Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over de situatie van christenen in China

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Mensenrechten en Vredesopbouw Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |11 augustus 2006                    |Behand|Joris Geeven         |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DMV/MR-06/314                       |Telefo|070 - 348 53 13      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |070 - 348 50 49      |
|Bijlag|1                                   |joris.geeven@minbuza.nl      |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van de leden   |                             |
|t     |Van der Staaij en Huizinga-Heringa  |                             |
|      |over de situatie van christenen in  |                             |
|      |China                               |                             |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij en Huizinga-Heringa over de situatie van christenen in China. Deze vragen werden ingezonden op 21 juli 2006 met kenmerk 2050616780.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de situatie van christenen in China.

Vraag 1
Kent u de recente berichten over de arrestatie en de behandeling van verscheidende christenen in China? Kunt u de inhoud van deze berichten bevestigen? Over welke eigen gegevens beschikt u met betrekking tot de arrestatie en detentie van christenen in China in de afgelopen maanden?

Antwoord
Ja, ik ken de recente berichten over de arrestatie en de behandeling van verscheidende niet-geregistreerde christelijke geloofgemeenschappen in China. Het is mij bekend dat de Chinese overheid hard optreedt tegen niet-geregistreerde religieuze stromingen, waaronder christelijke huisgemeenten en hun leden. Hoewel het gebrek aan vrije informatie in China het moeilijk maakt om een volledig beeld te vormen, kan naar mijn mening worden gesproken van een intensivering van het overheidsoptreden in de afgelopen jaren tegen niet-geregistreerde christelijke huisgemeenten. Ik baseer mij daarbij mede op informatie van zowel de Nederlandse ambassade in Peking, als de EU, die regelmatig rapporteren over ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten, inclusief godsdienstvrijheid in China.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de ontwikkelingen in China ten aanzien van de bejegening van christenen zorgen baren en om politieke actie vragen?

Vraag 3
Op welke wijze hebt u in de afgelopen periode het onderwerp godsdienstvrijheid ter sprake gebracht in uw contacten met de Chinese autoriteiten? Op welke wijze is hiervoor in EU-verband aandacht gevraagd? Heeft dit effect gehad op de situatie van christenen in China?

Vraag 4
Bent u bereid om naar aanleiding van de genoemde berichten opnieuw hierover in contact te treden met de Chinese autoriteiten en uw zorgen kenbaar te maken, en - voorzover u over concrete namen beschikt - indien nodig buiten de publieke kanalen om u in te zetten voor de vrijlating van gedetineerde christenen?

Antwoord
Deze al enkele jaren geleden ingezette intensivering van het overheidsoptreden tegen niet-geregistreerde geloofsgemeenschappen baart mij zorgen. Met verwijzing naar mijn antwoorden op vragen van de leden Huizinga-Heringa en Van der Staaij van 7 december 2004 (Kamerstuk 2004-2005, nr. 696), mijn brief met additionele informatie van 20 januari 2005 (Kamerstuk 2004-2005, nr. 823) en mijn antwoorden op vragen van de leden Ferrier en Haverkamp van 12 juli 2005 (Kamerstuk 2004-2005, nr. 2094), wil ik nogmaals benadrukken dat de Nederlandse regering zich inzet voor de ondersteuning van christelijke minderheden in China. Het respect voor godsdienstvrijheid is één van de prioritaire thema's binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.

In het algemeen verdient het de voorkeur er op aan te dringen dat dit soort kwesties door de EU wordt opgebracht, omdat dan het volledige politieke gewicht van de Unie kan worden aangewend waarmee meer invloed op China wordt uitgeoefend. In EU-kader wordt dan ook, mede op Nederlands initiatief, uitdrukkelijk en bij herhaling aandacht besteed aan godsdienstvrijheid en wordt bij de Chinese autoriteiten aangedrongen op verbetering van de situatie. Tijdens de 20e ronde van de EU-China mensenrechtendialoog in oktober 2005 werd uitgebreid gesproken over godsdienstvrijheid, de nieuwe Chinese regelgeving uit maart 2005 en het onderscheid dat door China wordt gemaakt tussen 'normale' en andere religieuze stromingen. De EU heeft bij deze gelegenheid benadrukt dat het recht op het belijden van een godsdienst niet afhankelijk mag zijn van registratie. Op 25 mei 2006 vond de 21e ronde van de EU-China mensenrechtendialoog plaats. Tijdens deze meest recente dialoog is opnieuw over godsdienstvrijheid gesproken. Zoals gebruikelijk is tijdens de dialoog een lijst overhandigd met individuele gevallen en expliciet gevraagd om vrijlating van deze gedetineerden, onder wie personen die vanwege hun (religieuze) overtuiging zijn opgepakt en vastgezet. Ook tijdens de EU-China Top in Helsinki op 9 september aanstaande zal de EU de zorgen over mensenrechtenschendingen aan de Chinese regering overbrengen.

In aanvulling daarop uit de Nederlandse regering in bilateraal kader regelmatig haar zorgen over mensenrechtenschendingen in China, ook ten aanzien van godsdienstvrijheid. Tijdens deze contacten worden ook individuele gevallen opgebracht. Daarnaast ondersteunt Nederland de ontwikkeling van de rechtsstaat in China meer in het algemeen door middel van een programma voor juridische samenwerking, dat mede is gericht op de bevordering van mensenrechten. Hiermee is ongeveer 1 miljoen euro per jaar gemoeid. De ervaring leert dat de effecten van de Nederlandse inzet (alsook die in EU- en VN-kader), mede gezien de ontwikkelingen in China, eerder op de langere termijn en niet zozeer op korte termijn te zien zullen zijn.

Ik zal mij ook in de toekomst blijven inzetten voor een verbetering van de mensenrechtensituatie in China in het algemeen en het recht op vrijheid van godsdienst in het bijzonder, zowel voor christenen als voor andere religieuze groeperingen. De mensenrechtenambassadeur zal tijdens de bilaterale mensenrechtenconsultaties met China eind dit jaar opnieuw mijn zorgen over de vervolging van christenen en andere religieuze groeperingen aan de Chinese regering overbrengen.


---- --