SHO: extra inspanning nodig om coördinatie te verbeteren

Utrecht 14 juli 2006 - De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) vinden het hoog tijd dat allen die verantwoordelijk zijn voor noodhulp: overheden, internationale instellingen en hulporganisaties een extra poging doen om de âdonorcoördinatieâ en de coördinatie in het veld te verbeteren. De SHO nemen de uitkomsten van het vandaag verschenen TEC-rapport over de hulpverlening door internationale organisaties na de tsunami bijzonder serieus. De aanbevelingen van TEC zullen een bijdrage leveren aan het continue proces van verbetering van de hulpverlening.

Bert Boer, voorzitter van de SHO: âHet is een goede zaak dat een internationaal samenwerkingsverband op zoân grote schaal de hulpverlening heeft geëvalueerd en onderzocht. Het goede nieuws is natuurlijk dat de Tsunamihulp voor het overgrote deel erg goed is verlopen. Allereerst natuurlijk dankzij de enorme solidariteit van vele tienduizenden burgers die bereid waren diep in de buidel te tasten. Gevreesde epidemieën bleven uit, de miljoenen overlevenden kregen snel de beschikking over schoon drinkwater, medische zorg, voedsel en onderdak in de vorm van tenten.â

Maar zegt Boer de hulp aan het Tsunamigebied had ook zijn zwakke kanten. âHet hardnekkigste mankement van de internationale hulpbranche is het schrijnende gebrek aan coördinatie. De SHO vinden het hoog tijd dat door allen die verantwoordelijk zijn voor noodhulp een extra inspanning wordt gedaan om de âdonorcoördinatieâ en de coördinatie in het veld te verbeteren. Een Keurmerk met Gedragscode voor Noodhulporganisaties kan een oplossing bieden. Naast strenge eisen op het gebied van transparantie, doelmatigheid en professionaliteit, zou zoân keurmerk vooral ook moeten garanderen dat organisaties meewerken aan afstemming en coördinatie.â

Ook andere kritiekpunten op de internationale hulporganisaties zoals genoemd in het TEC-rapport herkennen de SHO uit eigen ervaringen. Lokale organisaties en lokale structuren worden volgens TEC weggeduwd of onder de voet gelopen. De SHO werken voor het grootste gedeelte met die lokale organisaties. Zij kennen de taal en cultuur van het getroffen gebied en verlenen de eerste dagen levensreddende hulp nog voordat de buitenlandse organisaties arriveren. De lokale organisaties en mensen, zo blijkt uit het TEC-rapport, zijn zeer effectief in de noodhulpfase omdat zij als geen ander de contacten hebben met de bevolking en als geen ander kunnen bepalen waaraan behoefte is.

In het rapport wordt beweerd dat er te veel geld zou zijn geweest voor de hulpverlening na de tsunami. De SHO zijn van mening dat er bij uitzondering nu juist voldoende geld beschikbaar is zowel noodhulp te kunnen verlenen als wederopbouw. Het komt vaker voor dat er geld tekort is, zoals recent bij de aardbeving op Java, waar organisaties net de noodhulp kunnen verzorgen, maar geen middelen hebben voor de wederopbouw. Er is niet te veel geld, er zijn wel te veel organisaties. De SHO besteden, zo blijkt uit haar rapporten, gefaseerd en niet overhaast op basis van aanvragen door lokale organisaties.

De Samenwerkende Hulporganisaties zijn een samenwerkingsverband, dat bij grote crises aandacht vraagt en fondsen werft voor een rampsituatie. De SHO bestaan uit: Kerkinactie, Mensen in Nood/Cordaid, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Stichting Vluchteling, TEAR fund, Terre des Hommes en Unicef Nederland. Momenteel is Kerkinactie voorzitter van de SHO.