Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamervragen Van Oudenallen over het gevaar van haarkleurmiddelen voor de volksgezondheid

Kamerstuk, 9-8-2006

Antwoorden van minister Hoogervorst op kamervragen van het Kamerlid Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen) over het gevaar het haarkleurmiddelen voor de volksgezondheid (2050616900)

Vraag 1.
Bent u bekend met en in het bezit van het rapport van het Europese wetenschappelijk comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet- voedingsproducten (SCCNFP) uit 2002 waarin melding wordt gemaakt van het verhoogde risico op kanker en andere ziekten bij veelvuldig gebruik van haarkleurmiddelen? 1)

Antwoord 1.
Ja.

Vraag 2.
Wat heeft u sinds dit rapport uit 2002/2003 met de conclusies en bevindingen gedaan? Waarom is er geen recenter rapport met mogelijk nieuwe conclusies? Wat is de reden dat u sinds 2003 niets lijkt te hebben gedaan?

Antwoord 2.
Op grond van de SCCNFP opinie van 2001 over aanwijzingen voor een mogelijk ontstaan van blaaskanker in personen, die in het verleden haarkleurstoffen hadden gebruikt, zijn al in 2002 door de Europese Commissie verdere beperkingen doorgevoerd in het kader van EU richtlijn 76/768/EG (Cosmeticarichtlijn) voor 61 haarkleurstoffen. Deze beperkingen zijn in het Warenwetbesluit cosmetica opgenomen. Sindsdien wordt door de Europese Commissie en de lidstaten uitvoering gegeven aan een Europese strategie om alle haarkleurstoffen te regelen na (her)evaluatie van ingediende dossiers door de industrie. Daarbij wordt indien geen dossier van de stof kan worden overlegd (uiterste indieningdatum was juli 2005) de haarkleurstof verboden. Dit heeft geleid tot een verbod van 22 haarkleurstoffen in juli 2006. Na evaluatie van alle haarkleurstoffen zullen deze worden opgenomen in een positieve lijst, zodat voor nieuwe haarkleurstoffen er eerst een dossier moet worden overlegd aan de Europese Commissie. Door de SCCP (de opvolger van het SCCNFP) zijn sinds 2001 meerdere rapporten opgesteld over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. De eerder uitgebrachte opinie van het SCCNFP over genoemde aanwijzingen kon daarbij worden bevestigd, maar vormde geen reden om van de bovengenoemde strategie af te wijken.
In 2001 is door het VWA ook aan het RIVM om een beoordeling gevraagd van een mogelijke relatie tussen het gebruik van haarkleurstoffen en het optreden van blaaskanker. De conclusie was dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een positief verband. Het RIVM sloot zich aan bij de voorgestelde Europese strategie van (her)evaluatie van alle haarkleurstoffen. Om de (her)evaluatie zo snel mogelijk uit te voeren heb ik daarvoor extra wetenschappelijke expertise ter beschikking gesteld aan het SCCP.

Vraag 3.
In hoeverre zijn in Nederland reeds in juli 2006, hoewel dit uiterlijk in december 2007 moet plaatsvinden, door de industrie dossiers voor combinaties van ingrediënten in permanente haarverf voorgelegd voor de evaluatie in het Europese wetenschappelijke comité voor consumenten producenten (SCCP)?

Antwoord 3.
De dossiers worden door de Europese associatie van cosmeticafabrikanten (COLIPA) samengesteld en bij de Europese Commissie ingediend. Er zijn geen specifiek Nederlandse dossiers ter beoordeling aangeleverd. De evaluatie van combinaties van stoffen vormen na de evaluaties van de afzonderlijke haarkleurstoffen de laatste stap in de eerder uiteengezette Europese strategie.

Vraag 4.
Indien de grondstoffen van haarkleurmiddelen of combinaties daarvan zo gevaarlijk kunnen zijn, hoe kunnen deze middelen dan zijn toegestaan in de jaren na het uitbrengen van dit rapport? Bestaan er geen goede richtlijnen of zijn deze richtlijnen met de huidige stand van kennis niet afdoende gebleken?

Antwoord 4.
De door de SCCNFP uitgevoerde evaluatie en de in 2001 aan het RIVM gevraagde evaluatie ten aanzien van gegevens over specifieke haarkleurstoffen vormde wel reden tot bezorgdheid over de in het verleden gebruikte haarkleurstoffen. Tegen die kleurstoffen zijn dan ook Europese beperkingen en verboden doorgevoerd. De evaluaties geven echter geen aanleiding om de thans op de markt zijnde stoffen te verbieden. De cosmetica industrie is primair verantwoordelijk voor het op de markt brengen van cosmetica die geen gezondheidsrisico's met zich meebrengen, waarbij de Europese Cosmeticarichtlijn voldoende waarborg biedt voor een veilig gebruik van cosmetica. Door het SCCP zijn richtlijnen opgesteld om deze gezondheidsrisico's via proefdieronderzoek te kunnen uitsluiten.

Vraag 5.
Wie is verantwoordelijk voor het toestaan van producten op de vrije markt die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid? Heeft deze verantwoordelijke recentelijk een onderzoek gedaan naar aanleiding van genoemd rapport? Zo neen, moet dat dan niet snel gebeuren?

Antwoord 5.
De Europese Commissie en de lidstaten staan de producten op de Europese markt toe onder voorwaarde dat uitvoering wordt gegeven door de cosmetica industrie aan de veiligheidseisen voorgeschreven in de specifieke Cosmeticarichtlijn (76/768/EG). Hierin wordt ondermeer de eigen verantwoordelijkheid van de industrie geregeld ten aanzien van het op de markt brengen van veilige producten en het vastleggen van een veiligheidsbeoordeling van cosmetica door de industrie in een dossier. De eisen van de Cosmeticarichtlijn zijn in Nederland in het Warenwetbesluit cosmetica opgenomen. De VWA ziet toe op de naleving van deze regelgeving voor cosmetica.
Door de evaluatie van alle huidige gebruikte haarkleurstoffen door het SCCP en het uitvoeren van de eerder genoemde strategie worden gezondheidsrisico's bij gebruik van haarkleurstoffen volgens de huidige wetenschappelijk inzichten uitgesloten.

Vraag 6.
Beschikt u over cijfers en/of wetenschap of er een verhoging dan wel explosieve verhoging is in het aantal gevallen van kanker bij dameskappers? Waarbij ook gedacht kan worden aan een soortgelijk probleem bij schilders? Zo neen, moet hiernaar dan geen onderzoek worden gedaan? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6.
Nee. Er zijn geen aanwijzingen voor een verhoging en daarmee geen reden voor het verrichten van onderzoek op dit gebied. Verder is een vergelijking met schilders niet op zijn plaats, omdat er andere stoffen in de door hen gebruikte producten worden gebruikt.

Vraag 7.
Bestaat er gevaar voor zwangere vrouwen en hun ongeboren vrucht? Zo neen, waarop baseert u dit? Is er ooit onderzoek gedaan naar de relatie tussen jeugdkanker en het gebruik van haarkleurmiddelen door de moeders tijdens de zwangerschap?

Antwoord 7.
Nee. Bij de risicobeoordeling van de haarkleurstoffen wordt dit risico expliciet in beschouwing genomen.
Nee, omdat er geen wetenschappelijke reden is om een verband tussen jeugdkanker en het gebruik van haarkleurmiddelen door moeders tijdens de zwangerschap te onderzoeken.

Vraag 8.
Dient er op landelijk niveau voorlichting voor bezorgde klanten, leveranciers, detailhandel en kappers te komen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 8.
Nee. Een goede voorlichting is primair de taak van de fabrikant of leverancier van cosmetica. De Nederlandse cosmetica vereniging (NCV) en de Europese associatie van cosmetica fabrikanten (COLIPA) zijn voldoende in staat om bij onjuiste berichtgeving hierop adequaat te reageren.

Vraag 9.
Bent u van plan bepaalde maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Is het dan misschien een idee om fabrikanten te verplichten een duidelijke waarschuwing op hun verpakkingen te laten plaatsen, net zoals bij sigaretten?

Antwoord 9.
Met de doorvoering van genoemde Europese strategie en de reeds getroffen Europese beperkingen en verboden, zijn maatregelen genomen om de gezondheidsrisico's afdoende te voorkomen. Een waarschuwing zoals bij sigaretten (roken is bewezen kankerverwekkend) ligt niet voor de hand, omdat in geval van cosmetica bij een bewezen gevaar deze producten niet op de markt mogen worden gebracht. In de Cosmeticarichtlijn is het gebruik van bewezen kankerverwekkende, voor de voortplanting giftige en mutagene (schade aan het erfelijke materiaal) stoffen verboden en mogen daarvan verdachte stoffen alleen na beoordeling van het SCCP worden gebruikt.

Vraag 10.
Wilt u de voorgaande punten in Europa en bij de Kamer met spoed aankaarten en/of verdedigen?

Antwoord 10.
Mede op mijn verzoek is de in de Europese Unie doorgevoerde strategie om de risico's van haarkleurstoffen te beperken tot stand gekomen. Ik zal erop toezien dat de strategie adequaat en volgens het afgesproken tijdschema wordt doorgevoerd.

1) De Telegraaf, 19 juli 2006