VluchtelingenWerk Nederland: Duidelijkheid vereist bij beoordeling
schrijnende gevallen
De speciale bevoegdheid die de minister toepast om mensen in
schrijnende situaties een verblijfsvergunning te geven, is in strijd
met het verbod op willekeur en met de eis van stelselmatigheid. Zo
luidde een recente uitspraak van de Amsterdamse rechtbank. Omdat er nu
geen beleid is opgesteld voor de inhoudelijke afhandeling van deze
zogenaamde 14/1-verzoeken, is volstrekt onduidelijk op welke gronden
aanvragen worden afgewezen.
Schrijvers van deze brieven hebben vaak geen idee waarom hun verzoek
is afgewezen. Hun afwijzing wordt vaak onvoldoende gemotiveerd. En
waarom krijgen mensen in schijnbaar vergelijkbare gevallen wel een
verblijfsvergunning op basis van schrijnendheid toegekend? Het
ontbreken van beleid zorgt voor verwarring en onrust.
VluchtelingenWerk Nederland is het eens met de minister dat er ruimte
moet zijn om in bijzondere gevallen af te wijken van de wet- en
regelgeving, de zogenoemde inherente afwijkingsbevoegheid. Maar de
groep mensen om wie het hier gaat is simpelweg te groot om te
behandelen zonder duidelijke criteria. Daar moet formeel, toetsbaar
beleid op worden gemaakt om willekeur te voorkomen.
VluchtelingenWerk Nederland pleit er al jaren voor dat mensen die
onder de oude vreemdelingenwet asiel hebben aangevraagd, een
verblijfsvergunning krijgen. `Door dit niet te doen, maar ondermeer te
kijken naar schrijnendheid op individuele basis, heeft de minister het
zichzelf buitengewoon moeilijk gemaakt om een echte oplossing te
vinden voor het probleem van de mensen die hier al zo lang zijn',
aldus Edwin Huizing, directeur VluchtelingenWerk Nederland.
Vluchtelingenwerk Nederland