Nederlands Instituut voor Ecologie


Persbericht, 3 juli 2006

Alleen door 'snackrecord' kunnen trekkende zwanen hun strakke planning halen:

ruimtelijk inzicht zorgt voor 'faster food'

NIEUWERSLUIS (Utr.) / GRONINGEN / LAUWERSMEER - Trekkende zwanen komen alleen op tijd aan in hun broedgebied, doordat ze bij de 'tankstations' onderweg de verspreiding van hun favoriete voedsel doorzien. Zo kunnen ze de groepjes energierijke knolletjes in de bodem van meren veel sneller opsporen. "Zonder dat ruimtelijke inzicht zou succesvol broeden onmogelijk zijn." Raymond Klaassen van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) promoveert vrijdag 7 juli in Groningen op de wiskundekno(bbe)l van de gehaaste kleine zwaan.

Alsof de frietjes niet keurig in een bakje klaar liggen, maar verspreid over een pikdonkere snackbar. Zo ongeveer ervaren kleine zwanen hun zoektocht naar voedsel tijdens hun jaarlijkse energievretende voorjaars- en najaarstrek. Alleen een 'snelheidsrecord snacken' brengt hen op tijd op hun broedplek. Als een kleine zwaan bijvoorbeeld 50 % sneller kan eten onderweg, kan hij wel 38 % sneller trekken. Hoe tank je je zo snel mogelijk vol? Door slim gebruik te maken van het ruimtelijke patroon in de verspreiding van je voedsel. De knolletjes van de waterplant schedefonteinkruid - het zwanenvoedsel - komen namelijk 'geklonterd' voor. Als kleine zwanen op een hogere dichtheid aan verborgen knolletjes (of 'wateraardappels') in de bodem van een meer stuiten, dan blijven ze heel strategisch langer zoeken in de directe omgeving ontdekte Raymond Klaassen van het NIOO. Dit levert de zwanen een groot voordeel op, omdat ze hierdoor hun reis sneller kunnen volbrengen. Klaassen: "We kunnen zelfs stellen dat de kleine zwanensoort niet kan overleven in een wereld zonder ruimtelijk patroon in de verspreiding van zijn voedsel, in een homogene wereld dus waar de knolletjes niet in groepjes voorkomen."

Kleine zwanen (Cygnus columbianus bewickii) hebben haast. In tegenstelling tot hun familielid de knobbelzwaan is deze soort een echte trekvogel. Vanuit West-Europa, en voornamelijk Nederland, vliegen ze in het voorjaar naar hun broedgebieden in Noord-Rusland. Na 3500 kilometer reizen kunnen ze niet op hun lauweren rusten. Ze moeten namelijk meteen aan de slag, of aan de leg eigenlijk. Van de 120 ijsvrije dagen hebben ze er ten minste 110 nodig om succesvol te kunnen broeden. Verder moeten ze bij de herfsttrek oppassen om niet ingehaald te worden door de winter. Om Noord-Rusland en hun strakke planning te halen moeten ze onderweg een paar keer bijtanken. Dit doen ze vrijwel uitsluitend op ondiepe meren met de energierijke knolletjes van schedefonteinkruid in de bodem. Het helpt de zwanen als ze bij deze 'tankstations' sneller kunnen eten. Omdat ze dan hun reis sneller kunnen voltooien en omdat ze dan een grotere voorraad lichaamsvet naar het broedgebied kunnen meenemen. Het voedsel zit helaas verborgen in de bodem van de meren en blijkt volgens het onderzoek grote verschillen in dichtheid te vertonen: op de ene plek zit niks, op een andere plek is het een rijk gedekte tafel.

In het Lauwersmeer schotelden Klaassen en zijn collega's de zwanen een paar verschillende voedselpatronen voor. Ze ontdekten dat zwanen hun gedrag aanpassen aan de ervaringen tijdens het voedsel zoeken, om maar zo snel mogelijk te kunnen 'opvetten'. Hierdoor concentreren ze hun inspanningen op plekken met veel voedsel en ontwijken ze plekken met weinig voedsel. Dit levert zo'n 40% hogere 'eetsnelheid' op. In een aanvullende proef met wilde eenden (die zijn wat makkelijker in te schakelen dan zwanen) toonden de biologen ook aan dat de watervogels eerdere ervaringen met ruimtelijke patronen in het voedsel gebruiken om een plek sneller op waarde te kunnen schatten. Dit leervermogen levert nog eens een paar procenten extra 'eetversnelling' op bij ervaren dieren.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor wetlands.



Nederlands Instituut voor Ecologie