Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/2332
datum : 25-08-2006
onderwerp : Ontwikkelingen inzake vogelgriep
bijlagen :

Geachte Voorzitter,

In mijn brief van 9 augustus jl. (Tweede Kamerstuk 2005-2006, 28807, nr. 110) heb ik u op de hoogte gebracht van de uitbraak van de milde vogelgriep uitbraak in Voorthuizen.
In deze brief wil ik de recente ontwikkelingen hieromtrent nader toelichten en u tevens informeren over een verdenking van een besmetting met het vogelgriepvirus H5N1 bij jonge uilen in Diergaarde Blijdorp. Verder ga ik in op de instelling van de afschermplicht voor niet-gevaccineerd pluimvee en de hernieuwde openstelling van de vaccinatieregeling voor pluimvee en enkele andersoortige vogels.


1. Uitbraak laagpathogene vogelgriepvirus in Voorthuizen In bovengenoemde brief heb ik u geïnformeerd dat op het contactbedrijf van het pluimveevermeerderingsbedrijf in Voorthuizen een laagpathogene variant van het Aviaire Influenza (AI) virus (H7N7) is vastgesteld. Het pluimvee op dit contactbedrijf is geruimd. Tevens beschreef ik dat per 1 augustus 2006 een drie-kilometerzone is ingesteld rond het geruimde bedrijf met (vervoers)beperkende maatregelen.

Inmiddels is de screening van de 69 pluimveebedrijven in het gebied afgerond en kan ik u meedelen dat alle uitslagen negatief zijn. De laatste vervoersbeperkingen in het gebied zijn daarom per 24 augustus 2006 opgeheven. Dit is conform de Europese richtlijn 2005/94/EG die stelt dat beperkende maatregelen (niet eerder dan) 21 dagen na de voorlopige ontsmetting van het geruimde bedrijf kunnen worden opgeheven.

Als gevolg van dit voorval zal, zoals ik reeds eerder heb gemeld, conform het advies van de Groep van Deskundigen AI van 2 augustus 2006, de jaarlijkse monitoring op laagpathogeen AI in een gebied met een straal van 10 kilometer rondom het geruimde bedrijf eerder plaatsvinden. Met deze aanpak is al het mogelijke gedaan om te voorkomen dat in dit pluimveedichte gebied het laagpathogene virus kan doorwoekeren.


2. Verdenking vogelgriep bij jonge uilen
Begin augustus zijn bij twee gestorven uiltjes in Diergaarde Blijdorp in Rotterdam in het kader van een routineonderzoek, door het Wild Life Health Centre (Erasmus MC Rotterdam /Universiteit van Utrecht), aanwijzingen gevonden voor een besmetting met het vogelgriepvirus H5N1. Het vervolgonderzoek van het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole in Lelystad (CIDC-Lelystad) heeft deze verdenking bij een uil bevestigd. Het is echter niet gelukt het virus daadwerkelijk te isoleren. Dit onderzoek is vandaag afgesloten.

In de afgelopen weken is voorts uitgebreid aanvullend onderzoek gedaan. Zo zijn zeer veel monsters van vogels in de directe omgeving van de uilen en in de rest van Diergaarde Blijdorp onderzocht. Al deze monsters lieten een negatieve uitslag zien. Daarnaast zijn diverse mogelijkheden, waarop het virus de dierentuin binnen zou kunnen zijn gekomen, uitgebreid onderzocht. Het gaat dan om mogelijke import van dieren, om besmetting via voer, om besmetting via wilde vogels en om besmetting via indirecte contacten (bijvoorbeeld verzorgers met vogels thuis). Al deze sporen hebben geen aanleiding voor mogelijke insleep gegeven.
Ook zijn in overleg met Diergaarde Blijdorp, voor alle zekerheid maatregelen genomen om direct contact tussen vogels onderling en tussen vogels en bezoekers te voorkomen. Voorts zijn speciale veiligheidsmaatregelen genomen voor de betrokken dierentuinverzorgers.

Op grond van de hiervoor genoemde onderzoeksuitkomsten is de AI-verdenking van de Diergaarde Blijdorp weer opgeheven.


3. Instelling afschermplicht voor pluimvee
Ingevolge de Europese beschikking 2005/734/EG dienen de lidstaten, op grond van periodieke risicobeoordelingen, passende bioveiligheidsmaatregelen te nemen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene AI van in het wild levende vogels naar gehouden vogels. De lidstaten dienen regelmatig de genomen maatregelen te bezien en zonodig aan te passen aan de veranderde epidemiologische of ornithologische situatie. In verband met toenemende dreiging van insleep van het hoogpathogene vogelgriepvirus van het type H5N1 vanwege de najaarstrek van wilde vogels, ben ik voornemens om de afschermplicht voor niet-gevaccineerd pluimvee per 1 september 2006 in te stellen.

Dit is gebaseerd op een advies van de vogeldeskundigen van de vereniging SOVON Vogelonderzoek Nederland en de Groep van Deskundigen AI. Zij hebben gewezen op het weer toenemende risico op insleep van het vogelgriepvirus door de vogeltrek.

Ook de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA) en het Permanente Comité voor de Voedselkwaliteit en de Diergezondheid (PCVD) van de Europese Commissie, hebben aangegeven, dat er een blijvende dreiging uitgaat van wilde vogels bij de verspreiding van het hoogpathogene vogelgriepvirus van het type H5N1. In diverse landen in de wereld is het desbetreffende vogelgriepvirus permanent aanwezig. Via de verschillende trekroutes van wilde vogels staat Europa en ook Nederland in verbinding met deze landen.

De afschermplicht geldt voor heel Nederland en voor zowel commercieel als hobbymatig gehouden hoenderachtigen, eenden, ganzen en waterhoenen.
Pluimveehouders kunnen kiezen tussen het plaatsen van dieren in een afgesloten ruimte of het aanbrengen van een constructie die contact met wilde vogels onmogelijk maakt. Bij laatstgenoemde mogelijkheid moeten de zijkanten van het verblijf minimaal afgeschermd zijn met gaas, de bovenkant met ondoorlatend materiaal. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om beperkte uitloop te houden, waardoor problemen op welzijnsgebied kunnen worden voorkomen.

Vogels die volledig gevaccineerd zijn, dat wil zeggen vanaf 1 week na de tweede vaccinatie, hoeven niet afgeschermd te worden. Indien ondernemers of hobbydierhouders niet besluiten tot het preventief vaccineren van het pluimvee, zijn ze verplicht deze vanaf 1 september af te schermen.

Bovenstaande maatregelen zijn vastgesteld in de Tijdelijke regeling maatregelen ter wering van Aviaire Influenza, die op 1 september a.s. in werking zal treden. Naast het informeren van de belangenorganisaties, plaatst het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ook advertenties in de huis-aan-huisbladen. Meer gedetailleerde informatie over vogelgriep is voorts beschikbaar op de LNV-internetsite.


4. Vaccinatieregeling voor pluimvee
Begin juli heeft de Europese Commissie ingestemd met een aangepast Nederlands voorstel voor het preventief vaccineren van hobbydieren en buitenuitloopkippen. Houders van hobbypluimvee en buitenuitloopkippen kunnen vanaf 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 hun dieren preventief laten vaccineren tegen vogelgriep. Met ingang van 27 juli jl. is daartoe de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop op een aantal punten aangepast.

In de nieuwe regeling is hierbij zoveel mogelijk getracht de (administratieve) belasting voor de houder te verlagen en een oplossing te vinden voor de knelpunten die bij de vorige vaccinatieperiode dit voorjaar naar voren zijn gekomen. Zo geldt de nieuwe vaccinatieregeling voor de hobbydierhouderij niet langer alleen voor kippen, kalkoenen, ganzen en eenden, maar kunnen alle hoenderachtigen en eendachtigen gevaccineerd worden, waaronder zwanen, pauwen, kwartels en patrijzen. Voorts mogen de dieren onder voorwaarden naar de dierenarts gebracht worden om ze daar te vaccineren. Op deze manier kunnen de kosten lager uitvallen dan wanneer de dierenarts naar elke hobbydierhouder moet. Daarnaast zijn de verplaatsingsmogelijkheden voor gevaccineerd hobbypluimvee verruimd, waardoor het onder voorwaarden weer mogelijk wordt om met deze dieren deel te nemen aan tentoonstellingen in Nederland en is het bloedonderzoek voorafgaand aan de eerste vaccinatie komen te vervallen. Tevens is een mogelijkheid gecreëerd om onder voorwaarden andere registratiemiddelen toe te staan in plaats van de nu voorgeschreven pootring voor identificatie.

Hobbydierhouders die hun dieren willen laten vaccineren, moeten contact opnemen met hun dierenarts. Bij het eerste dierenartsbezoek wordt gevaccineerd en geregistreerd. Bij het vervolgbezoek volgt een tweede vaccinatie.

Tijdens het derde bezoek neemt de dierenarts bloed af voor onderzoek. Een week na de tweede vaccinatie mogen de gevaccineerde dieren weer naar buiten.
Commerciële pluimveehouders mogen, conform de voorgaande regeling, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop laten vaccineren, waarbij met name enkele praktische uitvoeringsverbeteringen in de regeling zijn doorgevoerd.

De Europese Commissie schrijft via beschikking 2006/147/EG diverse beperkende maatregelen voor ten aanzien (producten van) gevaccineerde dieren. Een en ander is in de eerder genoemde tijdelijke regeling neergelegd. Zo mogen er geen gevaccineerde levende kippen over de grens worden gebracht. Gevaccineerd pluimvee moet in Nederland worden geslacht. Vlees van gevaccineerde dieren mag onder bepaalde voorwaarden wel geëxporteerd worden.

Gevaccineerde hobbydieren en hun producten mogen echter niet in het commerciële circuit worden gebracht, noch uitgevoerd worden naar andere lidstaten.

De bescherming door het vaccin duurt maximaal één jaar. De kosten van de vaccinatieprocedure zijn voor rekening van de pluimveehouder. De kosten van het bloedonderzoek (monitoring) neemt het ministerie van LNV voor zijn rekening.

Vaccinatie is vrijwillig en is, als alternatief voor afschermen, één van de manieren om het risico op besmetting en verspreiding van vogelgriep tegen te gaan. Pluimveehouders die afzien van vaccinatie zijn verplicht om hun dieren af te schermen zolang de afschermplicht geldt.

Tot slot hecht ik eraan te benadrukken dat, hoewel er geen garantie kan worden gegeven dat gevaccineerde dieren nooit hoeven te worden geruimd, dit alleen zal gebeuren als hiertoe een veterinaire noodzaak bestaat. Ik zal daar zeer terughoudend in zijn.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman