Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Justitie
Vreemdelingenzaken en Integratie
Persbericht ministerraad
25 augustus 2006

VERMINDERING INBURGERINGSACHTERSTANDEN BLIJFT INZET BELEID

De resultaatgerichte inburgeringsplicht die is geregeld in het wetsvoorstel inburgering in de Nederlandse samenleving, kan volgens de Raad van State worden opgelegd aan zogeheten onderdanen van derde landen. Dit zijn vreemdelingen afkomstig uit landen buiten de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte.

Verder bereidt het kabinet aanvullende maatregelen voor om de inburgeringsachterstand te kunnen blijven verminderen bij andere in Nederland wonende personen dan deze onderdanen van derde landen. Een en ander blijkt uit een brief van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie waarmee het kabinet heeft ingestemd.

De brief is een reactie op het onlangs uitgebrachte advies van de Raad van State over een inburgeringsplicht voor drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders in het licht van het gelijkheidsbeginsel. Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel was daarover twijfel gerezen.

In het advies wordt erkend dat zo'n plicht een gerechtvaardigde doel zou dienen, maar tevens in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het kabinet volgt deze conclusie, maar verbindt daaraan wel het gevolg dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit heeft te maken met de dringende maatschappelijke noodzaak om de inburgeringsachterstanden bij die andere groepen te verminderen. Veel mensen beschikken nog steeds niet over voldoende taalvaardigheden en kennis van de Nederlandse samenleving om aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen. De aanvullende maatregelen worden voorbereid met inachtneming van het advies van de Raad.

Bij de behandeling van de nieuwe regelgeving zijn in de Tweede Kamer voorstellen gedaan die mede uiting geven aan de breedgedragen politieke wens om inburgeringsachterstanden terug te brengen. De Raad van State heeft ook daarover advies uitgebracht en vastgesteld dat de bestaande sociale zekerheidswetgeving geen mogelijkheden biedt om uitkeringsgerechtigden tot meer te verplichten dan een inburgeringscursus die noodzakelijk is voor re- integratie op de arbeidsmarkt. De Raad geeft ook aan dat het niet mogelijk is om verzorgende ouders van minderjarige kinderen op grond van de Wet werk en bijstand een inburgeringsverplichting op te leggen omdat die wet alleen verplichtingen toestaat die zijn gericht op werkhervatting. Tot slot staat in het advies dat een verbrede leerplicht waarbij verzorgers van leerplichtige kinderen met taalachterstanden worden verplicht hun taalbeheersing te verbeteren, binnen het huidige leerplichtstelsel niet mogelijk is.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het advies van de Raad met deze brief naar de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer te sturen, mede gelet op de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer en de inwerkingtreding op 1 januari 2007.

RVD, 25.08.2006