Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/2210
datum : 09-08-2006
onderwerp : Vervolgaanpak milde variant vogelgriep bijlagen :

Geachte Voorzitter,

In aansluiting op mijn brief van 2 augustus 2006 (VD. 2006/2152) over de maatregelen na het aantreffen van de milde variant van vogelgriep informeer ik u thans over de vervolgaanpak.

Het oorsprongbedrijf
Zoals ik in mijn brief van 2 augustus 2006 aangaf werden de eerste signalen van de mogelijke aanwezigheid van het laagpathogene Aviaire Influenza (AI) virus gevonden door regulier bloedonderzoek op een pluimveevermeerderingsbedrijf in Voorthuizen. Na uitgebreider en herhaald onderzoek in de weken na de eerste bemonstering bleek echter dat er op dat bedrijf geen virus werd aangetroffen. Ook in een steekproef van broedeieren van dit bedrijf werden geen sporen van het virus aangetoond. Deze week worden nog kuikens, uitgekomen uit de geleverde broedeieren, bemonsterd. Het bedrijf heeft overigens besloten de kippen vervroegd af te voeren voor de slacht en de nog aanwezige eieren aan te bieden voor verwerking tot industriële eiproducten.

Screening 3-kilometergebied en contactbedrijven In mijn brief van 2 augustus 2006 beschreef ik dat het contactbedrijf van het oorsprongbedrijf wel definitief positieve uitslagen liet zien op aanwezigheid van het laagpathogene AI-virus en dat dit bedrijf daarom op 2 augustus 2006 werd geruimd. Inmiddels heeft het Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC) te Lelystad uit de monsters van dit bedrijf het AI-virus kunnen isoleren en vastgesteld dat het hier gaat om een laagpathogene variant van het H7N7-virus. Aan de verdere karakterisering van het virusisolaat wordt nog gewerkt.

In de om het geruimde bedrijf ingestelde 3-kilometerzone zijn 69 pluimveebedrijven geregistreerd (exclusief het oorsprongbedrijf). Deze bedrijven zouden worden gescreend op aanwezigheid van het (laag)pathogene virus. Van de 69 door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) bezochte vestigingen bleken er 44 daadwerkelijk pluimvee te houden. Al die bedrijven zijn door de VWA bemonsterd. De analyses door het CIDC wezen uit dat in geen van de monsters het vogelgriepvirus aanwezig was en dat er ook geen antistoffen tegen het virus aantoonbaar waren.
Ook de monsters van de contactbedrijven in Lunteren en Kootwijkerbroek (2) en van twee later geïdentificeerde contactbedrijven in Holten en Harderwijk bleken negatief.

Versoepelingen
Nu is gebleken dat het laagpathogene virus zich niet in de directe omgeving heeft verspreid en ook de contactbedrijven negatief zijn, zijn de beperkende maatregelen in het 3-kilometergebied inmiddels versoepeld. Hoofdlijn is dat de afvoer van pluimvee uit het gebied ten behoeve van de slacht en alle transportbewegingen met eieren, geproduceerd buiten het gebied naar, in en uit het gebied worden toegestaan. Transporten met eieren geproduceerd in het gebied zijn onder voorwaarden toegestaan. Daarmee wordt economische schade beperkt en worden eventuele welzijnsproblemen voorkomen. Ook mag er weer mest, anders dan van pluimvee, in het gebied worden vervoerd en gebruikt en is het vervoer van zoogdieren geheel vrij geworden.

Andere vervoersbewegingen met levend pluimvee en pluimveemest blijven nog verboden. De situatie in het gebied zal over een week opnieuw worden bezien, ook om na te gaan of nog een verdere versoepeling kan worden toegestaan. De laatste vervoersbeperkingen zullen, als er geen nieuwe problemen ontstaan, conform de EU-richtlijn op 21 dagen na de voorlopige ontsmetting van het geruimde bedrijf worden opgeheven. Daarmee zal het gebied dan naar verwachting op 24 augustus 2006 weer vrij zijn van beperkingen.

Handhaving vervoersbeperkingen
De Algemene Inspectiedienst (AID) heeft in het gesloten gebied intensief met opvallende auto's gesurveilleerd en waar nodig controles verricht. Bij de circa 80 controles bleken er enkele overtreders te zijn van de vervoersverboden op het gebied van mesttransport en het uitrijden van mest.

Advies Groep van Deskundigen AI
De Groep van Deskundigen AI heeft zich op 2 augustus 2006 over de problematiek gebogen en een aantal adviezen geformuleerd (het advies is op de website van het ministerie gepubliceerd). De adviezen zijn voor een groot deel in lijn met de getroffen maatregelen. Additioneel zal conform het advies de jaarlijkse monitoring op laagpathogeen AI in een gebied met een straal van 10 kilometer rondom het geruimde bedrijf eerder plaatsvinden. Daarmee wordt in feite een vervolgscreening in een groter gebied geëffectueerd.

Exportaspecten
De laagpathogene besmetting is conform de voorschriften gemeld aan de Organisation Mondiale de la Santé Animale, voorheen Office International des Epizooties (OIE). Deze organisatie hanteert met betrekking tot laagpathogene AI-besmettingen van het type H5 of H7 een termijn van verlies van de status 'vrij van aangifteplichtige AI' van drie maanden. Deze termijn gaat in na ontsmetting van het laatste besmette bedrijf. Lidstaten hebben een morele verplichting deze richtlijn te gebruiken bij het nemen van eventuele handelsbelemmerende maatregelen, maar indien onoplosbare geschillen ontstaan rest alleen een gang naar de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Binnen de Europese Unie mag de vaststelling van een laagpathogene AI-besmetting niet tot handelsbelemmeringen leiden indien de in de bestrijdingsrichtlijn vastgestelde aanpak gevolgd wordt. De Filippijnen, Rusland, Singapore, Taiwan en de Chinese speciale administratieve regio Hong Kong hebben als reactie op de laagpathogene AI besmetting de import van Nederlands pluimvee en pluimveeproducten geheel of gedeeltelijk stop gezet. De landbouwraden in de betreffende landen zetten zich in om deze belemmeringen zo snel mogelijk weer op te heffen.

Tot slot
In mijn vorige brief over de laagpathogene AI-besmetting heb ik u laten weten te hebben gekozen voor een stevige aanpak met de mogelijkheid tot versoepeling zodra het zou blijken mee te vallen. In het pluimveedichte gebied van de Gelderse Vallei heeft deze aanpak ook de instemming van het bedrijfsleven. Met dit draagvlak in de sector en de regio is de uitvoering van de aanpak zonder noemenswaardige problemen verlopen en lijkt het mogelijk doorwoekeren van het laagpathogene virus, met alle risico's van dien, te zijn voorkomen. De aanpak heeft het belang van de permanente monitoring op AI andermaal onderstreept.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman