Gemeente Utrecht


2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
63 Vragen van de heer M Çavusoglu
(vragen binnengekomen op 19 juni 2006
en antwoorden van het college verzonden op 12 juli 2006)


Vorige week is veel ophef ontstaan over publicaties van uitkomsten van een onderzoek van het bureau Motivaction. Het onderzoek werd uitgevoerd in Roermond. Roermond is een multiculturele stad waar veel allochtonen wonen. Uit het onderzoek bleek dat veel Nederlanders een grote afkeer hebben van allochtonen. Wij vinden de resultaten van het onderzoek schrikbarend.

Uit de Utrecht Monitor 2006 blijkt dat in totaal eenderde van de Utrechters allochtoon is. Inmiddels is de groep allochtone Utrechters die in Nederland is geboren (de tweede generatie), bijna even groot als de eerste generatie en zal deze binnenkort overtreffen.
In de monitor sociale infrastructuur 2006, 'de sociale staat van Utrecht', is ook gesignaleerd dat er groepen in de stad zijn waar het minder goed mee gaat en thema's die vragen om extra aandacht. Bevordering van ontmoeting en toenadering tussen verschillende bevolkingsgroepen is zo'n thema. Uit landelijk en lokaal onderzoek rijst een beeld op van verwijdering en verharding in plaats van prettig samenleven en goede onderlinge contacten.
GroenLinks maakt zich daar zorgen over en wil graag dat het college zich actief opstelt om verwijdering en verharding tegen te gaan en saamhorigheid te bevorderen. Dit leidt tot de volgende vragen:

1. Heeft het college kennis genomen van de publiciteit rondom de resultaten van het onderzoek van bureau Motivaction? Zo ja, baart u dit ook grote zorgen?


Ja,het onderzoek bevestigt onze zorg over racisme in onze samenleving. Voor ons is de meest opvallend onderzoeksconclusie dat meer Nederlanders zichzelf openlijk racistisch noemen.


2. Is het college het met GroenLinks eens dat alles gedaan moet worden om racisme (als ook grote afkeer van allochtonen) te bestrijden?


Ja, het college is van mening dat het bestrijden van racisme onderdeel moet uitmaken van het Utrechtse integratie en diversiteitbeleid. Dit beleid willen wij de komende periode aanscherpen. We willen bereiken dat alle inwoners van Utrecht erbij horen, elkaar ontmoeten en zich verbonden voelen met de samenleving en met elkaar. De diversiteit zal tot zijn recht komen niet door uitsluiting, maar door insluiting. Een effect zal moet zijn, dat er in Utrecht minder voedingsbodem is voor racisme.


3. Welke concrete maatregelen heeft het college tot nu toe genomen om racisme in Utrecht te bestrijden en 'grote afkeer van allochtonen' tegen te gaan?


Het gaat om een mix aan maatregelen. Zo ondersteunt de gemeente het Bureau Discriminatiezaken Utrecht (BDU). Het BDU registreert de klachten en zorgt voor een goede klachtenbehandeling. Daarbij geven zij voorlichting in de stad, trainen zij mensen in het omgaan met discriminatie, initiëren zij onderzoek naar achtergronden van discriminatie (bijvoorbeeld naar de welke problemen moslima's die een hoofddoek dragen ondervinden bij het vinden van een stageplaats) en geven zij beleidsadviezen (bijvoorbeeld ten aanzien van het bestrijden van discriminatie in het uitgaansleven).

Het deurbeleid, dat onderdeel uitmaakt van het Convenant Veilig Uitgaan in de Binnenstad, brengt klachten in beeld en werkt uit een aanpak uit. Het panel deurbeleid bestaat uit verschillende disciplines en richt zich in algemene zin op onterechte weigeringen aan de deur van de horeca. Panelleden zijn vertegenwoordigers van de gemeente, politie, Koninklijke Horeca Nederland en het Bureau Discriminatiezaken. Er zijn 12 horecagelegenheden aangesloten.


Daarnaast zijn er concrete preventieve projecten. In deze projecten is er veel aandacht voor het bespreken van overeenkomsten en verschillen, beelden en vooroordelen die de diverse bevolkingsgroepen over elkaar hebben en het voeren van dialoog met elkaar.

Voorbeelden: Iedere ouder telt, Intercultureel besturen, samen aan de bal, vertrouwenspersonen, de vreedzame school en de wereldschool.

Ook worden jaarlijks conferenties, debatten en bijeenkomsten georganiseerd over het omgaan met verschillen.


4. Kan het college een beeld schetsen van de stand van zaken op dit moment in Utrecht? Acht u de genomen maatregelen (zie vraag 3) voldoende of moet er, gezien de uitkomsten van het onderzoek, een schepje bovenop?


Aan de hand van drie bronnen volgen we de stand van zaken racisme in Utrecht: informatie van het Bureau Discriminatiezaken Utrecht, de NUP L&V'-enquête(2004) en de Jeugdmonitor Eersteklassers voortgezet onderwijs 2004/2005.


Wij achten de genomen concrete maatregelen voldoende. In het collegeprogramma geven we prioriteit aan het integratie- en diversiteitbeleid. In samenwerking met betrokken partijen wordt er momenteel een meerjarenprogramma ontwikkeld.


5. Is het college bereid nieuw/extra beleid te ontwikkelen om racisme en 'grote afkeer van allochtonen' echt tegen te gaan en uitingen hiervan te bestrijden?


Ja. Dit zal deel uit gaan maken van het nieuwe programma diversiteit en integratie.


6. Is het college bereid de ondernomen activiteiten en resultaten bij te houden en deze voor ieder zichtbaar te maken.


Ja, wij oriënteren ons momenteel op de mogelijkheden daarvoor. Over de uiteindelijke wijze en vorm zullen wij u bij de uitwerking van het programma diversiteit en integratie nader kunnen informeren.


---- --