Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake voortgang uitvoering motie-Herben/Szabó corruptiebestrijding

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Mensenrechten Vredesopbouw en Goed Bestuur Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |12 juli 2006                        |Behand|Mette Gonggrijp      |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DMV/VG-359/06                       |Telefo|070 348 4821         |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/2                                 |Fax   |                     |
|Bijlag|                                    |mette.gonggrijp@minbuza.nl   |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Voortgang uitvoering                |                             |
|t     |motie-Herben/Szabó over             |                             |
|      |corruptiebestrijding                |                             |
Graag informeer ik u hierbij over de voortgang van de uitvoering van de motie van de leden Herben en Szabó (29237 nr. 44) waarin de regering wordt gevraagd zich in internationaal verband in te zetten voor de opstelling van "een zwarte lijst van corrupte ontwikkelingslanden die worden uitgesloten van bepaalde vormen van ontwikkelingshulp". Deze motie werd ingediend tijdens het Verslag Algemeen Overleg (VAO) over Kenia van 18 april jongstleden.

Uitgangspunt hierbij vormt voor mij het rapport van het lid van het Europees Parlement de heer Max van den Berg van 27 februari 2006 (A6-0048/2006), dat tijdens het VAO ook al zijdelings aan de orde is gekomen. Dit rapport bevat een aantal belangrijke aanbevelingen voor de ontwikkeling van een Europese strategie ter bestrijding van corruptie in ontwikkelingslanden. Zo wordt onder andere gepleit voor een holistische benadering bij capaciteitsopbouw, inclusief de versterking van de maatschappelijke roep om verandering (rol van de media, en van het maatschappelijk middenveld) en op het belang van ex ante risicoanalyses bij besteding van ontwikkelingsgelden. Ook roept het rapport op tot een actief beleid van de EU-lidstaten ter bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren door in de Europese Unie gevestigde bedrijven.

Als uiterste sanctiemiddel wordt in het rapport ook het van hulp uitsluiten van corrupte regeringen genoemd. Meer specifiek wordt in het rapport aangedrongen op het opstellen van een zwarte lijst van corrupte regimes of regeringsvertegenwoordigers om deze uit te sluiten van leningen door banken.

Omdat dit rapport met een overweldigende meerderheid is aangenomen in het Europees Parlement en aangezien de aanbevelingen gericht zijn op de Commissie en de lidstaten, meen ik dat het voor de hand ligt om mij bij de uitvoering van de motie op de EU te richten, als forum om de discussie verder te brengen. Hiertoe heb ik onlangs zowel aan het Finse Voorzitterschap als aan de Europees Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp Louis Michel een brief gestuurd waarin ik aandacht vraag voor de aanbevelingen van het rapport en tevens vraag hoe hieraan opvolging zal worden gegeven.

In mijn brieven heb ik verwezen naar de het belang dat de Kamer hecht aan het instrument van een zwarte lijst. Ik heb ook aangegeven dat ik me realiseer dat de betreffende materie complex is. Tenslotte heb ik erop aangedrongen dat de Raad en de Commissie zich in de komende tijd wijden aan bespreking van deze actuele vraagstukken. De Europese Commissie zal binnenkort een mededeling uitbrengen over dit onderwerp en ik heb Commissaris Michel dan ook gevraagd in die mededeling uitdrukkelijk in te gaan op de verschillende aanbevelingen uit het rapport-Van den Berg.

Ik zal de ontwikkelingen binnen de EU nauwlettend volgen en u op de hoogte houden van het vervolg van de besprekingen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


---- --