Ministerie van Buitenlandse Zaken

Geannoteerde agenda voor de ECOFIN-Raad (begroting) van 14 juli 2006

Inleiding

De ECOFIN-Raad (begroting) zal op 14 juli 2006 bijeenkomen voor de eerste lezing van het Voorontwerp van de Begroting voor 2007 en aansluitend deze vaststellen als Ontwerpbegroting 2007. Er zijn twee ECOFIN-bijeenkomsten per jaar geheel gewijd aan de Europese begroting. De tweede, afsluitende is voorzien op 21 november as.

De agenda van de Raad op 14 juli a.s. luidt vooralsnog als volgt:


1. Voorbereiding en conciliatie met het Europees Parlement;
2. Bespreken Voorontwerp van de Begroting 2007 (VOB 2007);
3. Vaststellen Ontwerpbegroting in eerste lezing.

Hieronder wordt op deze onderwerpen ingegaan. Als bijlage is een cijfermatig overzicht opgenomen waarin het Voorontwerp van de Begroting voor het jaar 2007 wordt vergeleken met de begroting voor 2006. Ook is in de bijlage een overzicht opgenomen van de Financiële Perspectieven 2007-2013, aangepast aan de prijsontwikkeling. Tot slot is een overzicht van de uitputting van betalingskredieten (2003-2005) opgenomen.

Eerste jaar van de nieuwe Financiële Perspectieven (2007-2013) De begroting voor 2007 is de eerste onder de nieuwe Financiële Perspectieven. Na het akkoord hierover tijdens de Europese Raad in december, werd op 17 mei 2006 overeenstemming bereikt tussen Raad, Europees Parlement en Commissie over een nieuw Inter-institutioneel Akkoord, waarin de nieuwe Financiële Perspectieven (2007-2013) zijn vastgesteld.

Tijdige overeenstemming over het nieuwe Inter-institutionele Akkoord was van groot belang voor de begrotingsprocedure 2007. Op basis hiervan heeft de Commissie immers haar Voorontwerp kunnen presenteren. Desondanks is het Voorontwerp voor 2007 van de Commissie nog wel met een aantal onzekerheden omgeven. Zo is over een groot deel van de wetgevende voorstellen voor de (meerjaren)programma's nog geen akkoord bereikt.

De begroting 2007 is volgens de nieuwe Categorie-indeling opgesteld. Dit heeft de flexibiliteit van de begroting verhoogd omdat het aantal Categorieën is verminderd (Categorie 4, extern beleid is nu inclusief de oude Categorie pre-accessie) en het schot in Categorie 2, tussen de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling, is verdwenen.


1. Voorbereiding en conciliatie met het Europees Parlement

De Raad ontvangt traditiegetrouw een delegatie van het Europees Parlement (EP) voor de aanvang van zijn eerste lezing van het VOB 2007. Met dit overleg, de zogenaamde conciliatie over het VOB 2007, wordt getracht zoveel mogelijk geschilpunten tussen Raad en EP op voorhand op te lossen. Onderwerpen die tijdens dit overleg waarschijnlijk bovenal aan de orde zullen komen zijn de uitgaven voor Structuurfondsen, het landbouwbeleid en de visserij (Categorie 2), het extern beleid (Categorie 4), inclusief de middelen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, en de situatie ten aanzien van de administratieve uitgaven (Categorie 5).

Het Voorontwerp van de Begroting 2007


2.1 Totale uitgaven

De totale omvang van de vastleggingskredieten (maximum niveau voor de nieuwe financiële verplichtingen die de EU in 2007 mag aangaan) in het Voorontwerp bedraagt 126,8 mld euro, ofwel 1,08% EU-BNI. Dat impliceert een stijging van 5,5 mld euro ten opzichte van 2006, ofwel 4,6%. De omvang van de betalingskredieten (gelden voor betalingen in 2007) begroot de Commissie op 116,4 mld euro (=0,99% EU-BNI), een toename van 4,3 mld euro ofwel 3,9%. De toename komt vrijwel geheel voor rekening voor Categorie 1b, de cohesiefondsen (+ 6 mld), want behoudens landbouw en plattelandsontwikkeling Cat 2 (+ 244 mln) en burgerschap (Cat 3b, +55 mln) dalen de betalingskredieten bij de overige Categorieën. Dit is geheel in lijn met wat in een eerste jaar onder de nieuwe meerjarenbegroting verwacht kan worden; nieuwe programma's leiden in de opstartfase tot minder betalingen omdat verplichtingen niet altijd direct betalingen tot gevolg hebben. Ten opzichte van de nieuw geldende Financiële Perspectieven bestaat een marge van 1,6 miljard euro bij de vastleggingen en bij de betalingskredieten een marge van 7,4 miljard euro.

Nederlandse inzet
Nederland is van mening dat de Commissie behoedzaam doch realistisch dient te ramen. Een stijging van bijna 4% in betalingen is vanuit dat perspectief te hoog voor een eerste programmeringjaar. Voorkomen moet worden dat, net als in de eerste helft van de afgelopen FP-periode (2000-2006), grote overschotten ontstaan. Hoewel de Commissie de afgelopen jaren op dit punt zeker verbetering heeft laten zien, blijft zij de benodigde betalingskredieten in haar Voorontwerp ieder jaar te hoog inschatten. Ook met betrekking tot de lopende begroting 2006 heeft de Commissie reeds begin juni jl. aangegeven weer een overschot te verwachten.

2.2 Agentschappen

De groei van de agentschappen in algemene zin blijft een punt van zorg, niet alleen voor Nederland en andere lidstaten, maar ook voor het Europees Parlement. Zaten in de oude categorie-indeling de meeste agentschappen nog in Categorie 3 (intern beleid), nu zijn de agentschappen verdeeld over de diverse categorieën waardoor het totaaloverzicht ontbreekt. De meeste agentschappen vragen net als in voorgaande jaren een flinke stijging van hun begroting. Deze stijgingen worden niet alleen verzocht in verband met de kosten van de Uitbreiding, veelal bepleit men ook in algemene zin de noodzaak om bestaand beleid te intensiveren met nieuwe staf en extra ondersteunende uitgaven (huisvestingskosten, ICT-apparatuur, beveiliging, etc.). Hierdoor ontstaan overigens ook grote verschillen in kostenstructuur (relatie aantal werknemers en het te voeren beleid).

Nederlandse inzet

Nederland zou graag een integrale benadering zien van de agentschappen waarin alle kostenstijgingen op een rijtje worden gezet en waarbij extra kosten als gevolg van de uitbreiding duidelijk worden gescheiden van andere wensen. Gezien de druk van de agentschappen op de beleidsmiddelen in de diverse categorieën en onduidelijkheden bij de onderbouwing van de verschillende claims, wenst Nederland een restrictieve benadering ervan.

2.3 De begroting per Categorie van de Financiële Perspectieven

2.3.1.1 Categorie 1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

In deze nieuwe Categorie waarin de belangrijkste "Lissabon" prioriteiten zijn ondergebracht, wordt door de Commissie voorgesteld om een bedrag van 8,791 mld euro aan vastleggingskredieten beschikbaar te stellen, een stijging van 11,5% ten opzichte van 2006. Dit bedrag is 121,9 mln euro onder het sub-plafond van Categorie 1a.

Welvaart en Lissabon
De nieuwe begrotingsindeling sluit beter aan bij de vier politieke prioriteiten van de nieuwe Commissie, welvaart, solidariteit, veiligheid en externe gerichtheid. De eerste doelstelling moet vooral gerealiseerd worden met beleidsmiddelen uit de nieuwe Categorie 1, met de nadruk op de Lissabondoelstellingen in Categorie 1a.

De programma's die de Lissabonstrategie moeten dragen zijn samengevat in het nieuwe Concurrentie en Innovatieprogramma (CIP), trans-europese netwerken voor energie en transport (TENs), het 7e kaderprogramma Onderzoek en Levenlang leren.

Als onderdeel van het CIP steunt Nederland de nieuwe Commissiebenadering voor betere regelgeving, waarbij de gevolgen van regelgeving op het concurrentievermogen van Europese bedrijven onder de loep worden genomen. Budgettair gezien vindt de Lissabonstrategie de grootste weerslag in het nieuwe 7e kaderprogramma, waar de vastleggingskredieten ten opzichte van 2006 worden verhoogd tot 5,486 mld. euro (+180 mln).

Binnen energie en transport gaat in 2007 853 mln naar de Trans-europese netwerken (TENs). Voor het nieuwe onderwijsprogramma - Levenlang leren - stelt de Commissie in 2007 903,9 mln euro voor.

Ook de middelen voor de betrokken agentschappen zijn in deze Categorie ondergebracht. Het beslag van de agentschappen op deze categorie is 2,4%, bijna 208 mln euro, een stijging van 23,8% tov 2006.

Nederlandse inzet
Nederland onderschrijft al jaren de prioriteiten om Europa kennisintensiever te maken en is tevreden met de prominentere aandacht onder de nieuwe Financiële Perspectieven. Nederland onderschrijft de vertaling hiervan door de Commissie voor de begroting 2007.

Dit neemt niet weg dat wat Nederland betreft de totale marge van 121,9 miljoen verruimd kan worden. Voor 2007 is een grotere marge voor onvoorziene omstandigheden en nieuwe beleidsontwikkelingen gewenst. Om besparingen te realiseren zal Nederland onder andere kijken naar voortgezette programma's die tijdens de vorige FP-periode slechte uitputtingscijfers laten zien. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat 2007 het eerste jaar van de nieuwe programmeerperiode betreft en dat in deze opstartfase een reële schatting moet worden gemaakt van de mogelijk te committeren en daadwerkelijk uit te betalen bedragen.

2.3.1.2 Categorie 1b: Cohesie voor groei en werkgelegenheid

Het totale bedrag voor de structuur- en cohesiefondsen, die nu gezamenlijk onder deze categorie vallen, is 45,487 mld aan vastleggingen. Dat is een stijging van 14,8% ten opzichte van 2006.

De Commissie ontleent de voorgestelde bedragen aan de enveloppes voor de lidstaten zoals afgesproken in december 2005 en stelt voor om het volledig beschikbare plafond (in vastleggingen) van de Financiële Perspectieven in te zetten voor het cohesiebeleid. Dit is gebruikelijk omdat het gaat om meerjarenprogramma's die overeen gekomen worden met de lidstaten; deze overeenstemming dient derhalve zo spoedig mogelijk bereikt te worden.

Structuurfondsen

Het totaal beschikbare bedrag voor de structuurfondsen is 38,365 mln euro. In 2006 was dat nog 33,586 miljoen, met dien verstande dat in 2006 hierin ook nog middelen voor het EAGGF (landbouw) en het FIFG (visserij) bevonden; deze zijn verhuisd naar Categorie 2. De structuurfondsen worden nu verdeeld tussen het regionaal ontwikkelingsfonds (ERDF) en het sociaal fonds (ESF). De Commissie geeft aan voor het VOB een schatting van deze verdeling te hebben gemaakt op basis van historische gegevens omdat de verdeling afhankelijk is van de met de lidstaten overeen te komen programma's.

Bij de betalingskredieten stelt de Commissie een verhoging van ruim 4,6 mld voor ten opzichte van 2006, ofwel een stijging van 16,4%. De Commissie gaat er hierbij vanuit dat, net als zij dat voor 2005 en 2006 heeft gedaan, de betalingen voor de EU-15 in 2006 gemiddeld 95% van de gemiddelde jaarlijkse vastleggingstranches (jaarlijkse enveloppe voor de lidstaten) zullen bedragen. De Commissie voert hierop een korting van 4% door voor het feit dat er geen nieuwe committeringen meer voor deze lijnen worden gedaan. De betalingskredieten voor de nieuwe lidstaten nemen met 10% toe ten opzichte van 2006.

Het Cohesiefonds

De Commissie schrijft voor het Cohesiefonds 7,122 mld euro (+18,1%) aan vastleggingen in. In deze vastleggingen zijn ook de bedragen voor Roemenie en Bulgarije opgenomen, uitgaande van hun toetreding op 1 januari 2007. Samen met de andere nieuwe lidstaten leggen zij voor 70% beslag op dit fonds. Voor wat betreft de betalingen voorziet de Commissie een behoorlijke stijging (4,947 mld, +41,1%).

Nederlandse inzet

Nederland verwacht dat de voorgestelde verhoging van de betalingskredieten bij de structuurfondsen wederom te hoog is. De elk jaar door de Commissie aangekondigde verbeteringen in uitputtingsgraad zijn steeds bij lange na niet gehaald. Neerwaartse bijstellingen van de door de Commissie gevraagde betalingskredieten hebben in 2004 en 2005 niet geleid tot grote tekorten, integendeel, deze hebben mede bijgedragen aan hoge uitputtingscijfers. Daarbij komt dat realistisch gezien niet verwacht kan worden dat structuurfondsen-programma's die gestart worden onder de nieuwe Financiele Perspectieven, vanwege de gebruikelijke opstartproblemen, zullen resulteren in een hoog betalingsniveau. Betalingen in 2007 zullen dus bovenal betrekking hebben op vastleggingen uit de huidige periode 2000-2006. Nederland is derhalve van mening dat de Commissie de benodigde betalingskredieten te optimistisch heeft ingeschat; een stijging van 10% ten opzichte van 2006 (= 2,8 miljard euro) is naar de Nederlandse inschatting voldoende.

Nederland kan instemmen met het voorstel van de Commissie voor het Cohesiefonds voor vastleggingen van ruim 7 miljard euro. Voor wat betreft de betalingen verwacht Nederland dat de werkelijke stijging ten opzichte van 2006 minder robuust zal zijn en is een neerwaartse bijstelling mogelijk.

2.3.2 Categorie 2: landbouw en natuurbeheer

De Commissie stelt voor om in 2007 57,2 mld aan vastleggingkredieten beschikbaar te stellen voor deze nieuwe Categorie 2. Ten opzichte van 2006 betekent dit een toename van per saldo ruim 0,7 mld. euro, ofwel 1,2%. Afgezet tegen het plafond van 58,35 mld betekent dit een marge van 1,1 mld euro.

In deze voormalige landbouwcategorie (1) zijn de sub-plafonds tussen uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en plattelandsontwikkeling verdwenen, hetgeen de flexibiliteit aanzienlijk verhoogd heeft. De discussie over aanpassing van de sub-plafonds als gevolg van modulatie behoort nu tot het verleden. Verder zijn in deze Categorie de middelen voor visserij (ex-structuur- en externbeleid) en voor milieu (ex-intern beleid) toegevoegd.

De toename bij de uitgaven voor het GLB en directe betalingen wordt net als in voorgaande jaren voornamelijk veroorzaakt door de in 2003 en 2004 in gang gezette landbouwhervorming en de infasering van de nieuwe lidstaten, waardoor de (ontkoppelde) directe steunverlening per saldo met ongeveer 2,8 miljard euro toeneemt. De modulatie waarbij per saldo 984 mln directe steun aan de EU-15 verhuist naar plattelandsbeleid is hierin al verwerkt. Tegenover de stijging bij de directe steunverlening staat een afname bij de marktmaatregelen bij suiker (1.141 mln), katoen (945 mln) en zuivel (240 mln).

Voor het plattelandsbeleid stelt de Commissie voor om 12,371 mld euro uit te trekken. Dit is in overeenstemming met de gemaakte afspraken in december 2005, verhoogd met de eerder genoemde modulatie van 984 mln euor en een additionele transfer van 22 mln euro in verband met de katoenhervorming. De betalingskredieten komen op 10,898 mld euro. Hierbij gaat de Commissie uit van het vermoeden dat de EU-15 95% van het voor 2007 uitgetrokken bedrag zullen opnemen en neemt de Commissie voor de EU-10 een stijging op van 10%.

Nieuw in deze Categorie is het onderdeel visserij (887,6 mln). Onder de oude begrotingsindeling waren de begrotingsmiddelen voor dit beleidsterrein verdeeld over diverse Categorieën, zo waren de internationale visserijovereenkomsten terug te vinden bij het externe beleid. Laatstgenoemde post stijgt in de Commissievoorstellen met 6,7% tot 194 mln euro.

Tot slot het vierde beleidsterrein dat ondergebracht is in deze Categorie: milieu (240,6 mln, +34 mln (16,5%). Belangrijkste inzet voor 2007 is de start van het nieuwe LIFE+ programma (226 mln).

Nederlandse inzet

De traditionele Nota van Wijziging in het najaar van 2006 zal een duidelijker beeld geven van de werkelijke noodzakelijke middelen voor 2007. Op dat moment worden immers de landbouwuitgaven ramingen geactualiseerd aan de hand van de recente marktontwikkelingen en de euro/dollar koers.

Bij dit laatste, de euro/dollar koers, moet rekening gehouden worden met de variabiliteit van de euro/dollar koers. In het geval van een stijging van de koers zal een groter deel van de beschibare marge opgeëist worden. In het huidige voorstel heeft de Commissie, conform regelgeving, gerekend met een wisselkoers van 1 EUR = 1,20 USD, 1,7% lager dan de voor de begroting 2006 gebruikte koers (1 EUR = 1,22 USD). De huidige koers ligt rond de 1 EUR = 1,27 USD.

Nederland wil in eerste instantie de voorgestelde marge vergroten om additionele ruimte te creëren voor tegenvallers wegens onvoorziene omstandigheden. Nederland zal op basis van de Nota van Wijziging in het najaar bepalen of de marge definitief vergroot kan worden.

De voorgestelde vastleggingskredieten voor het plattelandsbeleid zijn wat Nederland betreft akkoord, maar de benodigde toename van de betalingskredieten kan naar het oordeel van Nederland lager ingeschat worden.

Nederland zou graag een betere onderbouwing zien van de gevraagde extra-middelen bij de visserijovereenkomsten. Zoniet, dan kan Nederland overeenkomstig voorgaande jaren in eerste lezing een korting steunen en naar aanleiding van de Najaarsnota opnieuw bezien of de gevraagde middelen noodzakelijk zijn.

2.3.4.1 Categorie 3a: vrijheid, veiligheid en recht

In deze nieuwe categorie stelt de Commissie voor om een bedrag van 571,3 mln aan vastleggingskredieten beschikbaar te stellen, een stijging van 4% tov 2006. Dit is 65,7 mln onder het sub-plafond van Categorie 3a.

De Commissie stelt voor om meer dan de helft van dit bedrag beschikbaar te stellen voor 'solidariteit en management van migratiestromen'. De middelen voor dit raamwerkprogramma worden vooral bepaald door drie fondsen; buitengrenzen (155 mln, nieuw), Europees vluchtelingensfonds (61,3 mln, ruim 10 mln extra) en het integratiefonds (65 mln, nieuw).

Opvallend in deze Categorie is de sterke toename van de middelen voor agentschappen die in deze categorie vallen. Voor Eurojust is dat in lijn met de toegenomen taken als gevolg van de prioritering (17 mln, +2,3 mln). Deze toename van zo'n 15% is nog steeds relatief bescheiden in vergelijking met andere agentschappen in deze categorie: voor buitengrenzen (+80%), voor grondrechten (+59,1%) en de Europese Politie-academie (EPC, +65,3%). Genoemde agentschappen bevinden zich nog in opbouwfase.

Nederlands inzet
Nederland hecht in deze nieuwe Categorie het meeste belang aan het buitengrenzenfonds, het terugkeerfonds en het programma cirminaliteitsbestrijding en - preventie. De door Nederland gewenste vergroting van de marge kan vooral gevonden worden door een bescheidener inzet van middelen voor het programma's en fondsen die wat Nederland betreft minder prioritair zijn, zoals het integratiefonds.

Voor Nederland is een goede opbouw van het agentschap voor buitengrenzen prioritair. Ook al bevinden de sterk groeiende agentschappen zich nog in de opbouwfase, dit laat onverlet dat de gevraagde budgetstijgingen kritisch tegen het licht moeten worden gehouden.

2.3.4.2 Categorie 3b: Burgerschap

De Commissie stelt voor om in de nieuwe Categorie burgerschap 603,1 mln euro aan vastleggingen in de begroting te schrijven. Hiermee resteert een marge van 32,9 mln. Voor wat betreft het niveau van betalingskredieten komt de Commissie op 679,6 mln, een stijging van 7,3% ten opzichte van 2006.

In deze categorie bevinden zich nu onder andere gezondheid en consumentenbescherming, cultuur en jeugd, media, communicatie en institutionele opbouw in Roemenië en Bulgarije. Laatsgenoemd programma is de sterkste groeier in deze categorie (+25% tot 87 mln euro).

Het programma voor cultuur stijgt fors, ondanks het feit dat het hier een eerste programmajaar betreft. De middelen voor de overige programma's nemen af ten opzichte van 2006 hetgeen niet ongebruikelijk is in een eerste begrotingsjaar onder de nieuwe Financiële Perspectieven.

Ook de twee agentschappen die in deze categorie vallen groeien sterk: voor ziektepreventie bedraagt het voorstel voor 2007 26,5 mln euro (+57,7%) en het agentschap voor voedselveiligheid in Parma breidt uit met 22,3% tot 57 mln.

Nederlandse inzet
Naast een mogelijke korting door de eerder beschreven lijn voor de agentschappen zou de marge vergroot kunnen worden door meer rekening te houden met het feit dat 2007 het eerste begrotingsjaar onder de nieuwe meerjarenbegroting is. Daarnaast kan gekort worden op programma's met een slechte uitputtingsgraad in de vorige FP-periode.

2.3.5 Categorie 4 Extern beleid

Voor het externe beleid van de Unie in 2006 stelt de Commissie voor om 6.702,5 mln aan vastleggingen in te zetten. Het sub-plafond voor 2007 is 6.578 mln. Indien de noodhulpreserve - van 234,5 mln - zoals afgesproken tijdens de IIA-onderhandelingen - wordt meegenomen (in het FP-plafond), resteert een marge van 110 mln.

In deze nieuwe categorie voor extern beleid zijn de middelen voor pre-accesie (voormalig categorie 7) samengevoegd met de middelen voor extern beleid. De algehele daling van 20% in deze categorie geeft derhalve een vertekend beeld; deze daling wordt veroorzaakt door de vermindering van pre-accessiefondsen van bijna 1,7 mld (-57,2%). De uitgaven aan extern beleid volgens de oude indeling, nemen niet af.

Categorie 4 is behoorlijk gereorganiseerd en de meeste aandacht in 2007 zal uitgaan naar de aanvang van de programma's onder de drie grote nieuwe instrumenten; voor pre-accesie (IPA), voor nabuurschap (ENPI) en voor ontwikkelingssamenwerking (DCECI). Deze worden aangevuld door een drietal specifieke instrumenten (voor Stabiliteit (IfS), humanitaire hulp en macro-steun) waarvan het stabiliteitsinstrument als zodanig nieuw is.

Veel begrotingslijnen laten grote stijgingen zien. Zo verdubbelen de middelen onder het stabiliteitsinstrument tot 246 mln en stijgt nabuurschapsinstrument (ENPI) met bijna 200 mln tot bijna 1,5 mld. Ook de middelen voor humanitaire hulp nemen toe (+29,5 mln).

Het ontwikkelingsinstrument (DCECI) neemt af, het betreft binnen dit instrument vooral de begrotingslijn voor Azië. Dit komt met name door het einde van de middelen die voor de Tsunami beschikbaar waren gesteld (2005/2006). Ook stelt de Commissie voor minder middelen voor Irak in te zetten dan in voorgaande jaren. Onder dit instrument wordt voor 2007 165 mln euro ingezet voor de ACS-landen (van het suikerprotocol) als hulp bij herstructuring die plaats moet vinden als gevolg van de EU-suikerhervorming. Voor het GBVB-budget stelt de Commissie voor om 159,2 mln euro in te zetten, een verhoging van 56,6 mln ten opzichte van 2006.

Nederlandse inzet
Het externe beleid is naar zijn aard bij uitstek gevoelig voor onvoorziene omstandigheden en crises zoals tijdens de vorige FP-periode bleek (Irak, Tsunami). Derhalve wil NL een ruimere marge. In de algemene Nederlandse inzet komen specifiek die programma's in aanmerking voor besparingen ten opzichte van het commissievoorstel die stijgingen hebben laten zien waarvan afgevraagd kan worden of deze in het eerste jaar van deze FP-periode reëel zijn en een relatief slechte track record hebben voor wat betreft hun uitputtingspercentage.

NL verwacht dat het voorgestelde budget voor het GBVB voldoende zal zijn om onder meer de eerste aanzet voor de geplande Kosovo missie te kunnen financieren.

2.3.6 Categorie 5 Administratieve uitgaven

Het sub-plafond voor deze categorie van uitgaven voor 2007 is 7,0 miljard. De Commissie laat met haar voorstel hieronder een marge van 112,7 mln. en komt op een stijging in deze categorie van 6% ten opzichte van de begroting 2006.

Nederlandse inzet
De centrale inzet van Nederland is een voldoende marge te behouden voor onvoorziene omstandigheden. Hiertoe zal Nederland onder andere bij de begrotingen van de commissie en de diverse instellingen kritisch kijken of de gevraagde extra middelen voor de uitbreiding ook daadwerkelijk daaraan besteed worden. Ook een horizontale besparing (van bijvoorbeeld minimaal 1%) lijkt mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan efficiency winsten door inter-institutionele samenwerking en beperking van de IT-aanvragen.

2.3.7 Categorie 6 Compensatie

Deze categorie is gehandhaafd bij de nieuwe Financiële Perspectieven in verband met de gemaakte afspraken met Bulgarije en Roemenië om de tijdelijke budgettaire compensatie onder te brengen. Deze compensatie bedoeld om de cash-flow positie van de begrotingen van de landen in kwestie te verbeteren (begrotingssteun) en als tijdelijk instrument ter financiering van controle aan buitengrenzen. Voorstel van de Commissie (444,6 mln vastleggingen) is conform de afspraken en de nieuwe FP's.

Nederlandse inzet
Nederland kan met dit onderdeel van het VOB 2007 akkoord gaan.


---- --