Ongemengd danspaar hoeft niet te worden toegelaten tot danswedstrijden
NADB
âs-Gravenhage, 26 juli 2006 â De voorzieningenrechter van de rechtbank
âs-Gravenhage heeft vandaag uitspraak gedaan in een kort geding dat
twee mannen die een danspaar vormen, hadden aangespannen tegen de
Nederlandse Algemene Danssport Bond (NADB). De vorderingen van de
mannen zijn afgewezen.
De mannen vorderden toelating van een danspaar bestaande uit twee
mannen tot de danswedstrijden die door of onder auspiciën van de NADB
in het komend dansseizoen in Nederland worden georganiseerd.
Uiteindelijk willen ze deelnemen aan de Nederlandse kampioenschappen
in hun klasse, die plaatsvinden op 19 mei 2007.
Daarnaast vorderden de mannen aanpassing van het wedstrijdreglement
van de NADB. In dit wedstrijdreglement wordt een danspaar gedefinieerd
als een man en een vrouw en alleen een dergelijk gemengd paar kan aan
de danswedstrijden deelnemen.
Dit reglement is volgens de eisers in strijd met de Algemene Wet
Gelijke Behandeling (AWGB) omdat een verboden onderscheid wordt
gemaakt naar seksuele gerichtheid en naar geslacht.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de AWGB op de NADB van
toepassing en zal een door deze bond voorgestane wijziging van haar
statuten daarin geen verandering brengen.
Voor wat betreft de vraag of de NADB bij het organiseren van
danswedstrijden jegens de eisers handelt in strijd met de AWGB,
overweegt de rechter als volgt.
In het wedstrijdreglement van de NADB is sprake van onderscheid naar
geslacht nu het geslacht van de danser doorslaggevend is voor zijn of
haar mogelijkheid om aan de wedstrijden van de NADB deel te nemen. Dat
voor dit onderscheid geen objectieve rechtvaardiging bestaat, is in
het kader van dit kort geding echter onvoldoende komen vast staan. Met
name is niet komen vast staan dat geen sprake is van een significant
verschil in uithoudingsvermogen tussen ongemengde (mannelijke) paren
en gemengde paren dat kan leiden tot verschillen in prestatie en
daarmee relevante verschillen bij de jurering.
De vorderingen worden daarom afgewezen.
LJ Nummer
AY5005
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 26 juli 2006 Naar boven
Gerechtelijke organisatie