventueel voor twee personen. Hierin
kunnen in principe alle ADL-verrichtingen plaatsvinden. Een dergelijke
wooneenheid bestaat daartoe uit tenminste een woonkamer, een
slaapkamer (of een gecombineerde zit/slaapkamer) en een sanitaire
ruimte met douche, wastafel en toilet. Ook een kitchinette is
mogelijk. Meerdere verblijfseenheden kunnen gekoppeld worden tot een
afdeling, of onderdeel vormen van een instelling, kunnen op de rand
van een instellingsterrein worden gesitueerd, maar ook (geclusterd)
`in de wijk'.
Individueel wonen is mogelijk binnen de categorieën licht en zwaar van
de beleidsregel kleinschalig wonen, alsmede in grootschalige situaties
(op instellingsterreinen), waarbij opgemerkt moet worden dat het
onderscheid licht/zwaar op dit moment nog anders is voor de
grootschalige bouw, dan voor kleinschalige woonvoorzieningen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport