VVD



Speech symposium Ayaan Hirsi Ali

Dames en heren, voorzitter, beste Frits, eurocommissaris, lieve Neelie, aanwezige ambassadeurs,

Het is 12 september 1991 toen u, Frits Bolkestein, in de Volkskrant een kritisch artikel schreef over het toenmalige minderhedenbeleid. U wees erop dat de doelstelling van dat beleid, namelijk integratie met behoud van identiteit, innerlijk tegenstrijdig was én dat we alle energie moesten richten op integratie en niet op behoud van identiteit. Toen u dat schreef was ik 21, woonde in Nairobi en hield mij nog helemaal niet bezig met Nederland. Het debat over het minderhedenbeleid dat Frits Bolkestein wilde, is er gekomen, maar pas vele jaren later. Pas sinds oktober 2001 kreeg ik de eer dat debat te mogen meevoeren, eerst als medewerker van de Wiardi Beckman Stichting van de PvdA en later als volksvertegenwoordiger voor de VVD. Ik dank zowel de WBS als de VVD dat zij mij de gelegenheid hebben gegeven om deel te nemen aan het debat.

Ik leg de nadruk op deelnemen aan het debat. Op dat moment was het immers al in volle gang. De prominente namen in die discussie waren en zijn nog steeds: Paul Scheffer, Paul Cliteur, Arie van der Zwan, Jaffe Vink, Hans Jansen, Leon de Winter, Sylvain Ephimenco en Afshin Ellian. Daarom verbaas ik mij er zeer over dat deze eminente Nederlandse intellectuelen tegenwoordig worden aangeduid als de club of het kamp van Ayaan. En dat, terwijl ik mijzelf beschouw als iemand die achteraan is aangesloten. Dat neemt echter niet weg dat ik zeer op ze gesteld ben en dat ik dankbaar ben voor hun lessen, voor hun correcties en voor het feit dat ze mij helemaal hebben opgenomen in hun midden. En wie denkt dat er binnen mijn zogenaamde club homogeniteit bestaat, vergist zich. De leden zijn stuk voor stuk buitengewoon eigenzinnig en ze hebben op verschillende gebieden sterk uiteenlopende opvattingen. Ze hebben slechts één eigenschap gemeenschappelijk: ze zijn dol op een goed en scherp debat. Met hen heb ik genoten van die debatten en de controverses.

Ik verbaas me ook over de mensen die mij vragen waarom ik mij bij een bepaalde partij heb aangesloten en met bepaalde mensen verkeer, terwijl ik toch over sommige onderwerpen andere opvattingen heb dan die partij en die mensen. Het antwoord is dat ik hou van discussie. En met mensen met wie je van mening verschilt, kun je een discussie voeren, terwijl je met eensgezinden alleen maar een kerkdienst kunt houden. En zoals bekend, houd ik niet van kerkdiensten. Veel mensen hebben zich wanhopig afgevraagd waarom ik ben overgestapt van de PvdA naar de VVD, terwijl ik het met zoveel dingen van de VVD niet eens ben. Dezelfde vraag wordt nu gesteld over mijn overstap naar het AEI, waar immers mensen werken die heel andere standpunten hebben dan ik. Ik beschouw deze vragen als typisch Nederlands, in die zin dat Nederlanders erg moeilijk kunnen omgaan met conflicten en meningsverschillen. Ze kunnen het conflict niet dragen. Zo gauw iemand een andere opvatting heeft dan de club waar hij lid van is, wordt hij uitgestoten uit die club en ziet hij zich gedwongen een eigen club op te richten met mensen die dezelfde opvatting hebben als hij of zij. Zodoende hoeft niemand van zijn oude club nog langer geconfronteerd te worden met zijn ondraaglijk afwijkende opvatting. Wat betreft mijn overstap van PvdA naar VVD, sta ik trouwens niet alleen. Frits Bolkestein, Gerrit Zalm en Hans Hoogervorst zijn mij voorgegaan. Het is ook maar goed dat de VVD blijft recruteren uit de Partij van de Arbeid. De overstap van deze mensen blijkt namelijk duurzamer dan die van de D66'ers...

Het verwijt is des te merkwaardiger als je bedenkt dat we leven in een cultuur waarin mensen worden opgevoed met het primaat dat er geen primaat is en dat je je eigen keuzes moet maken. Je kunt kiezen tussen een zwarte en een witte school, een christelijke en een openbare. Tegenwoordig kun je ook kiezen tussen een islamitische school of een gewone achterstandsschool. Je kunt zelfs je uitkering kiezen: ww, wao of bijstand. In het Iederwijs-onderwijs mogen kinderen kiezen of ze wiskunde gaan leren of toch liever buiten spelen. Maar als ik, als lid van de PvdA kies voor een overstap naar de VVD, politieke partijen die vanuit Amerikaans perspectief nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn, dan word ik overladen met kritiek die zwaar emotioneel geladen is. Het hele leven in de voltooide democratie staat in het teken van de vrije keuze. En dan is het toch merkwaardig dat er binnen die cultuur van de vrije keuze een politieke subcultuur bestaat die zweert bij conformiteit. In de Tweede Kamer-fracties is er maar 1 lijn en dat is de fractielijn. Er is wel eens beweerd dat ik Somalische methodes hanteerde. Dat is niet zo. Mijn opa placht te zeggen: 'je moet niet overleggen, maar veroveren.' Ik heb juist wel overlegd. Maar mijn opa zei ook: 'Je moet altijd terugvechten... nooit opgeven', en die les heb ik wel ter harte genomen.

Ten slotte heb ik me in Nederland verwonderd over de grote waarde die wordt gehecht aan gevoelens en emoties, niet alleen in de privé-sfeer maar juist ook in de publieke sfeer, in het reilen en zeilen van de democratie. En dat in een land dat zich laat voorstaan op zijn nuchterheid en rationaliteit. Ik hoop vurig dat naast de scheiding van kerk en staat de scheiding van emotie en ratio beter wordt geaccepteerd. Ik voel me in de publieke sfeer, in de politiek, niet geroepen om uiting te geven aan mijn gevoelens. Ik kon goed samenwerken met de media, maar ik wil de journalisten één ding vragen: vraag mij alsjeblieft nooit meer wat ik voel of hoe ik mij voel of, het allerergste, wat er door me heengaat. Het antwoord ligt immers altijd voor de hand: als het me slecht gaat, voel ik me rot; als een vriend van mij vermoord wordt, dan wil ik niet uitleggen hoe ik mij voel. En andersom: als het me goed gaat, voel ik me uitstekend. Gek hè?

Al deze gevoelens doen er niet toe in de publieke sfeer. Laten we onze gevoelens delen met onze geliefden en onze politici toetsen op hun daden en hun kundes. Wij hebben hen gemachtigd ons belastinggeld uit te geven en belangrijke beslissingen voor ons te nemen. Daarom moeten we hen aan de tand voelen over de uitkomsten van hun inspanningen en niet over wat hen beweegt of bezielt. Want dat doet er niet toe en daar kom je toch nooit precies achter. Wanneer de media ophouden met hun emotionele voyeurisme, krijgen de politici de kans te stoppen met hun emotionele exhibitionisme. Ze zullen niet meer hoeven te poseren als heiligen, als zuivere altruïsten, en dat is psychisch-hygiënisch bezien buitengewoon heilzaam.

Ik ben bijzonder vereerd dat deze middag gaat over de rol van de volksvertegenwoordiger in de 21e eeuw. Ik zal met aandacht luisteren naar uw bijdrage en in mijn oren knopen wat u mij nog mee wilt geven naar Amerika. Dit is uw laatste kans...

En nu ik geen policitus meer ben, en op het punt sta Nederland een tijdje te verlaten, wil ik nog wel één gevoel met u delen. Dat is een gevoel van dankbaarheid jegens dit fantastische land dat mij zoveel kansen heeft geboden en waarvan ik altijd zal blijven houden! Dank u wel.