Ingezonden persbericht


Beantwoording vragen lid Van Velzen over de voortgang van het onderzoek naar de dood van de Indonesische mensenrechtenactivist Munir

04-09-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij mede namens de minister van Justitie de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Velzen over de voortgang van het onderzoek naar de moord op de Indonesische mensenrechtenactivist Munir. Deze vragen werden ingezonden op 14 juli 2006 met kenmerk 2050616420, ter aanvulling op eerdere vragen van de leden Koenders, Herben, Karimi, Dittrich, Ferrier, Van Bommel, Huizinga-Heringa, Van der Staaij en Van Baalen, kenmerk 2050616270.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Donner, minister van Justitie, op vragen van het lid Van Velzen (SP) over de voortgang van het onderzoek naar de dood van de Indonesische mensenrechtenactivist Munir

Vraag 1

Bent u bekend met de stand van zaken van het onderzoek naar de moord op de Indonesische mensenrechtenactivist Munir dat deze zomer voor het Hoger Gerechtshof zal dienen?

Antwoord

De uitspraak tegen de voor de moord op Munir veroordeelde Garuda-piloot Pollycarpus is inmiddels door het Hof van Beroep in Jakarta bevestigd. De advocaten van Pollycarpus hebben de zaak nu bij de Hoge Raad aanhangig gemaakt. De Hoge Raad zal de zaak naar verwachting deze zomer behandelen. Een datum voor de behandeling is echter nog niet vastgesteld.

Vraag 2

Herinnert u zich uw uitspraak "Zodra er maar de minste aanleiding is om te twijfelen aan de onafhankelijkheid of het serieuze karakter van het onderzoek zullen wij onmiddellijk maatregelen nemen"1 en bent u bekend met het feit dat de rechter die de verdachte P. heeft veroordeeld, gebruik makend van de resultaten van een verder geheim gebleven feitenrelaas dat door een speciaal onderzoeksteam is opgesteld 2, niet uitsluit dat er sprake is van een samenzwering achter de moord op Munir en dat de veroordeelde steun moet hebben gehad van anderen?

Antwoord

In de context van de veroordeling heeft de rechter gezegd dat niet de gehele waarheid boven tafel is gekomen. Ik weet niet of de rechter deze constatering heeft gebaseerd op het geheime rapport van het speciale onderzoeksteam (TPF). Wel is mij bekend dat leden van het onderzoeksteam hebben gerept over contacten tussen Pollycarpus en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BIN), die in de aanklacht buiten beschouwing zijn gebleven. Zoals aangegeven in de antwoorden op de recente vragen van de leden Koenders e.a. (kenmerk 2050616270) hebben de Nederlandse regering en de Nederlandse ambassade in Jakarta op politiek en hoogambtelijk niveau diverse malen geïnformeerd naar de stand van zaken in het onderzoek en het belang van een daadwerkelijke oplossing van de zaak onder de aandacht gebracht. Daarbij is ons steeds te kennen gegeven dat de rechter zich in deze zaak heeft uitgesproken, maar dat wellicht nog een vervolgonderzoek nodig is.

Vraag 3

Is het u bekend dat er een sleutelgetuige is die niet onder ede gehoord kon worden omdat hij de Nederlandse nationaliteit bezit? Bent u bereid te onderzoeken welke stappen er genomen kunnen worden om de onderlinge juridische samenwerking te verbeteren gezien het feit dat Nederland geen Rechtshulpverdrag met Indonesië kent omwille van het feit dat Indonesië de doodstraf kent? Welke mogelijkheden heeft u om de al bekende Nederlandse staatsburgers die als getuige zouden kunnen dienen in deze zaak aan te sporen of anderszins te bewegen medewerking aan het justitieel onderzoek te verlenen? Bestaat, gezien het feit dat u kort na het overlijden van de heer Munir ook rechtshulp heeft geboden, bijvoorbeeld de mogelijkheid deze getuige in Nederland onder ede te laten horen?

Antwoord

Aan Indonesië is in het kader van het Indonesische strafrechtelijke onderzoek naar de dood van Munir door Nederland in zo ruim mogelijke mate rechtshulp geboden. Van een weigering om een getuige te horen op grond van diens nationaliteit is geen sprake. Thans wordt door mijn collega van Justitie bezien of de onderlinge juridische samenwerking tussen Nederland en Indonesië kan worden verbeterd.

Vraag 4

Hebt u kennis genomen van de verklaring van 27 oktober 2005 van de leden van het Amerikaanse Congres die aandringen op onderzoek naar betrokkenheid van eventuele staatsinstellingen bij de moord op Munir? 3 Is het u bekend dat de Indonesische president Yudhyono informeel heeft aangegeven deze opvatting als grote steun te zien in zijn pogingen het Indonesische bestel te democratiseren en transparanter te maken? Deelt u de opvatting van deze Amerikaanse parlementariërs? Indien neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid contact op te nemen met uw Indonesische ambtgenote hierover?

Vraag 5

Herinnert u zich uw uitspraak "Wij hebben van alle kanten garanties gekregen dat er een goed onderzoek zal volgen" en uw uitspraak dat u niet "als 'gekke jopie' langs de kant blijft staan"? 4 Deelt u de mening dat gezien het feit dat slechts één verdachte veroordeeld is, terwijl er naar alle waarschijnlijkheid tot op hogere niveaus binnen de veiligheidsdiensten medeplichtigen zijn, er van een goed onderzoek geen sprake is? Zo ja, wat zijn uw vervolgstappen? Indien neen, waarom niet?

Vraag 6

Deelt u de mening dat in het kader van het ondersteunen van de verbetering van het mensen-rechtenbeleid door president Yudhoyono in Indonesië nader onderzoek naar de achtergronden van de dood van Munir noodzakelijk is? Zo ja, op welke wijze wilt u dit bevorderen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

De brief van leden van het Amerikaanse Congres aan president Yudhoyono is mij bekend. Ik weet niet hoe de Indonesische president informeel op de brief heeft gereageerd. Ik deel de opvatting van betreffende Amerikaanse parlementariërs dat het rapport van het speciale onderzoeksteam openbaar moet worden gemaakt. Indien dat rapport aanwijzingen blijkt te bevatten voor medeplichtigheid van functionarissen van veiligheidsdiensten is een vervolgonderzoek met de volledige medewerking van alle staatsinstellingen wenselijk. Een dergelijk vervolgonderzoek zal in dat geval ook noodzakelijk zijn in het kader van het Indonesische mensenrechtenbeleid. Ik zal dit bespreken met de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken Wirajuda. Ik hoop overigens dat ook het Indonesische parlement het tot zijn verantwoordelijkheid zal rekenen om bedoeld vervolgonderzoek te bevorderen indien uit het rapport van het speciale onderzoeksteam aanwijzingen blijken voor betrokkenheid van functionarisssen van veiligheidsdiensten.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het noodzakelijk is bij de Indonesische autoriteiten op volledige opheldering van zaken aan te dringen? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Ik zal het belang van daadwerkelijke opheldering van zaken benadrukken in het gesprek met mijn Indonesische ambtgenoot.

Vraag 8

Wilt u er bij de president van Indonesië op aandringen het feitenrelaas over de dood van de mensenrechtenactivist Munir openbaar te maken?

Antwoord

Ik zal openbaarmaking van het rapport van het TPF bepleiten in het gesprek met minister Wirajuda.

Vraag 9

Bent u bereid de Mensenrechtenambassadeur naar Indonesië te sturen? Zo ja, wanneer en met welk programma? Indien neen, waarom niet? Deelt u de mening dat een dergelijk bezoek de positie van de president ten opzichte van onwillige hoge ambtenaren in de Indonesische overheidsinstellingen kan verbeteren? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

De Mensenrechtenambassadeur zal later dit jaar Indonesië bezoeken en bij die gelegenheid met de autoriteiten en NGO's in dialoog treden over het Indonesische mensenrechtenbeleid. Daarbij zal ook de zaak Munir aan de orde komen. Ik kan niet beoordelen of een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur de positie van de president kan versterken in de zin zoals u bedoelt.


1: Zie verslag debat 30 november 2004, TK 29, blz. 1948
2: Volkskrant 21 december 2005, "Veertien jaar voor moord op Munir".
3: Brief aan president Yudhoyono d.d. 27 oktober 2005 op initiatief van Congressleden McDermott en Kirk.
4: Zie Verslag debat 30 november 2004, TK 29, blz. 1948.