KPN in kort geding tegen de Staat en de OPTA in deel van haar
vorderingen niet-ontvankelijk en vorderingen voor het overige
afgewezen
âs-Gravenhage, 25 juli 2006 â De voorzieningenrechter van de rechtbank
âs-Gravenhage heeft vandaag uitspraak gedaan in het kort geding dat
KPN had aangespannen tegen de Staat en de OPTA. Volgens KPN handelen
de Staat en de OPTA jegens haar onrechtmatig door haar anders te
behandelen dan de kabelmaatschappijen.
De voorzieningenrechter heeft KPN in een deel van haar vorderingen
niet-ontvankelijk verklaard en de vorderingen voor het overige
afgewezen.
KPN had onder meer gevorderd de Staat (met inbegrip van de NMa) en/of
OPTA te gebieden om te bewerkstelligen dat geen nieuwe besluiten
worden genomen, regelgeving wordt uitgevaardigd of beleid wordt
gevoerd waardoor KPN op een ongerechtvaardigde en discriminatoire
wijze op (verdere) achterstand wordt geplaatst ten opzichte van de
kabelmaatschappijen.
De vorderingen van KPN richten zich voor een zeer belangrijk deel
tegen de verplichtingen die OPTA heeft opgelegd aan KPN en de
kabelmaatschappijen in haar marktanalysebesluiten over vaste
telefonie, breedbandinternet en kabeltelevisie.
Tegen deze marktanalysebesluiten heeft KPN beroep ingesteld bij het
CBb (College van Beroep voor het bedrijfsleven) dat naar het oordeel
van de voorzieningenrechter een met voldoende waarborgen omklede
rechtsgang kent en de mogelijkheid van een voorlopige voorziening. Van
deze mogelijkheid heeft KPN ook gebruik gemaakt.
Er zijn over deze marktanalysebesluiten nog diverse procedures
aanhangig bij het CBb. Daarom moet volgens de voorzieningenrechter op
dit moment uitgegaan worden van de geldigheid van deze
marktanalysebesluiten. Dit leidt ertoe dat KPN in haar vorderingen
niet-ontvankelijk moet worden verklaard voorzover deze dezelfde
onderwerpen ter discussie stellen als aan de orde zijn in de
marktanalysebesluiten.
Voor een ander deel richten de vorderingen van KPN zich tegen
besluiten van de NMa. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter
dient KPN, om dezelfde redenen als hiervoor genoemd, ook
niet-ontvankelijk in haar vorderingen te worden verklaard voorzover
daarin dezelfde onderwerpen ter discussie worden gesteld als aan de
orde zijn in deze besluiten van de NMa. Ook tegen besluiten van de NMa
staat immers een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open, die
eveneens in een spoedvoorziening voorziet.
Voor het overige worden de vorderingen van KPN afgewezen. Omdat in dit
kort geding de geldigheid van de genoemde besluiten van OPTA en de NMa
uitgangspunt moet zijn, had KPN in voldoende mate aannemelijk moeten
maken dat de Staat en OPTA niettegenstaande dit uitgangspunt
onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar. KPN heeft dit echter niet
gedaan, aldus de voorzieningenrechter.
LJ Nummer
AY4914
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 25 juli 2006
Rechtbank 's-Gravenhage