Compilatie vonnissen Ajax-supporters
's-Gravenhage, 6 juli 2006 - De rechtbank 's-Gravenhage heeft
vanmiddag uitspraak gedaan in de strafzaken tegen vijftien
Ajax-supporters die in februari van dit jaar het supportershome van
ADO/FC Den Haag hebben aangevallen. De voorzitter van de rechtbank
heeft tijdens de zitting niet alle vijftien vonnissen uitgesproken,
maar een compilatie daarvan. De compilatie van de vonnissen is
hieronder integraal opgenomen.
Twee van de vijftien vonnissen zijn gepubliceerd op deze website en te
vinden onder LJ-nummers: AY1432 en AY1699.
RECHTBANK âs-GRAVENHAGE
Compilatie van vonnissen, uitgesproken op 6 juli 2006
Gelet op het grote aantal zaken waarin vandaag uitspraak moet worden
gedaan, heeft de rechtbank besloten om niet alle vonnissen letterlijk
voor te dragen, omdat dat te lang zou duren. In plaats daarvan zal
uitspraak worden gedaan aan de hand van een samenvatting van de
vonnissen. Omwille van de privacy van verdachten worden zij in het
navolgende aangeduid met hun eerste voornaam en de eerste letter van
hun achternaam.
De samenvatting bestaat uit de navolgende onderdelen:
* Om te beginnen zal de rechtbank in algemene zin aangeven hoe de
gebeurtenissen van 10 februari 2006 en de rol van de verschillende
verdachten (juridisch) geduid moet worden. De rechtbank zal
daarbij niet ingaan op alle verweren die in dat kader bij de
behandeling van de respectievelijke zaken zijn gevoerd; daarvoor
verwijst de rechtbank naar de schriftelijke versie van het
betreffende vonnis.
* Daarna zal de rechtbank aan ieder der verdachten meedelen welke
van de ten laste gelegde feiten de rechtbank heeft bewezen
verklaard.
* Vervolgens zal de rechtbank het één en ander opmerken over de
ernst van de feiten in verband met de strafmaat. Hetgeen hierover
wordt opgemerkt heeft een voor alle verdachten geldende strekking.
Ook op dit punt geldt dat voor een nadere precisering van de aan
de verdachten op te leggen straf wordt verwezen naar het
betreffende vonnis.
* Tot slot zal de rechtbank aan ieder der verdachten meedelen welke
straf en/of maatregel zal worden opgelegd en iets over de
vorderingen van de benadeelde partijen opmerken.
Ten aanzien van alle verdachten is openlijke geweldpleging bewezen
verklaard, zowel tegen personen, als tegen goederen. De enige
uitzonderingen zijn de verdachten Jaider V. en Sander K., bij wie geen
openlijke geweldpleging tegen personen kon worden bewezen verklaard
vanwege de wijze van ten laste leggen in hun zaken.
In dit verband overweegt de rechtbank reeds nu dat het ADO honk, zoals
onder andere blijkt uit een verklaring in het dossier, een voor het
publiek toegankelijke plaats is. Het geweld, zo is gebleken, is ook
waargenomen. Aan het voor een veroordeling op grond van artikel 141
Sr. vereiste openlijke karakter van het geweld is naar het oordeel van
de rechtbank dan ook voldaan.
Vast staat voorts dat alle verdachten in ieder geval naar Den Haag
zijn gegaan om te vechten met een rivaliserende supportersgroep.
Verdachten zijn allen in de zichtbaar bewapende groep Ajax supporters
meegelopen naar het ADO honk. Verdachten hebben zich, eenmaal bij het
ADO honk aangekomen, niet losgemaakt uit de deels bewapende groep, die
aldaar duidelijk de confrontatie zocht. Door hun voortgezette
aanwezigheid hebben zij blijk van gegeven van hun intentie, die was
gericht op het plegen van geweld. Zij hebben door hun aanwezigheid de
groep getalsmatig versterkt en bijgedragen aan de sfeer van ontremming
die het openlijke geweld tegen personen en goederen heeft mogelijk
gemaakt. Gezien het voorgaande hebben alle verdachten naar het oordeel
van de rechtbank een voldoende significante bijdrage geleverd aan het
openlijk in vereniging gepleegde geweld. De omstandigheid dat niet van
alle verdachten gebleken is dat zij in het honk zijn geweest of geweld
hebben gebruikt jegens personen of tegen goederen, doet hieraan niet
af.
Ten aanzien van een aantal verdachten acht de rechtbank bewezen dat
zij in-, dan wel op zeer korte afstand van het ADO honk zijn geweest
en op één of andere wijze betrokken zijn geweest bij de
gewelddadigheden die zich daarbinnen hebben afgespeeld. Ten aanzien
van deze verdachten acht de rechtbank medeplegen van een poging tot
zware mishandeling bewezen. Het gaat daarbij om de verdachten Rafael
S., Marlon S., Jaider V., Sander K., Willem N., Jeroen de S., Robin T.
en Sander van S.
Ook de verdachte Chiquinho M. is binnen geweest, doch vanwege een
omissie in de dagvaarding dient hij van dit feit te worden
vrijgesproken.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit feit ook ten aanzien van de
verdachten André S. en Johannes K. wordt bewezen verklaard, ook al is
niet gebleken dat zij binnen of op korte afstand van het ADO honk zijn
geweest. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking
berust in hun geval op andere omstandigheden.
Poging moord / doodslag
Aan alle verdachten is poging tot moord ten laste gelegd. Van de
daarvoor vereiste voorbedachten rade is evenwel niet gebleken, zodat
alle verdachten van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrij
gesproken.
Ten aanzien van het aan alle verdachten ten laste gelegde medeplegen
van poging doodslag door het steken met een mes althans een scherp
en/of puntig voorwerp overweegt de rechtbank onder meer dat uit
diverse verklaringen wel blijkt dat een groot deel van de groep Ajax
supporters die op 10 februari 2006 naar het ADO honk optrok, stokken,
en andere slagvoorwerpen en parapluâs bij zich droeg, doch dat dit
onvoldoende is om aan te nemen dat verdachten daarmee welbewust de
aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat gestoken zou worden met een
scherp en/of puntig voorwerp, laat staan met een mes, waarmee de
verwondingen van het slachtoffer S. kunnen worden verklaard. Het feit
dat achteraf drie messen zijn aangetroffen, in een auto,
respectievelijk op de route die de groep heeft afgelegd, maakt dit
niet anders. De rechtbank merkt in dit verband op dat de door de
officier van justitie aangehaalde Beverwijkzaak, waarbij een dodelijk
slachtoffer (Picornie) is gevallen, een eenmalige gebeurtenis betrof.
Naar aanleiding van die zaak kan niet gezegd worden dat het steken met
messen of andere puntige voorwerpen bij supportersgeweld een zodanig
algemeen verschijnsel is geworden dat het oordeel moet zijn dat de
verdachten, toen zij met hun medeverdachten op stap gingen, welbewust
de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat er die avond gestoken zou
worden. Nu bij verdachten het opzet op de poging doodslag heeft
ontbroken, dienen zij allen daarvan te worden vrijgesproken.
De brandstichting en de vuurwerkbom
De enkele omstandigheid dat een aantal verdachten heeft verklaard dat
de gebeurtenissen op 10 februari 2006 een wraakneming zouden betreffen
voor de brandstichting die eerder heeft plaatsgevonden in het Ajaxhome
acht de rechtbank op zichzelf niet voldoende om bij iedereen die mee
was opzet op de brandstichting, in de zin van voorwaardelijk opzet
bewezen te achten. Anders gezegd: het is niet zo dat voor ieder die
mee was en die dacht dat het een wraakactie voor de brand in het
Ajaxhome betrof, geldt dat hij door mee te gaan welbewust de
aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dan ook in het ADO honk brand
gesticht zou gaan worden. Dit ligt anders in de zaken van de
verdachten Chiquinho M., Rafael.S., Marlon S. en Robin T., omdat in
die zaken voldoende bewijs voor het opzet voorhanden is. Robin T. is
degene die de molotovcocktails in het ADO honk heeft gegooid. De
andere drie zijn daarbij op andere wijze betrokken geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende
(technisch) bewijs voor de stelling dat het in de tenlastelegging
genoemde tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom gemeen gevaar
voor goederen of personen zou kunnen opleveren. De door sommige
verdachten genoemde drukgolf is voor het aannemen van gemeen gevaar
voor personen of goederen ten aanzien van deze vuurwerkbom
onvoldoende. Alle verdachten worden van dit onderdeel vrijgesproken.
Criminele organisatie
Dan komt de rechtbank nu toe aan de bespreking van de veel besproken
vraag of sprake is geweest van een criminele organisatie.
Aan verdachten is ten laste gelegd dat zij â kort gezegd - hebben
deelgenomen dan wel leiding hebben gegeven aan een organisatie die het
plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zoals strafbaar gesteld in
artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op grond van de inhoud van het dossier is duidelijk geworden dat de
actie van 10 februari 2006 een georganiseerd karakter had. Uit diverse
verklaringen van medeverdachten is gebleken dat in de week
voorafgaande aan 10 februari (onder andere tijdens de wedstrijd
Ajax-Willem II) al is gesproken over "naar Den Haag" gaan, waarmee
kennelijk werd gedoeld op een treffen met ADO supporters. Niet
helemaal duidelijk is geworden welke personen daarover met elkaar
hebben gesproken. In het dossier bevinden zich verklaringen van
verdachten dat zij met sms-berichten zijn opgeroepen om op genoemde
datum naar het Ajax home te komen, waar op die dag een cocktailparty
werd georganiseerd. Er is verklaard dat tijdens deze bijeenkomst
routebeschrijvingen naar het ADO stadion voorhanden waren, evenals
stokken, knuppels etc. Op enig moment zijn ook poten van tafels en
stoelen in het Ajax-home gesloopt. Er is geroepen "we gaan" en een
grote groep verliet vervolgens het pand. Buiten â zo volgt uit diverse
verklaringen â stonden mensen die anderen de autoâs wezen, waarin zij
naar Den Haag konden meerijden. Er is gebeld naar een medeverdachte in
Den Haag om te informeren of het rustig was in Den Haag. Bij het ADO
stadion aangekomen is de groep op georganiseerde wijze uit de autoâs
gestapt en opgelopen naar het ADO honk, waarbij is geroepen dat men
bij elkaar moest blijven.
Het begrip organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr wordt blijkens de
rechtspraak omschreven als iedere samenwerking van feitelijke aard
tussen twee of meer personen, met een zekere structuur en een zekere
duurzaamheid. Het samenwerkingsverband moet een gemeenschappelijk doel
hebben en haar deelnemers moeten in dat samenwerkingsverband actief
zijn ter verwezenlijking van dat doel. Van een criminele organisatie
is eerst sprake wanneer de doelstelling van de organisatie (mede) is
het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat sprake is
geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband dat het doel had
strafbare feiten te plegen. Het feit dat de actie op 10 februari was
georganiseerd betekent nog niet dat die actie het uitvloeisel is
geweest van de activiteiten van een organisatie in vorenbedoelde zin.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van het bestaan van
een dergelijke organisatie onder meer gewezen op afspraken over
kleding, het achterlaten en/of uitzetten van mobiele telefoons, het
niet noemen van namen bij aanhouding en het schonen van een website
achteraf, doch die afspraken hebben merendeels betrekking op de actie
van 10 februari en zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende
om het bestaan van een dergelijke organisatie te kunnen aannemen. Ook
voor het overige bevat dit dossier onvoldoende om bewezen te achten
dat al langer een groepje personen gestructureerd bezig is geweest met
het organiseren van supportersgeweld. De enkele vermelding in het
dossier dat sommige verdachten eerder zouden zijn aangehouden in
verband met supportersgeweld maakt het voorgaande niet anders, omdat
het dossier geen duidelijkheid verschaft omtrent de wijze van
organisatie van dat eerdere geweld, noch over de wijze waarop die
eerder aangehouden verdachten bij dat geweld betrokken zouden zijn.
Ook het feit dat eerder een reis naar Londen is georganiseerd, waaraan
een deel van de verdachten in deze zaak heeft deelgenomen, maakt het
voorgaande niet anders. Uit het dossier blijkt niet, althans
onvoldoende dat bij die gelegenheid sprake is geweest van
supportersgeweld of de intentie daartoe.
Anders gezegd, op basis van dit dossier is niet komen vast te staan
dat de actie op 10 februari is voortgevloeid uit iets anders dan een
particulier- of incidenteel groepsinitiatief.
Alle verdachten dienen dan ook vrijgesproken te worden van dit
onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Dan volgt thans een opsomming van hetgeen ten aanzien van de
verschillende verdachten is bewezen verklaard, waarbij voor de
duidelijkheid wordt volstaan met een korte aanduiding van het bewezen
verklaarde strafbare feit:
1. In de zaak van Chiqihno M. wordt bewezen verklaard het medeplegen
van brandstichting, alsmede openlijke geweldpleging tegen personen en
tegen goederen.
2. In de zaak van Rafael S. wordt bewezen verklaard het medeplegen van
brandstichting, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling,
openlijke geweldpleging tegen personen en tegen goederen en de
diefstal van twee mobiele telefoons.
3. In de zaak van Marlon S. wordt bewezen verklaard het medeplegen van
brandstichting, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling,
openlijke geweldpleging tegen personen en tegen goederen en de
diefstal van een mobiele telefoon.
4. In de zaak van Jaider V. wordt bewezen verklaard het medeplegen van
een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen
goederen.
5. In de zaak van Edinho N. wordt bewezen verklaard openlijke
geweldpleging tegen personen en tegen goederen.
6. In de zaak van Kilian B. wordt bewezen verklaard de
voorbereidingshandelingen voor openlijke geweldpleging, zwaar
lichamelijk letstel ten gevolge hebbende en openlijke geweldpleging
tegen personen en tegen goederen.
7. In de zaak van Sander K. wordt bewezen verklaard het medeplegen van
een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen
goederen.
8. In de zaak van Gerrit L. wordt bewezen verklaard openlijke
geweldpleging tegen personen en tegen goederen.
9. In de zaak van Willem N. wordt bewezen verklaard het medeplegen van
een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen
personen en tegen goederen.
10. In de zaak van de heer Tjerry S. wordt bewezen verklaard de
voorbereidingshandelingen voor openlijke geweldpleging, zwaar
lichamelijk letsel ten gevolge hebbende en openlijke geweldpleging
tegen personen en tegen goederen.
11. In de zaak van Jeroen de S. wordt bewezen verklaard het medeplegen
van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen
personen en tegen goederen.
12. In de zaak van Sander van S. wordt bewezen verklaard het
medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke
geweldpleging tegen personen en tegen goederen.
13. In de zaak van de heer Robin T. wordt bewezen verklaard het
medeplegen van brandstichting, het medeplegen van een poging tot zware
mishandeling en openlijke geweldpleging tegen personen en tegen
goederen.
14. In de zaak van de heer André S. wordt bewezen verklaard het
medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke
geweldpleging tegen personen en tegen goederen.
15. In de zaak van de heer Johannes K. wordt bewezen verklaard het
medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke
geweldpleging tegen personen en tegen goederen.
Van het meer of anders ten laste gelegde worden de verdachten
vrijgesproken.
Niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan de bewezen
verklaarde feiten niet aan de verdachten zouden kunnen worden
toegerekend. Zij zijn dan ook allen strafbaar.
Wijze van ten laste leggen, ernst van de feiten
Dan zijn wij nu bijna toe aan de ernst van de feiten, maar alvorens
daarover iets te zeggen feiten, wil de rechtbank in algemene zin iets
opmerken over de wijze van tenlastelegging.
Het Openbaar Ministerie heeft aan alle verdachten dezelfde,
uitgebreide tenlasteleggingen uitgebracht, met uitzondering van twee
diefstallen die in dit verband onbesproken blijven. De rechtbank is
tot de conclusie gekomen dat niet alle verdachten over dezelfde kam
geschoren kunnen worden, ook al is dat gelet op de wijze van ten laste
leggen kennelijk wel de visie van het Openbaar Ministerie, dat (met
uitzondering van de poging moord) heeft geconcludeerd tot
bewezenverklaring van bijna alle feiten. Uit de brede waaier van
verwijten die het Openbaar Ministerie aan verdachten heeft
voorgehouden heeft de rechtbank moeten kiezen. Per verdachte heeft de
rechtbank moeten beoordelen of alle gemaakte verwijten bewezen kunnen
worden. De conclusie moet zijn dat dit niet het geval is. In algemene
zin gesproken komt het er op neer dat naar het oordeel van de
rechtbank bijvoorbeeld niet gezegd kan worden dat alle verdachten door
op 10 februari mee te gaan naar Den Haag zonder meer mede
verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het feit dat er iemand is
gestoken, of dat er brand is gesticht in het ADO honk.
Eén en ander betekent dat een groot deel van de verdachten van een
aanzienlijk deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken,
en - in zijn algemeenheid gesproken - kan dat in voor de verdachte
gunstige zin zijn weerslag hebben op de op te leggen straf.
Tegenover de vrijspraak van een deel van de tenlastelegging staat
echter de ernst van de bewezen verklaarde feiten, waarover de
rechtbank het volgende overweegt.
Wie de behandeling ter terechtzitting heeft bijgewoond, heeft kennis
kunnen nemen van de schriftelijke slachtofferverklaringen van degenen
die op 10 februari nietsvermoedend in het ADO honk een kaartje legden
of wat aan het tafeltennissen waren. Na een ontploffing voor de deur
stormde een aantal mensen het honk binnen en werden de aanwezigen
afgetuigd met knuppels en allerlei andere slagvoorwerpen, werden
rookpotten ontstoken en werd er brand gesticht. Binnen enkele seconden
ontstond een chaos van rook, vuur en geweld, waarbij uiteindelijk ook
nog een slachtoffer is gestoken. De rechtbank kan zich de gevoelens
van doodsangst die sommige slachtoffers hebben gehad goed voorstellen.
Wie onder de geschetste omstandigheden een kast in vlucht, wetende dat
er binnen brand woedt, en dan de rook onder de deur door ziet komen,
denkt dat zijn laatste uur geslagen heeft. Ook de aanblik van andere
slachtoffers, liggend op de grond, onder het bloed, is een
traumatische ervaring.
Het georganiseerde karakter van de gebeurtenissen - hierover is al het
één en ander opgemerkt bij de bespreking van de criminele
organisatie - vormt in het kader van de ernst van de feiten een
strafverzwarende factor.
De feiten kunnen moeilijk anders worden gekwalificeerd dan als een tot
op de primitiefste menselijke gevoelens teruggaande agressieve â en
gelet op het enorme overwicht aan Ajax-supporters â laffe daad. De
vraag waartoe dit alles heeft moeten dienen, roept slechts een ijzige
stilte op.
Bij de bepaling van de strafmaat is door de rechtbank rekening
gehouden met de omstandigheid dat een verdachte binnen of bijna binnen
is geweest en op enigerlei wijze is betrokken bij wat binnen is
gebeurd.
Een aparte categorie vormt de eerder genoemde groep verdachten ten
aanzien van wie het medeplegen van brandstichting wordt bewezen
geacht. Het betreft de verdachten Chiquinho M., Rafael S., Marlon S.
en Robin T. Bij deze verdachten is bij de strafbepaling onder meer
rekening gehouden met het buitengewoon ernstige karakter van dit feit.
De verdachte André S. heeft naar het oordeel van de rechtbank een
organiserende rol gespeeld bij de actie van 10 februari. De verdachte
Johannes K. is naar het oordeel van de rechtbank degene geweest die
het startsein tot de aanval heeft gegeven door een vuurwerkbom of iets
dergelijk te gooien. Zowel de organiserende rol van S., als de
significante rol van K. wordt hen door de rechtbank zwaar aangerekend.
Straffen en maatregelen
Dan de op te leggen straffen. Aan iedere verdachte wordt een deels
onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, en bij iedere verdachte
worden daaraan twee voorwaarden verbonden, te weten verplicht
Reclasseringstoezicht en een stadionverbod, met als uitzonderingen
Gerrit L., die geen Reclasseringstoezicht krijgt opgelegd, en Edinho
N, die geen stadionverbod krijgt opgelegd. De verdachte Chiquinho M.
wordt afgedaan volgens de regels van het minderjarigenstrafrecht, en
krijgt naast het stadionverbod als bijzondere voorwaarde opgelegd
begeleiding door de Jeugdreclassering, ook als dat een behandeling bij
de Waag inhoudt. Alle verdachten krijgen een proeftijd opgelegd voor
een periode van 2 jaar.
1. Aan de verdachte Chiquinho M. wordt als straf opgelegd een
jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk.
2. Aan de verdachte Rafael S. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 30 maanden, waarvan 10 voorwaardelijk.
3. Aan de verdachte Marlon S. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 30 maanden, waarvan 15 voorwaardelijk.
4. Aan de verdachte Jaider V. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk.
5. Aan de verdachte Edinho N. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk.
6. Aan de verdachte Kilian B. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk.
7. Aan de verdachte Sander K. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk.
8. Aan de verdachte Gerrit L. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 15 maanden, waarvan 5 voorwaardelijk
9. Aan de verdachte Willem N. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk.
10. Aan de verdachte Jeroen de S. wordt opgelegd een gevangenisstraf
voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk.
11. Aan de verdachte Tjerry S. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk.
12. Aan de verdachte Robin T. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk.
13. Aan de verdachte Sander van S. wordt opgelegd een gevangenisstraf
voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk
14. Aan de verdachte André S. wordt opgelegd een gevangenisstraf voor
de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk
15. Aan de verdachte Johannes K. wordt opgelegd een gevangenisstraf
voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen is het
oordeel van de rechtbank dat deze deels voor toewijzing vatbaar zijn,
en voor het overige niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De
rechtbank volstaat er in het kader van deze uitspraak mee om aan te
geven voor welke bedragen de vorderingen worden toegewezen, en
verwijst voor het overige op dit punt naar de schriftelijke vonnissen.
De vorderingen van en worden tot een bedrag van â¬
2.000,- toegewezen, die van , , , en
voor ⬠1.500,-. De vorderingen van , , worden
toegewezen tot een bedrag van ⬠1.000,- , en die van ADO Den Haag
N.V. voor een bedrag van ⬠307, 61. Voor zover de vorderingen worden
toegewezen, geschiedt dat hoofdelijk. Tevens wordt daarbij de
schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voor het overige worden de
benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
LJ Nummers
AY1432
AY1699
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 6 juli 2006
Gerechtelijke organisatie