Groen!

Groen! wil minder straling rond gsm-masten

Steeds meer zendmasten

Het aantal gsm - masten in België neemt zeer snel toe. Voor de nieuwe UMTS-technologie zouden er een 40.000 antennes kunnen bijkomen. Veel masten worden geplaatst zonder dat de mensen die er vlakbij wonen op de hoogte zijn. In veel gevallen is geen enkele vergunning nodig. Gemeenten worden dikwijls niet geïnformeerd. Als er toch een vergunningsprocedure loopt, is er meestal geen hoorzitting. Gemeenten kunnen dan enkel een advies geven en het gewest kan dit gewoon negeren. De verplichting om meerdere antennes op één site te groeperen, wordt dikwijls genegeerd. Men krijgt de indruk dat de operatoren meestal hun goesting kunnen doen.

Straling en gezondheid

Intussen groeit bij veel mensen de zorg om mogelijke gezondheidseffecten. De operatoren beweren bij hoog en bij laag dat er geen vuiltje aan de lucht is en kunnen bogen op prestigieuze studies die dat aantonen. Maar andere studies wijzen wel op gezondheidseffecten.

Dat er thermische effecten zijn, staat vast. En dat gsm-apparaten de werking van electronica verstoren (bijv. ziekenhuisapparaten, computers,..), weten we ook al lang. Maar op dezelfde wijze zouden gsm-stralen ook het menselijk lichaam uit evenwicht kunnen brengen door zgn. subthermische effecten: de hersenactiviteit verstoren, hormoonsystemen in de war brengen, het zenuwstelsel aantasten, de immuniteit verzwakken en bijdragen aan hart- en vaataandoeningen. Groepen van artsen roepen op tot voorzichtigheid. Zeker waar het om kwetsbare groepen gaat zoals zieken, kinderen, ouderen.

Groen! wil zoals in andere dossiers van milieu en gezondheid, kiezen voor een maximale toepassing van het Voorzorgsprincipe. De onzekerheden zijn te groot. Bovendien zijn strengere normen perfect mogelijk, zonder het mobiel bellen in gevaar te brengen. Ook Europees wordt gepleit voor toepassing van het ALARA-principe: het is kwestie de straling zo laag als technisch mogelijk is, te houden: as low as reasonably achievable.

Groen! dient daarom een decreet in om de straling van o.m. gsm- masten ook op vlak van milieu beter te reglementeren. Over onze concrete voorstellen willen we verder overleg plegen met bewoners en comités en nadien in het parlement.

We willen dit doen dit op basis van een vijfpuntenplan:
1. Een voorzorgsnorm voor straling in de leefomgeving

Groen! wil één algemene norm invoeren voor (niet-ioniserende) straling of de zgn. electrosmog. We leggen de grens op een vermogensdichtheid van 0,024 watt per vierkante meter (bij een frequentie van 900 MHz : een klassieke gsm-mast). En een vergelijkbare norm voor andere frequenties. Daar zou elke plek moeten aan voldoen, waar mensen komen. Dus buitenshuis, maar ook binnenin gebouwen of huizen, in woonkamers, maar zeker ook in slaapkamers, moet de straling beneden deze waarde blijven. Dit komt neer op een verstrenging t.o.v. de federale norm die gehanteerd wordt voor de masten zelf (een elektrische veldsterkte van 3 volt/meter in plaats van 20,6 volt/meter). Dit is de grenswaarde.

Met deze norm nemen we de norm over van de landen die het verst gaan in het toepassen van het Voorzorgsprincipe inzake gsm- straling (in Luxemburg : 3 V/m in Zwitserland 4 V/m tekens in de buurt van bewoning).

Daarnaast nemen we ook een streefwaarde op in het decreet van 1 milliWatt per vierkante meter (wat overeenkomt met 0,6 V/m). Dit is de norm van de Salzburgconferentie van 2000, waar internationale experten omwille van de gezondheid pleitten voor een veel strengere norm. In de milieuwetgeving wordt wel meer met streefwaarden gewerkt. Om de meest wenselijke toestand aan te geven vanuit het standpunt milieu en gezondheid en tevens als indicatie van de richting waarin de norm waarschijnlijk zal evolueren.
2. Open kaart spelen: informatieplicht voor de operatoren én voor de overheid

Groen! vraagt met aandrang dat de operatoren, het BIPT (dat toeziet op de installatie van zendmasten) en de diverse overheden, volledig open kaart zouden spelen. De hele waas van geheimzinnigheid die nu dikwijls rond de inplanting van masten hangt, roept juist ongerustheid op bij veel buurtbewoners. Daarom wordt voor de operatoren een algemene en tijdige informatieplicht ingevoerd in dit decreet, los van de stedenbouwkundige vergunning. Dus voor alle soorten masten moet ruim op voorhand aan de gemeenten gemeld worden, wat men van plan is.

Groen! vindt het niet meer dan normaal dat voor de opstelling van nieuwe zendmasten een openbaar onderzoek georganiseerd wordt. Als de uitzondering hier terug de regel wordt, is de overheid slecht bezig. Een belangrijke taak voor de gemeentebesturen

Bezorgde burgers die met de inplanting van een zendmast te maken krijgen, wenden zich meestal tot de gemeente. Gemeenten hebben echter nood aan voldoende ondersteuning om een actievere informerende en toezichthoudende rol te kunnen opnemen, gezien het gaat om een zeer technische materie, waarbij het gemeentebestuur zelf in feite geen enkel beslissingsrecht heeft. De kosten voor het informeren van omwonenden moeten ook volledig door de privé belanghebbenden, de operatoren, gedekt worden. Dit kan bijv. als gemeenten aan de operatoren een dossiertaks of gemeentelijke retributie doorrekenen.

Gemeenten bedanken terecht voor een scenario waarbij zij zonder de nodige dossierkennis op hoorzittingen moeten bemiddelen tussen operatoren en omwonenden. Het is essentieel dat het BIPT als objectieve en regulerende instantie haar verantwoordelijkheid terzake opneemt. Maar daartoe ontbreken blijkbaar de middelen.

Anderzijds kunnen gemeenten wel degelijk hun verantwoordelijkheid opnemen door de opmaak van een stedenbouwkundige verordening voor de inplanting van gsm-masten, waarbij met ruimtelijke criteria, maar ook met het Voorzorgsprincipe inzake gezondheidseffecten kan rekening gehouden worden. Waar andere overheden voorlopig het probleem miskennen, kunnen lokale besturen dus kiezen voor een open en planmatige aanpak. Groen! roept de eigen raadsleden alvast op om deze problematiek plaatselijk ter harte te nemen. Algemene infoplicht

Ten slotte heeft de (hogere) overheid ook een taak inzake voorlichting van het publiek i.v.m. risicos van straling van gsm- masten en gsms in het algemeen. Vooral naar de kwetsbare groepen toe (bijv. kinderen).
3. Afstandsnorm om kwetsbare groepen extra te beschermen

Gsm- masten worden nu zonder voorbehoud ingeplant bovenop scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen, in de buurt van crèches, enz. Terwijl zieken, kinderen, bejaarden als meer kwetsbare groepen gelden voor diverse vorming van vervuiling, en ook voor straling. Hoewel de algemene grenswaarde voldoende bescherming zou moeten bieden, is het toch logisch om zeker op plaatsen waar de straling hoger ligt dan de streefwaarde extra voorzorgsmaatregelen in te bouwen. Het getuigt van voorzichtig beleid om dan geen masten in te planten op locaties waar juist de meest kwetsbare groepen gedurende lange periodes aan meer straling worden blootgesteld. Ook deze voorzorgsmaatregel wordt al in diverse landen toegepast (bv. in Zwitserland, Italië). Concreet stelt het decreet een minimum afstand voor van 300 meter t.o.v. ziekenhuizen, scholen, kinderopvangcentra en bejaardentehuizen.

Het decreet voert een milieuvergunningsplicht in voor alle zendmasten. Er wordt gekozen voor een vergunningsplicht voor klasse 3 inrichtingen, om de administratieve lasten niet nodeloos op te drijven. Dit betekent dat er een meldingsplicht komt en dat de overheid de integrale milieuvoorwaarden kan en moet controleren. De afstandsnorm is één van de integrale milieuvoorwaarden waaraan alle zendmasten dienen te voldoen.
4. Coördinatie van het beleid: prioriteit voor milieu en gezondheid

Het getuigt van weinig respect voor omwonenden dat als er toch discussie over de inplanting van zendmasten komt en er bezwaren ingediend worden, dat dan enkel de ruimtelijke of landschappelijke aspecten kunnen ingebracht worden. Omdat gezondheidseffecten in een stedenbouwkundige procedure juridisch niet mogelijk zijn. Groen! pleit voor een gecoördineerd beleid, zowel op gewestelijk als op gemeentelijk vlak. Ruimtelijke en gezondheidsargumenten dienen in procedures samen bekeken te worden. Waarbij de gezondheidseffecten het meest mogen doorwegen.

Op Vlaams nivo is het dan ook de minister van leefmilieu die best zou optreden als coördinerend minister, nu is het in feite de minister van ruimtelijke ordening. Waarbij we ervan uitgaan dat de minister van leefmilieu ook maximaal de kaart trekt van de gezondheid op basis bijv. van de werking en expertise van de Cel Milieu/Gezondheid van AMINAL, het Steunpunt Milieu/Gezondheid en inz. het VITO.
5. Meer wetenschappelijk onderzoek

Vlaanderen is de voorbije jaren een leidende rol gaan spelen in het onderzoek naar banden tussen milieu en gezondheid. Ook op vlak van de effecten van niet-ioniserende straling is het Steunpunt Milieu/Gezondheid al actief. Maar verder onderzoek blijft zeker nodig. Daarbij kan Vlaanderen zich inschrijven in lopend Europees onderzoek en onderzoek in het kader van de Wereld Gezondheids Organisatie (WGO). De blootstelling van kwetsbare groepen is voor ons dé onderzoeksprioriteit.

Tegelijk is onderzoek nodig naar alternatieven ten gronde : naar gsm-masten en toestellen die minder stralingsgevaar opleveren. De uitdaging voor de mobiele telefonie is een ruimer bereik te krijgen en meer toepassingen te kunnen aanbieden, zonder dat daardoor telkens de straling dient toe te nemen. Hoe dan ook zal men de grenzen dienen te erkennen die gesteld worden door een toename van electrosmog of vervuiling door electromagnetische straling.

Of smogless systemen nu al technisch haalbaar zijn, is niet duidelijk. Dat er zal moeten toegewerkt worden naar minder straling, is wel duidelijk. Hoe meer men draadloos wil werken, hoe meer men de straling in de hand zal dienen te houden. FEDERAAL

Uiteraard kan geen algemeen beleid inzake electrosmog gevoerd worden, alleen op niveau van gewesten en gemeenschappen. Ook het federale niveau dient zijn verantwoordelijkheid verder te nemen. We zien op korte termijn drie mogelijke stappen :
1. Herevaluatie van de normering van zendmasten

Het is logisch de norm voor de veldsterkte rond de masten zelf en voor de blootstelling van de mens (SAR) in overeenstemming te brengen met de norm voor de vermogensdichtheid die men in de leefomgeving toepast. De federale norm werd overigens ingesteld als open norm : het was de bedoeling deze aan te passen, op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens.
2. Steun voor stralingsarme gsms

Er kan steun gegeven worden aan fabrikanten die toestellen met een lagere straling, een lage SAR op de markt brengen. In Duitsland krijgen gsm-toestellen met een SAR-waarde beneden de 0,6 W/kg het milieulogo blauwe engel mee. 30% van de toestellen komt in aanmerking . Dit is bij ons een federale bevoegdheid. Minister Tobback kan milieuvriendelijke gsms mee opnemen in zijn lijstje producten met ecolabel, hier rond promotie voeren en eventueel steunmaatregelen voorzien, zodat veiliger gsms ook goedkoper op de markt komen.
3. Dringende normering van draadloze telefoons (DECT)

Recent is er bij specialisten steeds meer bezorgdheid voor het probleem van electromagnetische binnenhuisvervuiling door DECT draadloze telefoons. Vooral de basisstations die 24 uur op 24 uur straling uitzenden, zouden een groot risico inhouden. Een DECT basisstation dat in het stopcontact is gestoken is (qua resulterende veldsterkte) vergelijkbaar met een GSM zendmast op 20 meter afstand. Hiertegen zou best opgetreden worden met een duidelijke productnorm die terdege rekening houdt met de recente studies terzake.