Gezondheidsraad


Hydrogen sulphide (zwavelwaterstof)

Vraagstelling

Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie WGD van de Gezondheidsraad gezondheidskundige advieswaarden af voor stoffen in lucht waaraan mensen beroepsmatig blootgesteld kunnen worden. Deze aanbevelingen vormen de eerste stap in een drietrapsprocedure die moet leiden tot wettelijke grenswaarden, aangeduid als maximaal aanvaarde concentraties (MAC-waarden). Het voorliggende rapport is samengesteld in samenwerking met de Nordic Expert Group for criteria Documentation of Health Risks from Chemicals (NEG). In 2001 werd al gezamenlijk gepubliceerd over de gevolgen van beroepsmatige blootstelling aan zwavelwaterstof voor de gezondheid. Dat rapport verscheen in Zweden in 2001 (Arbete och Hälsa 2001:14). Het is nu in zijn geheel opgenomen in deel 2 van het huidige document. Deel 1 geeft een overzicht van de kennis over de meest relevante gevolgen van blootstelling aan zwavelwaterstof en bevat een gezondheidskundige evaluatie van deze stof. De conclusies van de commissie zijn gebaseerd op wetenschappelijke publicaties die vóór augustus 2004 zijn verschenen.

Fysische en chemische eigenschappen

Zwavelwaterstof is een kleurloos gas met een sterke geur van rotte eieren (geurdrempel is 0.18 mg/m3). Het smeltpunt bedraagt -85.5^oC en het kookpunt -60.7^oC. De oplosbaarheid in water en ether is respectievelijk 0.4 en 2.1% (w/w). Zwavelwaterstof heeft een relatieve dichtheid van 1.19 en een dampspanning van 2026 kPa. De verbinding is brandbaar en explosief in de lucht.
Grote hoeveelheden zwavelwaterstof worden gebruikt bij de productie van zwaar water. Zwavelwaterstof wordt daarnaast gevormd bij processen waarbij zwavel of zwavelverbindingen worden gebruikt in combinatie met organische oplosmiddelen en hoge temperaturen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de petro- chemische industrie, in cokesovens, in de viscoserayonindustrie en in looierijen.

Methoden voor monitoring

De belangrijkste meetmethode maakt gebruik van filters die geïmpregneerd zijn met zilvernitraat. Het ontstane zilversulfide, opgelost in een cyanide oplossing, kan worden geanalyseerd met een polarografische methode (detectie limit is 0.6 mg/m3). H S kan ook worden geanalyseerd met behulp van een gaschromatograaf met een vlam ionisatie detector (GC-FID) of een vlam fotometrische detector (GC-FPD) of een vlam fotometrische detector (GC-FED).

Huidige grenswaarden

De huidige MAC-waarde (maximaal aanvaarde concentratie) (8 uur tgg) in

Nederland is 10 ppm (14 mg/m3). Ook in Denemarken, Finland, Duitsland, IJsland, Noorwegen en de USA (ACGIH) is een grenswaarde van 10 ppm (14 mg/m3) van kracht. In Finland is daarnaast ook een 15 minuten grenswaarde van 21 mg/m3 aangeraden. Het Verenigd Koninkrijk heeft een grenswaarde (gerekend over 8 uur) van 5 ppm (7 mg/m3) afgeleid en hanteert een STEL van 10 ppm (14 mg/m3).
Een plafondwaarde (ceiling) van 15 ppm (21 mg/m3) is geldig in IJsland en Zweden. In de VS, wordt door NIOSH een plafondwaarde van 10 ppm (14 mg/m3) geadviseerd, en door OSHA een van 20 ppm (28 mg/m3), met een 10 minuten grenswaarde van 50 ppm (70 mg/m3).

Kinetiek

De opname van H S geschiedt voornamelijk via inademing. Na blootstelling, worden in ratten en muizen oplopende sulfide concentraties gemeten in de longen, de nieren, het luchtweg epitheel en in de hersenen. H S wordt gemetaboliseerd tot (thio)sulfaat en uitgescheiden via urine.

Effecten

Bij mensen
Blootstelling aan H S-gas lijkt bij mensen irritatie van de ogen te veroorzaken. In de viscoserayonindustrie worden effecten op de ogen al waargenomen bij concentraties lager dan 28 mg/m3 (20 ppm). Er is dan echter gelijktijdige blootstelling met CS .
De belangrijkste effecten die worden gerapporteerd na korte blootstelling aan H S bij mensen zijn longfunctieschade en neurologische (gedrag)veranderingen. De gegevens zijn echter beperkt. Acute effecten na hoge blootstelling zijn long-oedeem (vanaf 700 mg/m3) en flauwvallen. In mensen met astma zijn geen aanwijzingen gevonden voor significante effecten op de luchtwegen na bloot-stelling aan 2.8 mg/m3 (2 ppm) H S gedurende 30 minuten. Gezonde proef-personen vertoonden na blootstelling aan 14 mg/m3 (10 ppm) H S gedurende 15 minuten geen significante veranderingen in de longfunctie. Deze proefpersonen waren echter alleen via de mond blootgesteld aan H S.
Over de effecten van langdurige blootstelling is gerapporteerd in een onderzoek bij medewerkers van een pulpfabriek. Daar werd een verhoogde kans op sterfte als gevolg van hart en vaat ziekten waargenomen na gecombineerde blootstelling aan H S en organische zwavelverbindingen. Blootstellingsmetingen zijn echter niet verricht. Ook wordt een verminderd reukvermogen gerapporteerd na langdurige blootstelling

Bij proefdieren
Blootstelling aan 140-420 mg/m3 (100-300 ppm) H S gedurende enige uren leidt bij proefdieren tot oogirritatie en irritatie van de slijmvliezen, keel en neusholte. De inhalatoire concentatie waarbij 50% van de blootgestelde ratten sterft is 617-691 mg/m3 (~500 ppm). Daarbij worden cytotoxiciteit in de longen en longoedeem geconstateerd. Verder blijken na kortdurende blootstelling aan hoge concentraties de neurotransmitterconcentraties in delen van de hersenstam verhoogd.
In knaagdieren die zijn blootgesteld aan 25-100 ppm H S (35-140 mg/m3), is de cerebrale cytochroom oxidase activiteit verlaagd. De L-glutamaat niveaus in de hippocampus zijn verhoogd. Daarnaast zijn veranderingen in EEG, beschadigingen aan het slijmvlies en hartritmestoornissen waargenomen. Studies met ratten laten gedragseffecten zien na blootstelling aan 112 mg/m3 en hoger. Effecten op de neusslijmvliezen worden zichtbaar in ratten na blootstelling aan 30 ppm H S (42 mg/m3) per dag (70-90 dagen). Daarnaast zijn effecten waargenomen op het bronchiale epitheel (hypertrofie en hyperplasie) van ratten na blootstelling gedurende 90 dagen. De NOAEL bedroeg 14 mg/m3 (10 ppm).
Genotoxische effecten zijn niet gemeld in de literatuur. Andere effecten na langdurige blootstelling zijn niet onderzocht. Daarnaast worden geen effecten op de reproductie gemeld in ratten na blootstelling aan H S (14, 42 and 112 mg/m3). In dezelfde studie is ook geen verandering geconstateerd in de groei, de ontwikkeling en het gedrag van pups.

Evaluatie en advies

De gegevens over de gevolgen van acute blootstelling aan H S voor mensen zijn beperkt. Er zijn enkele individuele gevallen beschreven waarin acute hoge blootstelling (aan concentraties hoger dan 1400 mg/m3) leidde tot haperen van de ademhaling. Er zijn geen aanwijzingen dat in mensen met astma blootstelling aan 2.8 mg/m3 H S (2 ppm) gedurende 30 minuten kan resulteren in significante effecten op de demhaling. Inhalatoire blootstelling gedurende 15 minuten (aan 14 mg/m3, 10 ppm) via alleen de mond, veroorzaakte bij gezonde vrijwilligers geen veranderingen in de longfunctie. Uit dierexperimenteel onderzoek blijkt dat kortdurende blootstelling aan H S in proefdieren de cytochroom oxidase activiteit in de longen remt, en lokale irritatie van de ogen en keel veroorzaakt. De commissie is van mening dat de gegevens over de effecten na kortdurende blootstelling geen aanleiding zijn voor het vaststellen van een gezondheidskundige advieswaarde voor blootstelling gedurende 15 minuten (STEL).
De gegevens over de gevolgen van langdurige blootstelling van mensen aan H2S zijn schaars. Langdurige blootstelling aan 1-5.6 mg/m3 H S bleek oogirritatie bij medewerkers in de viscoserayonindustrie te veroorzaken. Er wordt echter esuggereerd dat deze effecten het gevolg zijn van een gecombineerde blootstelling van H S en CS . Er zijn geen gegevens over de gevolgen van blootstelling aan alleen H2S bij concentraties lager dan 28 mg/m3.
In ratten veroorzaakt blootstelling gedurende 10 weken (6 uur per dag, 7 dagen per week) aan H S weefselschade in de neus (neuronen verlies en basale cel hyperplasie) en schade aan het bronchiale epitheel. De NOAEL is 14 mg/m3. De commissie beschouwt dit als het kritische effect voor blootstelling aan H S.
Bij het vaststellen van de gezondheidskundige advieswaarde houdt de commissie rekening met verschillende onzekerheden. Omdat er sprake is van een lokaal effect, meent de commissie dat het niet nodig is te compenseren voor de verschillen tussen proefdier en mens (zogenaamde interspecies variatie). Om te compenseren voor (1) de verschillen in blootstellingduur (van subchronisch in het dierexperiment naar chronische beroepsmatige blootstelling) en (2) de beperkte gegevens over de pathologie, stelt de commissie een factor 2 voor. Tot slot hanteert de commissie een onzekerheidsfactor van 3, om te compenseren voor de interindividuele verschillen.
Uitgaande van een NOAEL van 14 mg/m3, en gebruikmakend van een onzekerheidsfactor van 6, beveelt de commissie een gezondheidskundige advieswaarde aan voor H S van 2.3 mg/m3 gedurende 8 uur (~1.6 ppm), om op die manier de lange termijn effecten van blootstelling aan zwavelwaterstof op de werkplek te voorkomen.

Gezondheidskundige advieswaarde

De commissie beveelt een gezondheidskundige advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling voor H S aan van 2.3 mg/m3 (~1.6 ppm), gemiddeld over een acht urige werkdag (tgg 8 uur).

13 juli 2006

---