Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Opening van het Verolmepaveljoen van het Havenmuseum in Rotterdam

Toespraak | 21-08-2006 | Rotterdam | Karla Peijs

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Dames en heren,

Cornelis Verolme zei altijd: `God geeft de vogels eten maar ze moeten er wel voor vliegen.' Ik vind dat een mooie uitspraak. Vooral vanwege het pragmatisme dat er uit spreekt. Een vorm van pragmatisme die zo goed bij deze stad past. Ook het Verolmepaviljoen van dit prachtige museum is weer op zijn Rotterdams tot stand gekomen: met zijn allen de schouders eronder, en het gewoon doen. Heel goed.

Wat ik nu zo mooi vind aan dit nieuwe paviljoen, is dat het de mogelijkheid biedt om de haven te laten zien zoals die nu is. De historische haven lag midden in de stad, zoals iedereen sinds jaar en dag in en rond dit gebouw kan zien. Maar hoe zich dat heeft ontwikkeld en wat er in onze tijd gebeurt in de Botlek, de Europoort en op de Maasvlakte - straks op twee Maasvlaktes -, dat onttrekt zich grotendeels aan de ogen van het publiek.

En dat is jammer. Ten eerste omdat het gewoon interessant is om te weten hoe al die enorme schepen en miljoenen tonnen vracht worden afgehandeld. En ten tweede denk ik dat Rotterdam ook best mag laten zien hoe groot het belang van de haven daadwerkelijk is. 85.000 directe arbeidsplaatsen in groot-Rotterdam, een enorme spin off voor heel Nederland, een netwerk aan unieke gespecialiseerde havendiensten, en de eerste positie op de ranglijst van alle Europese zeehavens; dat mag allemaal gerust gezien worden. En dat kan nu.

Het Verolmepaviljoen is daarmee feitelijk het levende visitekaartje van de haven zoals die nu is. En waarom heb je een visitekaartje? Volgens mij om mensen heel kort te laten zien wie je bent en wat je doet, in de hoop dat de eerste kennismaking tot meer leidt. Dat hoop ik hier ook. Want er is helaas al jaren sprake van een dalende belangstelling voor maritieme beroepen; vooral ook aan de wal. De instroom op de zeevaartschool is min of meer stabiel, maar het blijkt moeilijk te zijn om mensen vast te houden.

We moeten de jongeren dus zien te pakken. We moeten ze informeren over wat de haven is en te bieden heeft, ook als het gaat om het werk aan de wal. En vooral: we moeten ze enthousiasmeren, zodat ze niet na een paar jaar afhaken en alsnog een andere richting kiezen. En daar kan het havenmuseum in mijn ogen een belangrijke rol in spelen. Vooral in die eerste kennismaking. De indirecte boodschap die dit paviljoen uitstraalt, is dat de maritieme sector een interessant werkveld waarin je ook een goede boterham kunt verdienen, als je er zelf maar voor wilt vliegen. En dat zou Cornelis Verolme zeker veel plezier hebben gedaan.

Ik feliciteer u, mijnheer Schuddeboom, en de stad Rotterdam met deze prachtige aanwinst. En ik hoop dat in de toekomst nog meer mensen, maar vooral de jongeren, de weg naar dit museum gaan vinden.

Dank u wel.