MEMO/06/281
Brussel, 13 juli 2006
Regio's en steden voor groei en banen: een overzicht van de verordeningen
over het regionaal en cohesiebeleid voor de periode 2007-2013
Meer groei en banen in alle regio's en steden van de Europese Unie -
dat is de kernboodschap van het cohesiebeleid en de
cohesie-instrumenten voor de periode 2007-2013. In die periode zal de
EU via deze instrumenten een recordbedrag van 308 miljard euro (tegen
prijzen van 2004) investeren in projecten die de regionale groei en
nieuwe werkgelegenheid moeten bevorderen. 82% daarvan is bestemd voor
de convergentiedoelstelling, die ten goede komt aan de armste
lidstaten en regio's. Voor de overige regio's is er de doelstelling
regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, waarvoor rond 16%
van de middelen uit de structuurfondsen beschikbaar is om innovatie,
duurzame ontwikkeling, betere bereikbaarheid en opleidingsprojecten te
steunen. Tot slot is er nog 2,5% voor grensoverschrijdende,
transnationale en interregionale samenwerking in het kader van de
doelstelling Europese territoriale samenwerking. Het regionaal en
cohesiebeleid zal naar verwachting voor 10% extra groei zorgen in
regio's met een achterstand en daarmee voor 2,5 miljoen extra banen.
In vergelijking met de periode 2000-2006 is het beleid vooral op de
volgende punten veranderd:
* het regionaal en cohesiebeleid is duidelijker toegespitst op de
nieuwe agenda voor groei en werkgelegenheid en stimuleert dus dat
regionale en plaatselijke overheden meer verantwoordelijkheid voor
die agenda dragen;
* het regionaal en cohesiebeleid heeft een nieuwe, moderne structuur
gekregen, inclusief een strategischer aanpak;
* de uitvoering van het regionaal en cohesiebeleid wordt eenvoudiger
en efficiënter door onder meer de volgende maatregelen: het aantal
instrumenten wordt van zes tot drie beperkt; er wordt meer naar
'evenredigheid' gekeken waardoor de administratieve rompslomp
vermindert; het aantal programmeringsstappen wordt van drie tot
twee teruggebracht; in plaats van de communautaire zullen de
nationale subsidiabiliteitsregels van toepassing zijn; de
lidstaten en regio's moeten meer verantwoordelijkheid dragen voor
het beheer van de fondsen en hierbij meer transparantie
betrachten.
De communautaire strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid zijn
toegespitst op de doelstellingen van de EU-agenda voor groei en
werkgelegenheid. De basis voor deze richtsnoeren zijn de
structuurfondsenverordeningen, waarin gemeenschappelijke beheersregels
zijn vastgelegd. De lidstaten werken in dit verband nationale
strategische referentiekaders en nationale en regionale operationele
programma's uit waarin strategieën en actiegebieden worden aangewezen.
Deze kaders en programma's bepalen uiteindelijk welke projecten worden
geselecteerd en gefinancierd, waarbij de strategische follow-up en
selectie, controle en evaluatie van grote projecten door de nationale
en regionale overheden samen met de diensten van de Commissie worden
uitgevoerd.
Er zijn bepaalde bestedingsdoelen overeengekomen om de agenda voor
groei en werkgelegenheid te verwezenlijken: voor de
convergentiedoelstelling wordt beoogd om 60% en voor de doelstelling
regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid om 75% van de totale
beschikbare middelen te 'oormerken' voor acties ter ondersteuning van
bv. onderzoek en innovatie, de informatiemaatschappij en duurzame
ontwikkeling.
De structuurfondsenverordeningen 2007-2013
In de artikelen 158 tot en met 162 van het Verdrag tot oprichting van
de Europese Gemeenschap is vastgelegd dat de Unie een harmonische
ontwikkeling in de gehele Gemeenschap moet bevorderen en de
economische en sociale samenhang door verkleining van de verschillen
tussen de regio's moet versterken. De juridische basis voor de
instrumenten om dit in de periode 2007-2013 te bereiken, wordt gevormd
door een pakket van vijf verordeningen die in juli 2006 door de Raad
en het Europees Parlement zijn aangenomen:
* Een algemene verordening legt de gemeenschappelijke beginselen,
regels en normen vast voor de uitvoering van de drie
cohesie-instrumenten: het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het
Cohesiefonds. Op basis van het principe van gedeeld beheer tussen
de EU en de lidstaten en regio's legt de verordening een nieuwe
programmeringsprocedure vast, waarbij van de communautaire
strategische richtsnoeren voor het cohesiebeleid wordt uitgegaan,
alsmede gemeenschappelijke normen voor financieel beheer, toezicht
en evaluatie. Door de herziening van het uitvoeringssysteem zal
een eenvoudiger, evenredig en meer gedecentraliseerd beheer van de
structuurfondsen en het Cohesiefonds mogelijk zijn.
* In de verordening over het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO) zijn de rol en actiegebieden van dit fonds
vastgelegd, zoals de bevordering van openbare en particuliere
investeringen om de verschillen tussen de regio's van de EU te
verkleinen. Het EFRO zal overal in de EU steun verlenen voor
programma's voor regionale ontwikkeling, economische verandering,
verbetering van het concurrentievermogen en territoriale
samenwerking. Financieringsprioriteiten daarbij zijn onderzoek,
innovatie, milieubescherming en risicopreventie, maar ook
infrastructuurinvesteringen, met name in de minst ontwikkelde
regio's.
* Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zal in overeenstemming met de
Europese werkgelegenheidsstrategie worden geïmplementeerd en
daarbij vooral op vier gebieden gericht zijn: vergroting van het
aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven, verbetering van
de toegang tot en participatie op de arbeidsmarkt, verbetering van
de sociale integratie door de bestrijding van discriminatie en een
betere toegang tot de arbeidsmarkt voor kansarmen, en bevordering
van partnerschappen voor hervorming op het gebied van
werkgelegenheid en integratie.
* Het Cohesiefonds draagt bij aan de steunverlening op het gebied
van het milieu en de trans-Europese vervoersnetwerken. Het is
bestemd voor lidstaten met een bruto nationaal inkomen (BNI) dat
minder dan 90% van het EU-gemiddelde bedraagt, dus voor de nieuwe
lidstaten en Griekenland en Portugal. Bij wijze van
overgangsregeling komt ook Spanje voor steun uit het Cohesiefonds
in aanmerking. In de periode 2007-2013 zal het fonds samen met het
EFRO steun verlenen voor meerjarige, gedecentraliseerd beheerde
investeringsprogramma's, in plaats van voor individuele projecten
die telkens door de Commissie moeten worden goedgekeurd.
* De vijfde verordening betreft een nieuw rechtsinstrument, de
Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS). Doel
hierbij is de grensoverschrijdende, transnationale en/of
interregionale samenwerking tussen regionale en plaatselijke
overheden te vergemakkelijken. De EGTS bezit rechtspersoonlijkheid
voor de uitvoering van programma's voor territoriale samenwerking
op basis van een overeenkomst tussen de deelnemende nationale,
regionale, plaatselijke en andere overheden.
Doelstellingen, in aanmerking komende regio's en instrumenten
In de periode 2007-2013 zijn er voor het EFRO, het ESF en het
Cohesiefonds drie doelstellingen vastgesteld: convergentie (EFRO; ESF
en Cohesiefonds), regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid
(EFRO; ESF) en Europese territoriale samenwerking (EFRO). Regio's met
een regionaal BBP van minder dan 75% van het EU-gemiddelde komen voor
de convergentiedoelstelling in aanmerking, terwijl alle andere regio's
steun kunnen ontvangen uit de doelstelling regionaal
concurrentievermogen en werkgelegenheid. Wat de doelstelling Europese
territoriale samenwerking betreft, komen regio's in aanmerking die
grensoverschrijdend zijn of die transnationaal samenwerken. Dit is
geregeld in een besluit van de Commissie. De financiële middelen voor
de drie doelstellingen en de methode van toewijzing van deze middelen
zijn vastgesteld in de algemene verordening. De bedragen zijn in
prijzen van 2004 uitgedrukt. Hieronder volgt een overzicht van de
doelstellingen, in aanmerking komende regio's en toewijzingen:
* De convergentiedoelstelling is er op gericht groeibevorderende
omstandigheden en factoren te stimuleren om de minst ontwikkelde
lidstaten en regio's hun achterstand te laten inlopen. In de EU-27
komen 84 regio's in 17 lidstaten voor deze doelstelling in
aanmerking. Deze regio's hebben samen 154 miljoen inwoners en een
BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75% van het
EU-gemiddelde. Daarbij komen dan nog eens 16 regio's met een
'phasing-out'-status, met in totaal 16,4 miljoen inwoners, die een
BBP hebben dat door het statistisch effect van de grotere EU maar
net boven de drempel ligt. Voor de convergentiedoelstelling is
251,1 miljard euro beschikbaar, een bedrag dat overeenkomt met
81,5% van de totale middelen. Het wordt als volgt verdeeld: 189,6
miljard euro voor de convergentieregio's, waarvan 12,5 miljard
euro voor de regio's met 'phasing-out'-status, en 61,6 miljard
euro voor het Cohesiefonds waaruit 15 lidstaten steun ontvangen.
* De doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid
beoogt het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van en de
werkgelegenheid in regio's die niet voor de
convergentiedoelstelling in aanmerking komen door een tweeledige
aanpak te verbeteren. Ten eerste zijn er ontwikkelingsprogramma's
opgesteld om de regio's te helpen op economische veranderingen te
anticiperen en deze te stimuleren door innovatie en bevordering
van de kennismaatschappij, ondernemerschap, milieubescherming en
een betere bereikbaarheid. Ten tweede zal voor meer en betere
banen worden gezorgd door aanpassing van het arbeidspotentieel en
investeringen in menselijk kapitaal. In de EU-27 zullen in totaal
168 regio's, met 314 miljoen inwoners, voor deze doelstelling in
aanmerking komen. Hiervan zijn er 13 regio's, met in totaal 19
miljoen inwoners, die een 'phasing-in'-status hebben en die als
vroegere regio's van doelstelling 1 in aanmerking komen voor
speciale steun. Het bedrag van 49,1 miljard euro - waarvan 10,4
miljard is bestemd voor de regio's met 'phasing-in'-status - komt
overeen met iets minder dan 16% van de totale middelen. Deze
doelstelling betreft regio's in 19 lidstaten.
* De doelstelling Europese territoriale samenwerking beoogt een
intensievere grensoverschrijdende samenwerking via gezamenlijke
initiatieven op plaatselijk en regionaal niveau, meer
transnationale samenwerking om een geïntegreerde territoriale
ontwikkeling tot stand te brengen, en een betere interregionale
samenwerking en uitwisseling van ervaringen. 181,7 miljoen mensen
wonen in grensoverschrijdende regio's (37,5% van de totale
bevolking van de EU), terwijl alle regio's en burgers van de EU
onder een van de huidige 13 transnationale samenwerkingsgebieden
vallen. Voor deze doelstelling is 7,75 miljard euro uitgetrokken
(2,5% van de totale middelen). Dit bedrag wordt als volgt
verdeeld: 5,57 miljard voor grensoverschrijdende samenwerking,
1,58 miljard voor transnationale samenwerking en 392 miljoen voor
interregionale samenwerking.
De toespitsing van de cohesie-instrumenten op prioriteiten
De algemene verordening zorgt ervoor dat de cohesie-uitgaven op
gemeenschappelijke vraagstukken kunnen worden toegespitst. Bij de
zogenaamde 'oormerking' moeten de lidstaten middelen toewijzen voor
categorieën die uit de hernieuwde Lissabonstrategie voor groei en
werkgelegenheid voortvloeien. Deze categorieën betreffen prioriteiten
als onderzoek en technologische ontwikkeling, innovatie en
ondernemerschap, de informatiemaatschappij, vervoer (voor de
convergentieregio's), energie, inclusief hernieuwbare energiebronnen,
milieubescherming en aspecten van het beleid inzake menselijke
hulpbronnen en arbeidsmarkt. Van de middelen voor de
convergentieregio's moet 60% voor uitgaven voor deze prioriteiten zijn
bestemd en van de middelen voor regio's die onder de doelstelling
regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid vallen, 75%. De
bepalingen gelden alleen voor de EU-15 en niet voor de nieuwe
lidstaten.
Nieuwe instrumenten van het regionaal beleid en financiële
instrumentering
Drie nieuwe instrumenten voor het regionaal beleid zullen de lidstaten
en regio's in de periode 2007-2013 helpen een gezond en doeltreffend
financieel beheer te voeren en beter gebruik te maken van de
financiële instrumenten. Door een nauwere samenwerking tussen de
Europese Commissie, de Europese Investeringsbank (EIB) en andere
financiële instellingen zal bij de nationale en regionale instellingen
meer capaciteit worden opgebouwd.
* JASPER (Joint Assistance in Supporting Projects in European
Regions) heeft tot doel de samenwerking tussen de Europese
Commissie, de EIB en de Europese Bank voor Wederopbouw en
Ontwikkeling te ontwikkelen, zodat zij hun deskundigheid kunnen
bundelen en de lidstaten en regio's bij de voorbereiding van grote
projecten kunnen bijstaan;
* JEREMIE (Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises)
is een initiatief van de Europese Commissie, de EIB en het
Europees Investeringsfonds om de toegang tot financiering voor
middelgrote, kleine en micro-ondernemingen in de regio's van de EU
te verbeteren;
* JESSICA (Joint European Support for Sustainable Investment in City
Areas) is een initiatief van de Europese Commissie, de EIB en de
Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa om duurzame investeringen
in steden te bevorderen.
Nadere informatie vindt u op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/regional_policy
Addenda:
1) Kaart van in aanmerking komende regio's, 2007-2013
2) Tabel van indicatieve financiële toewijzingen per lidstaat en per
doelstelling
European Union