Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag |Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
| |

|Datum |11 augustus 2006                    |Auteur|Mw. J.E.H. Heere    |
|Kenmer|DIE-1138/2006                       |Telefo|070 348 48 76       |
|k     |                                    |on    |                    |
|Blad  |1/2                                 |Fax   |070 348 40 86       |
|Bijlag|6                                   |E-ma|die-in@minbuza.nl        |
|e(n)  |                                    |il  |                         |
|Betref|Informatievoorziening aan de Tweede |                             |
|t     |Kamer over nieuwe                   |                             |
|      |Commissievoorstellen                |                             |
|C.c.  |                                    |                             |
|                                            |                            |
Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committe and the Committee of the Regions. Towards a Global Partnership in the Information Society: Follow-up to the Tunis Phase of the World Summit on the Information Society (WSIS)
2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2978/94 van de Raad
3. - Decision of the European Parliament and of the Council establishing a programme of Community action in the field of consumer policy (2007-2013).


- Adaptation following the agreement of 17 May 2006 on the Financial Framework 2007-2013
4. Voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo
5. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap (Douane-2013)
6. Proposal for a Council Decision amending Decision 2003/631/EC adopting measures concerning Liberia under Article 96 of the ACP-EC Partnership Agreement in a case of special urgency

De Minister voor Buitenlandse Zaken,

Dr B.R. Bot
Fiche 1: Mededeling; Towards a Global Partnership in the Information Society: Follow-up to WSIS Titel: Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committe and the Committee of the Regions.Towards a Global Partnership in the Information Society: Follow-up to the Tunis Phase of the World Summit on the Information Society (WSIS)


Datum Raadsdocument:
Nr. Raadsdocument:
Nr. Commissiedocument: Com (2006) 181 final d.d. 27 april 2006 Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Telecommunicatie en informatiemaat-schappij, VTE Raad van 8 juni.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Onlangs heeft de Europese Commissie deze mededeling uitgebracht waarin zij een beoordeling geeft van de belangrijkste resultaten van de World Summit on the Information Society (WSIS) die plaatsvond op 16-18 november 2005 te Tunis. De Commissie stelt vast dat de EU een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van resultaten in Tunis, zowel op het gebied van internet governance, als op het gebied van digital divide en de mensenrechten. Tijdens de VTE Raad van 8 juni jl. is gesproken over de EU prioriteiten in de follow-up van Tunis, met name in mondiaal kader.

In de mededeling komt de Europese Commissie tot de conclusie dat de WSIS als een succes kan worden beschouwd. Mede omdat uiteindelijk overeenstemming is gevonden op basis van door de EU gelanceerde compromisvoorstellen, waaraan ook door Nederland substantiële bijdragen zijn geleverd.

De Commissie doet een aantal voorstellen voor verdere follow-up. De belangrijkste voorstellen betreffen:
* Mensenrechten en fundamentele vrijheden: Op het gebied van mensenrechten dient onverkort vastgehouden te worden aan de fundamentele vrijheden, waaronder vrijheid van meningsuiting en opinie, alsmede vrijheid op informatie en toegang daartoe. De Commissie kondigt aan op dit gebied met inspanningen te komen om bedreigingen en beperkingen van mensenrechten door middel van cyberrepressie en inbreuk op privacy en privé correspondentie aan de kaak te stellen. Zij roept bedrijven en NGO's op om codes of conduct op te stellen, zodat repressieve regimes de vrije stroom van informatie op het internet niet beperken.
* De digitale kloof: Op het gebied van digital divide stelt de Commissie een aantal acties voor. Zo noemt zij de onder meer de voortgezette ondersteuning via de @lis en EUMEDIS programma's voor activiteiten in Latijns Amerika en de nabuurlanden, inclusief de Mediterrane landen. Nieuw is het initiatief Partnership on Infrastructures dat past in de nieuwe strategie voor Afrika, dat bekostigd gaat worden uit het tiende Europese Ontwikkelings Fonds. In dit Partnerschap zullen strategie en regelgeving, de ontwikkeling van breedbandnetwerken, de ontwikkeling van niet commerciële pan Afrikaanse elektronische diensten en ook onderzoeks- en onderwijsnetwerken worden gesteund. Het zevende R&D kaderprogramma zal bovendien worden opengesteld voor brede internationale samenwerking.
* Internet Governance: Op het gebied van Internet Governance constateert de Commissie dat goede voortgang is geboekt. Het eerste Internet Governance Forum (IGF) zal van 30 oktober tot 2 november 2006 in Athene worden gehouden. De EU streeft naar een inhoudelijk relevant IGF en heeft als substantiële onderwerpen voor discussie voorgesteld om spam en de gerelateerde veiligheidsproblematiek alsmede multilingualisme op de agenda te zetten. Wat de 'enhanced cooperation' betreft is minder zichtbare voortgang geboekt. Geconstateerd wordt dat de Secretariaat-Generaal VN (SG VN) meer tijd nodig heeft dat voorzien in de Tunis Agenda voor de start van dit proces. Gebaseerd op de conclusies van Coreper en de Raad blijft de EU streven naar voortgang. De dialoog met de SG VN en de VS wordt voortgezet.

De WSIS follow-up zal volgens de Commissie een groot deel van de relaties van de EU met het VN systeem bepalen. Aanwezigheid en actieve participatie van de kant van de EU en het presenteren van gezamenlijke posities moet in de verschillende VN organen worden voortgezet met name in ECOSOC, ITU, UNESCO en UNDP. Dit moet ook gebeuren met betrekking tot het uitdragen door lidstaten van posities op het gebied van internet governance in andere internationale organisaties.

Rechtsbasis van het voorstel: nvt, het betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: nvt, het betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité: nvt, het betreft een mededeling

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot beoordeling kan worden overgegaan luidt het oordeel: positief. Onderwerpen als bestrijding van spam en het opstellen van digitale regels behoren tot het beheer van het internet en zijn daarom net als het internet zelf internationaal. Door hun grensoverschrijdende karakter lenen deze beleidsvragen zich bij uitstek voor een aanpak op EU en internationaal niveau, in aanvulling op nationaal niveau. De huidige mededeling is een voortzetting van het acquis van Genève (WSIS-I). Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot beoordeling kan worden overgegaan luidt het oordeel positief. De EU en de lidstaten werken nauw samen in de uitvoering van de beleidsdoelen Mensenrechten en fundamentele vrijheden, digitale kloof en internet governance, waarbij het van belang is dat er op internationaal niveau met een gezamenlijke stem gesproken wordt. Daarnaast laat deze mededeling voldoende beleidsvrijheid om nationale punten in te brengen.

Consequenties voor de EU-begroting:
Er zijn geen nieuwe consequenties voorzien die voortvloeien uit deze Mededeling. Voor de bestrijding van de digitale kloof stelt de Commissie voor accenten te leggen binnen bestaande programma's als @lis en EUMEDIS programma's, het Tiende Europees Ontwikkelingsfonds en het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Contactambtenaar juridische afdeling: C.Sluiter, tel. 070-3796041, C. Sluiter@minez.nl

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: nvt

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Indien ontwikkelingslanden in hun ontwikkelingsstrategie voldoende hoge prioriteit geven aan de ontwikkeling en inzet van ICT dan kunnen zij bij de bestaande financiële mechanismen verzoeken om financiering. In haar mededeling ( zie ook: Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel) geeft de Commissie haar plannen aan hoe zij vanuit de Europese middelen wil bijdragen aan het verkleinen van de zogenaamde digital divide.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Zoals vermeld onder 'Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel' beschrijft de Mededeling van de Commissie een veelheid aan voor Nederland belangrijke onderwerpen die verband houden met de ontwikkeling van de informatiemaatschappij. Dit betreft bijvoorbeeld internet governance, de ontwikkeling van nationale e-strategieën, respect voor de mensenrechten bij het opstellen van regels voor het digitale tijdperk en een nationale c.q. internationale aanpak van spam en veiligheid. Daarnaast kan de uitkomst van het WSIS-proces bijdragen aan het in kaart brengen van de randvoorwaarden en activiteiten die nodig zijn om de in de Millenium Development Goals (MDG) gesignaleerde digitale kloof (het digital divide) te dichten.

De voorstellen zijn een uitstekende basis voor de EU om een prominente en actieve rol in de discussie van de follow-up van de WSIS te blijven spelen. Nederland streeft naar de uitwerking en concretisering van de afspraken zoals deze in de Tunis Agenda zijn opgenomen, op basis van gelijkwaardigheid tussen alle lidstaten. Eveneens zal Nederland zich inzetten voor de rechten van de mens, zoals vrijheid van meningsuiting, recht op informatie en privacy bij de uitwerking van concrete toepassingen en maatregelen. Verder zal Nederland steun bieden waar de Commissie een aantal voorstellen doet om de digitale kloof te verkleinen.

Fiche 2: Verordening betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen Titel: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2978/94 van de Raad


Datum Raadsdocument: 31 maart 2006
Nr Raadsdocument: 8010/06
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 111 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Vervoer; Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie (22 mei 2006 in rwg besloten dat het door kan naar COREPER; daar nog niet behandeld)

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het doel van het voorstel is de Verordening nr. 417/2002 inzake de versnelde uitfasering van enkelwandige olietankschepen aan te passen aan de eerder door de lidstaten gezamenlijk afgelegde politieke verklaring in IMO (Internationale Maritieme Organisatie) bij het besluit tot mondiale uitfasering van enkelwandige olietankers (2003). De EU-lidstaten hebben bij die gelegenheid verklaard dat zij niet zullen toestaan dat de onder hun vlag varende olietankschepen zich op één van de in het IMO/MARPOL-verdrag genoemde ontheffingen zullen kunnen beroepen. Dit zijn ontheffingen voor 1) het tijdschema voor het uit de vaart nemen van enkelwandige olietankschepen en 2) het verbod op het vervoer van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen,

Olietankers die onder de vlag van een derde land varen hebben op grond van de huidige Verordening geen toegang tot Europese havens indien zij bovengenoemde ontheffingen toepassen. De huidige Verordening biedt nog wel de mogelijkheid aan olietankers onder de vlag van een EU-lidstaat om gebruik te maken van bovengenoemde ontheffingen indien zij buiten de Europese wateren varen. Het voorstel van de Commissie is erop gericht aan deze laatstgenoemde mogelijkheid een einde te maken overeenkomstig de bovengenoemde politieke verklaring van de EU-lidstaten uit 2003.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 80(2) EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid,
EP: medebeslissingsprocedure

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel heeft betrekking op de wijziging van een bestaande verordening met transnationale aspecten. Dit kan alleen op EG-niveau. Het voorstel moet communautaire wetgeving in overeenstemming brengen met politieke verklaring van de EU-lidstaten. Proportionaliteit: positief. De voorgestelde wijziging gaat niet verder dan noodzakelijk is om de verordening in overeenstemming te brengen met de voornoemde politieke verklaring van de EU-lidstaten.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De enige consequentie die het voorstel heeft is dat een onder de vlag van een EU lidstaat varend olietankschip te allen tijde dubbelwandig dient te zijn wanneer het zware oliesoorten vervoert. De huidige tekst binnen de Verordening laat de mogelijkheid nog open dat een olietankschip varend onder de vlag van een EU lidstaat bij het vervoer van zware oliesoorten nog van het enkelwandige type is, indien het buiten de Europese wateren vaart. Bij brief van 21 juni 2005 heeft Nederland aan de IMO te kennen gegeven geen gebruik te zullen maken van de in het IMO/MARPOL-verdrag genoemde ontheffingsmogelijkheid. Er is dus voor Nederland nu geen sprake van een wijziging in het beleid. Voor het Nederlandse bedrijfsleven / de tankerrederijen betekent een en ander dan ook geen stringenter eis. Het voorstel zal dus niet leiden tot financiële, personele en/of administratieve consequenties voor overheid en bedrijfsleven.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen, aanpassing van bestaande regelgeving is niet nodig.

Contactambtenaar juridische afdeling: M. Geerdink, tel.: 070 351 1083, e-mail: Marike.Geerdink@minvenw.nl

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De voorgestelde datum voor inwerkingtreding is op de twintigste dat volgend op die van de bekendmaking van de verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Positief. De kans op verontreiniging van de wateren van ontwikkelingslanden neemt af doordat olietankers die onder de vlag van een EU-lidstaat varen nu ook buiten de EU-wateren dubbelwandig dienen te zijn wanneer ze zware oliesoorten vervoeren.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Door de eerdergenoemde kennisgeving aan IMO heeft Nederland tot uitdrukking gebracht niet alleen belang te hechten aan het voorkomen van verontreiniging door de scheepvaart binnen de Europese wateren, maar juist ook aan het voorkomen van verontreiniging buiten de EU wateren.

Nederland kan het voorstel ondersteunen waarbij de huidige tekst van de Verordening zodanig wordt gewijzigd zodat olietankschepen varend onder de vlag van een EU-lidstaat geen gebruik kunnen maken van de genoemde IMO/MARPOL-ontheffingen indien zij buiten de Europese wateren varen. Dit is analoog aan de eis die geldt voor olietankschepen varend onder de vlag van een derde land en die geen toegang hebben tot EU-havens indien zij bij het vervoer van zware oliesoorten niet van het dubbelwandige type zijn.

In aanvulling daarop zij opgemerkt dat Nederland zich sterk maakt voor de spoedige totstandkoming van internationale verplichtende regelgeving ten aanzien van het verantwoord slopen van uitgefaseerde schepen. Aangewezen gremia daarvoor zijn IMO, ILO en het Verdrag van Bazel. Nederland heeft eerder in de Milieuraad aandacht voor de sloopschepenproblematiek gevraagd. Daarbij heeft Nederland tot een actieve opstelling van de EU-lidstaten en de Commissie opgeroepen om tot regelgeving in IMO-kader te komen Tevens heeft de Staatssecretaris van VROM begin 2004 het initiatief genomen om samen met zijn Belgische (Minister Foret) en Luxemburgse (Minister Goerens) collegae een brief over de sloopschepenproblematiek aan de toenmalige Eurocommissaris mw. Wallström te sturen. In die brief wordt de Commissie verzocht een trekkersrol op zich te nemen bij de lopende onderhandelingen over de (nu nog vrijwillige) richtlijnen voor sloopschepen in de International Maritime Organisation (IMO) waarbij rekening wordt gehouden met het Verdrag van Basel. De eerste signalen zijn echter dat afronding van die onderhandelingen in 2009 niet gehaald zal worden. Naar aanleiding van de rampen met de Prestige en de Erika is in eerste instantie Europese regelgeving opgesteld, dat daarna is overgenomen in internationale organisaties.

Fiche 3: Aangepast besluit over actieplan consumenten Titel:

- Decision of the European Parliament and of the Council establishing a programme of Community action in the field of consumer policy (2007-2013).
- Adaptation following the agreement of 17 May 2006 on the Financial Framework 2007-2013


Datum Raadsdocument: 24 mei 2006
Nr Raadsdocument: 2005/0042
Nr. Commissiedocument: COM (2006) 235
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ

Behandelingstraject in Brussel: RWG Consumentenbescherming, Raad Concurrentievermogen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op 24 mei 2006 presenteerde de Commissie een nieuw voorstel voor een actieplan Consumenten. De onderstaande samenvatting van het voorstel met betrekking tot consumentenzaken is zoveel mogelijk gebaseerd op de indeling en terminologie van het Commissievoorstel. Het programma stelt de volgende doelen voor consumentenzaken:

Consumentendoelen
Het consumentenbeleid binnen het actieprogramma richt zich op de vraagkant van de Interne Markt, met ander woorden consumenten moeten meer van de Interne Markt kunnen profiteren. Hiervoor zijn twee sporen van beleid uitgezet: . Een hoger niveau van consumentenbescherming, met name verzamelen van informatie en data over de status van consumentenbescherming, betere consultatie en behartiging van consumentenbelangen. Hiervoor worden ook de nationale consumentenorganisaties versterkt door financiële bijdragen en scholing. . Een effectieve toepassing van regels die consumenten beschermen door met name samenwerking in de implementatie, omzetting en handhaving van consumentregelgeving, informatie, educatie en vergoedingen (voor geschillenbeslechting). Voor kwetsbare groepen consumenten worden deze instrumenten gericht gebruikt om hun belangen te beschermen.

Actielijnen
De twee boven genoemde sporen krijgen via 11 actielijnen nadere invulling.

Uitvoerend agentschap
De Commissie breidt het mandaat van het reeds bestaande agentschap voor gezondheid uit met verantwoordelijkheden voor assistentie bij de implementatie van het consumentenprogramma.

Budget
In lijn met de onderhandelingen bij de financiële perspectieven is het voorgestelde budget: E156,8 mln. voor de periode 2007 - 2013. Het nieuwe actieplan beslaat 7 jaar en het lopende actieplan besloeg 5 jaar. De Commissie heeft aangegeven dat er efficiënter moet worden omgegaan met minder geld. Het aantal doelstellingen is teruggebracht van vier naar twee en het aantal actielijnen van 20 naar 11.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 153 (consumentenbescherming) EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid, medebeslissing.

Instelling nieuw Comitologie-comité: In artikel 6 van het voorstel wordt voorgesteld een advies comité in te stellen.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Nu de regelgeving op het gebied van consumentenbeleid grotendeels op communautair niveau is vastgesteld, is de uitvoering, handhaving en voorlichting belangrijk geworden. De meeste thema's lenen zich hier goed voor, omdat zij zorgen voor versterking van de vraagkant van de interne markt: de consumenten. Consumenten profiteren ervan als het niveau van consumentenbescherming op een gelijkwaardig hoog niveau komt. Nederland kan dit daarom steunen.

Proportionaliteit: Positief. Het voorgestelde optreden van de Gemeenschap gaat wat betreft vorm en ruimte die het nog aan de lidstaten laat, niet verder dan wat nodig is om de verdragsdoelstellingen te verwezenlijken. De voorgestelde beleidsacties zijn vooral aanvullend en zij ondersteunen nationale acties die Nederland op dit vlak ontplooit. Voor de zojuist opgerichte Consumentenautoriteit bieden de initiatieven een welkome steun bij de ontwikkeling van een Europees netwerk van handhaving van consumentenbelangen.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie stelt een budget voor van E 156,8 miljoen (lopende prijzen) over de periode van 2007-2013 binnen uitgaven categorie 3B van de recentelijk vastgestelde Financiële Perspectieven.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Het is nu nog niet inzichtelijk wat de administratieve lasten van dit voorstel zullen zijn. Nederland zet zich er voor in om de administratieve lasten zo spoedig mogelijk inzichtelijk te laten maken. Uitgangspunt bij de behandeling en uitwerking van het actieprogramma is om de administratieve lasten niet te laten toenemen of indien mogelijk te laten dalen. Nederland acht het daarbij van belang dat ten aanzien van voorstellen op het terrein van de statistiek en monitoring gebruik wordt gemaakt van de thans beschikbare statistische informatie. Nederland zal de Commissie om een nieuwe impact assessment vragen, gezien het feit dat het oude assessment gericht was op samenvoeging van het gezondheids- en consumentenprogramma.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen EZ: Patrick van den Berghe, tel.: 070- 379 6147, e-mail: p.r.berghe@minez.nl

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het huidige programma loopt tot en met 2006. Er is politieke overeenstemming voor het einde van 2006 noodzakelijk om het nieuwe programma per 1/1/2007 in werking te laten treden.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Toegevoegde waarde
Nederland wenst dat het programma zich richt op de beleidsterreinen met een daad-werkelijke toegevoegde waarde op Europees niveau. Nederland onderschrijft in beginsel het belang van de Commissie om samenhang aan te brengen met andere EU-programma's voor consumentenbeleid waar consumentenbelangen spelen. Bijvoorbeeld het gezondheids-programma en het algemene consumentenacquis.

Uitvoerend agentschap
Er komt geen apart uitvoerend agentschap voor het consumentenprogramma. Om kosten te besparen wordt het mandaat van het reeds bestaande agentschap voor gezondheid uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor assistentie bij de implementatie van het consumenten-programma (zie overweging 5). Uiteraard diende er een goede (financiële) evaluatie en verslaglegging komen van deze activiteiten van het agentschap. In het jaarlijkse specifieke programma moeten de taken worden gedefinieerd. Dit behoeft meer uitwerking, er komt voor het einde van het jaar een kosten/baten analyse

De taakverdeling voor het agentschap tussen gezondheid en consumenten moet helder worden gedefinieerd. Van de beschikbare E 156 miljoen voor het consumentenprogramma is E 136 miljoen bestemd voor de operationele acties, en word slechts E 20 miljoen gebruikt voor de administratieve kosten. Dit onderdeel vraagt nog om een nadere toelichting en een betere uitwerking. Er dient allereerst meer duidelijkheid te komen over de inzet en verantwoordelijkheden die de health agency krijgt met betrekking tot consumenten aangelegenheden.

Budget
Het budget is vastgesteld op 156,8 mln. Dit budget valt lager uit dan verwacht. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de Commissie van plan is de gestelde doelen te halen met een lager budget. De Commissie zal bij de jaarlijkse programmering keuzes moeten maken. Nederland zal de Commissie om meer opheldering vragen over hoe zij de gestelde doelen denkt te bereiken met een lager budget.

Fiche 4: Besluit van de Raad tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo Titel: Voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo.


Datum Raadsdocument: 18 mei 2006
Nr Raadsdocument: 9626/06
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 207
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken.

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep Financiële Raden (30 mei), COWEB (31 mei jl.), EFC, ECOFIN, RAZEB. De Commissie streeft er naar het voorstel in het najaar door de Raad te laten goedkeuren.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Commissie stelt voor aan Kosovo uitzonderlijke financiële bijstand in de vorm van een gift van E 50 miljoen te verlenen, op basis van behoeftestelling voortkomend uit de Medium Term Expenditure Framework van de Kosovaarse regering (Kosovo Consoli-dated Budget), goed te keuren door het Internationaal Monetair Fonds. Dit om de financiële situatie in Kosovo te verlichten, de ontwikkeling van een solide economisch kader te ondersteunen, het opzetten en voortzetten van essentiële administratieve functies te vergemakkelijken en in de behoefte aan overheidsinvesteringen te voorzien.

De voorgestelde macrofinanciële bijstand zal in de tijd worden beperkt en een aanvulling vormen op de steun die door de Wereldbank en andere bilaterale donoren is toegekend. Ook zal zij afhankelijk zijn van de vooruitgang die wordt geboekt met de tenuitvoerlegging van een aantal maatregelen, met name op het gebied van de overheidsfinanciën, die in nauw overleg met het IMF en de Wereldbank zullen worden vastgelegd. Deze steun zal in zoverre een cruciale rol vervullen dat zij voor een over-brugging zorgt totdat de status van Kosovo is geregeld en de overeenkomst ter zake geïmplementeerd is. Dit is van belang omdat zonder status Kosovo niet kan lenen van de Bretton Woods instellingen en derhalve afhankelijk is van giften. De steun zal los staan van nieuwe regelingen inzake de status van Kosovo en laat verdere communautaire en internationale steun, die vermoedelijk na de oplossing van de statuskwestie vereist zal zijn, onverlet.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 308 van het EG Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Eenparigheid van stemmen in Raad, raadpleging Europees Parlement .

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het gemeenschapsoptreden heeft hier een meerwaarde boven nationaal optreden. Ten behoeve van de in 'achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel' genoemde doelstelling is het in economisch en financiële opzicht eenvoudiger en efficiënter om op communautair niveau deze macro-financiële bijstand te leveren. Proportionaliteit: positief. De bijstand zal verenigbaar zijn met de macro-economische doelstellingen die al zijn vastgelegd in de intentieverklaring en het memorandum voor het economisch en financieel beleid waarover met het IMF overeenstemming is bereikt en die in november 2005 zijn ondertekend. Wat de specifieke voorwaarden voor de uitbetaling van de gifttranches betreft, is de Commissie voornemens de aandacht toe te spitsen op een beperkt aantal terreinen, zoals met name het beheer van de overheids-financiën.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie stelt voor om in totaal 50 miljoen euro beschikbaar te stellen voor 2006 en 2007 uit de Commissiebegroting ten laste van de post voor Macrofinanciële bijstand aan de landen van de Westelijke Balkan (derhalve geen directe financiële consequenties voor Nederland). De Commissie geeft aan het gehele bedrag reeds in 2006 te willen committeren. Het beschikbaar budget voor 2006 is echter nog slechts 37 mln euro (vastleggingskredieten). Het is dus nog onduidelijk op welke manier de Commissie aan het resterende bedrag wil komen. De Commissie heeft aangegeven hierover waar-schijnlijk in september meer duidelijkheid geven. De Commissie zal de gift kunnen toerekenen aan ODA (Official Development Assistance) bij de aanmelding bij OESO-DAC.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Contactambtenaar juridische afdeling: Marianne de Jong (DJZ/ER). Tel 070-348 4489; email jong.marianne@minbuza.nl

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het besluit zal in werking treden op de dag van zijn vaststelling door de Raad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Positief. Kosovo is geen partnerland van Nederland, maar assistentie in en rond Kosovo kwalificeert wel als ODA-toerekenbaar. Nederland steunt de gift door de Commissie, die bovendien aansluit op Nederlands beleid in de regio. Zo neemt Kosovo in de Regionale Benadering voor de Westelijke Balkan een centrale plaats in. Een stabiel en economisch ontwikkeld Kosovo zal ook een gunstig effect hebben op de stabiliteit en ontwikkeling in de omringende regio.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland zal de Commissie om opheldering vragen over de wijze waarop zij desbetreffend voorstel wil bekostigen uit genoemde begrotingslijn. Uit het Financieel Memorandum blijkt namelijk dat de Commissie het gehele bedrag (E 50 miljoen) reeds in 2006 wil committeren, terwijl de middelen (vastleggingskredieten) hiervoor niet meer beschikbaar zijn. Het beschikbaar budget voor 2006 is E 37 mln. Derhalve is de toelichting van de Commissie, dat mochten de vastleggingskredieten voor 2006 niet voor de gehele maatregel volstaan, het resterende bedrag ten laste komt van de begroting 2007, moeilijk te plaatsten. Het is immers al duidelijk dat de resterende kredieten niet volstaan, tenzij de Commissie aangeeft waar de benodigde versterking van deze budgetlijn vandaan moet komen. De Commissie zou dit probleem kunnen oplossen door het restant voor 2007 op de begroting te zetten. Immers de betalingen vinden ook hoofdzakelijk of uitsluitend in 2007 plaats. Ook zou er gebruik gemaakt kunnen worden van een interne kredietoverschrijving.

Nederland staat wel achter de gevoelde noodzaak voor een dergelijke gift. Kosovo is immers sterk afhankelijk van donorgelden, onder meer omdat het niet kan lenen (van bijvoorbeeld de Bretton Woods instellingen) zolang de toekomstige status van de provincie, thans onder VN-bestuur, niet is vastgesteld. De toekomstige status van Kosovo wordt momenteel uitonderhandeld onder auspiciën van de Verenigde Naties en leidt mogelijk nog dit jaar tot een conclusie, waarbij naar verwachting Kosovo in de toekomst een min of meer onafhankelijke status zal krijgen. Een onafhankelijke status zonder functionele overheid en zonder economische ontwikkeling zal evenwel veel problemen opleveren voor Kosovo en de regio. De economie van Kosovo is momenteel in deplorabele staat. Het uitblijven van economische ontwikkeling zal illegale activiteiten in de hand werken, met alle negatieve effecten op de regionale stabiliteit en ontwikkeling van dien.

Internationale bijdragen aan de opbouw van Kosovo blijven daarom van groot belang. Deze kunnen ook de duurzaamheid bevorderen van eerdere investeringen van de Internationale Gemeenschap in Kosovo. Zo heeft Nederland na het uitbreken van de oorlog in 1999 circa E 160 mln aan noodhulpgelden in Kosovo geïnvesteerd. Nederland hecht dan ook veel waarde aan de economische duurzaamheid van Kosovo, ongeacht de toekomstige status. Daarbij speelt ook een nationaal belang: het uitblijven van economische ontwikkeling in Kosovo kan export van geweld en criminaliteit in de hand werken, ook richting West-Europa. Een arm en gedestabiliseerd Kosovo vergroten bovendien de kans op een toestroom van asielzoekers en economische vluchtelingen. Op zoek naar inkomstenbronnen voert een aantal Kosovaren reeds illegale activiteiten uit, zoals vrouwenhandel, smokkel van goederen (waaronder wapens), etc. Daar ondervindt West-Europa, waaronder Nederland, hinder van.

Een adequate bestuurstructuur en -cultuur, een economische 'enabling environment' en het vergroten van de economische kansen is noodzakelijk. Bilaterale donoren zijn onvoldoende in staat om voldoende input te leveren die de Kosovaarse kansen substantieel vergroot. Het is daarom van belang dat de Commissie in nauwe samenwerking met de Bretton Woods instellingen deze taak op zich neemt.

Kleinere en katalyserende activiteiten zouden -voor zover beschikbaar op deze terreinen- aan bilaterale donoren overgelaten kunnen worden. Bij grotere activiteiten heeft communautaire financiering meerwaarde. Deze zouden zich moeten toespitsen op de economische kansen voor allen, in aanmerking genomen dat de werkeloosheid het grootst is onder jongeren (Kosovo heeft de jongste bevolking van Europa) en minder-heden (beide groepen kennen naar schatting van de WereldBank en IMF werkloosheids-cijfers van boven de 70%).

Ook in Brussel kan Nederland zich in principe positief uitlaten ten aanzien van dit voorstel, wel is van belang dat er meer duidelijkheid komt over de financiering van dit voorstel.

Fiche 5: Beschikking tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap (Douane-2013) Titel: Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap (Douane-2013)


Datum Raadsdocument: 19-05-2006
Nr. Raadsdocument: CS 9609/06
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 201 definitief {SEC(2006) 570} Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën. Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Douane-unie en vervolgens in de Raad Economische en Financiële Zaken dan wel de Raad Concurrentievermogen. In de tweede helft van 2006 zal onder het Finse voorzitterschap een aanvang worden gemaakt met de behandeling van het voorstel. Of de behandeling ook onder het Finse voorzitterschap kan worden afgerond is nog niet bekend.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Douane 2013 is het vervolgprogramma op Douane 2007. De Commissie ziet als een van de grootste uitdagingen voor de Europese Unie in de komende jaren de groei en werkgelegenheid te creëren die in de hernieuwde Lissabon-strategie als doelstellingen zijn vastgelegd. Douane 2013 zal:
. de verwezenlijking van deze strategie actief ondersteunen door een belangrijke bijdrage te leveren aan het concurrentievermogen van EU-ondernemingen, zowel op de interne markt als op de wereldmarkt; . de douanediensten van de deelnemende landen helpen de legitieme handel te vergemak-kelijken en de procedures te vereenvoudigen en te versnellen zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en de zekerheid van de burgers en de financiële belangen van de Gemeenschap.

Het nieuwe programma zal met name:
. de ontwikkeling van een pan-Europese elektronische douaneomgeving ondersteunen en bijdragen aan de tenuitvoerlegging van het gemoderniseerde douanewetboek; . streven naar de verdere uitbreiding van de internationale douanesamenwerking tussen de EU-douanediensten en de douanediensten van derde landen op het gebied van de beveiliging van de bevoorradingsketen, overeenkomstig de internationale verplichtingen van de EU; . de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het concept van de geautoriseerde markt-deelnemer ondersteunen om te voorzien in faciliteiten voor wetgetrouwe handelaren; . het onderhoud van de huidige operationele trans-Europese IT-systemen garanderen; . streven naar de verdere ontwikkeling van de samenwerking en van de uitwisseling van informatie en best practices met de douanediensten van derde landen, met name de kandidaat-lidstaten, de potentiële kandidaat-lidstaten en de partnerlanden van het Europese nabuur-schapsbeleid.

Net als het vorige programma zal Douane 2013 een tussentijdse evaluatie (31 maart 2011) en een eindevaluatie (31 maart 2014) kennen.

Rechtsbasis van het voorstel: Verdrag tot oprichting van de EG, met name art. 95.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid, medebeslissing.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Ja, beheerscomité (maar in feite voortzetting beheerscomité Douane 2007), artikel 19 van het voorstel.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. De Douane-unie behoort op zich tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. De wijze waarop de douanediensten hun operaties inrichten behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten. Ofschoon de deelnemende landen primair verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, is een optreden van de Gemeenschap vereist voor de coördinatie van de programma-activiteiten, het beschikbaar stellen van infrastructuur en het geven van de nodige stimulansen. Proportionaliteit: positief. Het gekozen instrument van een Beschikking is aanvaardbaar. De activiteiten die onder het programma vallen omvatten communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen, benchmarking, seminars en workshops, projectgroepen en stuur-groepen, werkbezoeken, opleidingsactiviteiten, monitoringactiviteiten en eventuele andere activiteiten noodzakelijk voor de verwezenlijking van het programma. Deze activiteiten laten voldoende ruimte voor de lidstaten en ze brengen geen onnodige lasten met zich mee.

Consequenties voor de EU-begroting:
Totale budget Douane 2013: E 323,8 miljoen over 6 jaar als volgt verdeeld over de jaren 2008- 2013: 2008: E 43,000 miljoen, 2009: E 49,500 miljoen, 2010: E 51,450 miljoen, 2011: E 55,900 miljoen, 2012: E 60,700 miljoen, 2013 E 63,250 miljoen. Dit is een verdubbeling ten opzichte van het budget van Douane 2007.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen. Douane 2013 is namelijk de financieringsbron om e-douane mogelijk te maken en de douanediensten van de lidstaten zoveel mogelijk als één te laten werken (voor e-douane en de modernisering van het communautaire douanerecht zijn reeds fiches opgesteld). Douane 2013 kan nooit nieuwe verplichtingen in het leven roepen die niet gesteund worden door de (nieuwe) wetgeving en in het verlengde daarvan e-douane.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen.

Contactambtenaar juridische afdeling: Theo Hesselink, Directie Douane en verbruiksbelastingen (e-mail: t.h.j.hesselink@minfin.nl, telefoon: 070 342 82 81)

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De beschikking moet van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2008.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het Nederlandse belang is gediend bij harmonisatie van douaneoptreden in de EG naar de hoogste standaard, rekening houdend met strategische doelstellingen douane-unie ("level playing field" op de interne markt, versterking van het concurrentievermogen van de EG, bescherming van de samenleving tegen oneerlijke internationale handelspraktijken en tegen schade vooral waar het financiële, commerciële volksgezondheids-, culturele en milieubelangen betreft, waarborgen van de veiligheid van het grensoverschrijdende goederenverkeer, modernisering en vereenvoudiging van de douanewetgeving). Nederland staat dan ook positief tegenover het actieprogramma Douane 2013. De gevraagde verdubbeling van het budget ten opzichte van Douane 2007 roept echter vraagtekens op of de financiële last op de EU-begroting niet verder gaat dan noodzakelijk. Deze verdubbeling van het budget voor Douane 2013 dient dan ook duidelijker te worden gemotiveerd. Gedeeltelijk is de verhoging van het budget verklaarbaar, omdat de looptijd van Douane 2013 een jaar meer bedraagt dan de voorloper Douane 2007.

In verband met de reductie van de administratieve lasten zal Nederland het belang van een geïntegreerde benadering van douane, fiscale formaliteiten en niet-fiscale taken benadrukken.

In het voorstellen voor Douane 2013 zal Nederland benadrukken dat de Commissie concrete doelstellingen moet formuleren waarbij aansluiting wordt gezocht bij de veranderende rol van de douane (meer aandacht voor de taken ter bescherming van de samenleving). Tevens dient bij het optreden van de douane in de Gemeenschap rekening te worden gehouden met ontwikkelingen in de rest van de wereld, met name voor wat betreft de rol van de douane bij het waarborgen van de veiligheid van de internationale logistieke keten. Daarbij zal steeds intensiever op operationeel niveau moeten worden samengewerkt met derde landen (o.a. VS, China).

Fiche 6: Besluit opheffing maatregelen artikel 96 voor Liberia Titel: Proposal for a Council Decision amending Decision 2003/631/EC adopting measures concerning Liberia under Article 96 of the ACP-EC Partnership Agreement in a case of special urgency


Datum Raadsdocument: 30 mei 2006
Nr Raadsdocument: 72/2/06/REV 2 ACP
Nr. Commissiedocument: COM(2006) 267 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Behandelingstraject in Brussel: Coreper en Raad (nog niet duidelijk)

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Doel is de maatregelen zoals bedoeld onder artikel 96 van het ACP-EC Verdrag (Verdrag van Cotonou) voor Liberia op te heffen en verder te gaan met een intensieve politieke dialoog zoals bedoeld onder artikel 8 van hetzelfde Verdrag. Reden voor opheffing van de maatregelen is de voortgang die door de nieuwe regering van Liberia geboekt is op het gebied van goed bestuur, onder andere op de volgende punten:
- de parlementaire en presidentiele verkiezingen van oktober en november 2005 waren 'free and fair';
- vrijheid van meningsuiting wordt gerespecteerd; en
- de regering staat achter en werkt actief mee aan de implementatie van het Governance and Economic Management Assistance Programme (GEMAP). Op het gebied van mensenrechten en rule of law zullen nog enkele slagen moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld:
- de Mensenrechtencommissie bevindt zich in een reorganisatie;
- weinig verdachten van mensenrechtenschendingen bij politie en leger zijn in staat van beschuldiging gesteld;
- de hervormde politie en leger zijn nog niet volledig operationeel;
- de justitiële sector moet grondig hervormd worden;
- de Waarheid- en Verzoeningscommissie heeft meer middelen nodig. Op basis van het geheel van observaties kan echter worden vastgesteld dat de Liberiaanse regering de juiste houding toont om de situatie in het land te verbeteren. Om verdere vooruitgang in deze richting aan te moedigen, stelt de Commissie voor de appropriate measures op te heffen.

Rechtsbasis van het voorstel:

- EU-Verdrag, artikel 300(2);

- ACP-EC Partnerschapsverdrag (Verdrag van Cotonou) inclusief de herziening van 25 juni 2005, artikelen 8 en 96;
- Interne overeenkomst van lidstaten over de wijze van implementatie van het ACP-EC Partnerschapsverdrag, met name artikel 3.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Bsluitvorming door de Raad op basis van unanimiteit, geen rol voor het Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Het besluit tot opheffing van de op grond van art. 96 genomen maatregelen en tot aangaan van de politieke dialoog kan alleen op gemeenschapsniveau worden genomen. Proportionaliteit: Positief. Gezien de vorderingen van de nieuwe regering in Liberia zijn maatregelen zoals voorzien onder artikel 96 van het ACP-EC Partnerschapsverdrag niet meer nodig. Een intensieve dialoog zoals bedoeld onder artikel 8 zal naar verwachting voldoende zijn om vorderingen op het gebied van goed bestuur tot stand te brengen. Daarbij komt dat de periode van 150 dagen waarin de nieuwe regering een aantal doelstellingen wilde bereiken zijn einde nadert, en dit het juiste moment is om het positieve signaal dat de Commissie voorstelt uit te zenden.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen Contactambtenaar juridische afdeling:
Marianne de Jong, tel.: 070-348 4489; e-mail: marianne-de.jong@minbuza.nl

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Onmiddellijk op moment van aanname door de Raad. Deze implementatietermijn is haalbaar aangezien geen omzettingswet- en regelgeving nodig is.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Anders dan voor Liberia zelf, geen. De consequenties voor Liberia zijn politiek van aard; het voorgestelde besluit is erop gericht een positief signaal uit te zenden naar de regering van Liberia over de ontwikkelingen die zij heeft doorgevoerd sinds haar aantreden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland onderschrijft de analyse van de Commissie dat de ontwikkelingen die de nieuwe Liberiaanse regering onder budgettair moeilijke omstandigheden heeft ingezet, aantonen dat de regering serieus werk wil maken van goed bestuur, respect voor mensenrechten en de rechtsstaat. Nederland steunt daarom het besluit om de maat-regelen zoals bedoeld onder artikel 96 van het ACP-EC Partnerschapsverdrag op te heffen. Omdat er voor de regering nog een lange weg te gaan is, ondersteunt Nederland eveneens de voortzetting van een intensieve politieke dialoog, zoals bedoeld onder artikel 8 van hetzelfde verdrag.


-----------------------
Verordening (EG) nr. 417/2002 beoogt de invoering van vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankers, teneinde het risico van verontreiniging door koolwaterstoffen te verminderen. In het kader van de noodmaatregelen die zijn genomen na het vergaan van de olietanker Prestige heeft de Commissie op 20 december 2002 besloten voor te stellen Verordening (EG) nr. 417/2002 te wijzigen, het tijdschema voor het uit de vaart nemen van enkelwandige olietankers te versnellen, en het vervoer van zware olie in enkelwandige olietankschepen naar of vanuit de havens in de lidstaten van de Europese Unie met onmiddellijke ingang te verbieden.

Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals gewijzigd bij protocol van 1978(MARPOL 73/78).


---- --