Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk UB/K/2006/57677 Doorkiesnummer Datum 5 september 2006

Onderwerp Beantwoording vragen vaste commissie voor SZW
over de brief van de staatssecretaris van SZW over
misstanden bij verhoor van fraudeverdachten (17
050, nr. 325).

Mede namens de minister van Justitie doe ik u hierbij de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over mijn brief inzake misstanden bij verhoor van fraudeverdachten (17 050, nr. 325).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Vraag 1
Zijn er met alle gemeenten vaste afspraken dat fraudeverdachten sociale zekerheid op een politie bureau verhoord worden?

Antwoord
Neen, er zijn geen vaste afspraken met alle gemeenten om verdachten van sociale zekerheidsfraude op een politiebureau te verhoren.

Vraag 2
Krijgen de fraudeverdachten een kopie van het verslag van het fraudeverhoor in handen? Zo neen, wanneer krijgen zij wel een kopie van het verslag van het fraudeverhoor?

Antwoord
Een verdachte van sociale zekerheidsfraude is een verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van strafvordering. De bepalingen in het Wetboek van strafvordering zijn derhalve van toepassing.
De verdachte krijgt geen kopie van het proces-verbaal mee. De sociaal rechercheur is hiertoe niet bevoegd. Deze bevoegdheid ligt bij de officier van justitie. De verdachte of zijn advocaat dient het proces-verbaal zelf op te vragen bij de officier van justitie. De officier van justitie laat zich hierbij leiden door artikel 31 van het Wetboek van Strafvordering, evenals door het bepaalde in de "instructie verstrekking van kopieën van een eigen verklaring" (2005I001) van het College van Procureurs-generaal.

Vragen 3, 17 en 18.
3. Is de regering bereid mee te werken aan proeven met alleen een audioverslag van een verhoor?
17. De argumentatie om geen gebruik te maken van opnames van verhoren is naar mening van de leden van de SP-fractie onvoldoende. In welke gevallen is registratie wel en in welke gevallen is registratie niet zinvol? Wanneer is registratie strikt noodzakelijk? 18. Wat is het oordeel van de regering over de aanwezigheid van een raadsman tijdens het verhoor?

Antwoord
De strekking van de vragen 3, 17 en 18 is gelijkluidend en gericht op versterking van de positie van de verdachte. Derhalve worden deze vragen in onderlinge samenhang beantwoord.

Met de auditieve registratie van verhoren en met de aanwezigheid van een advocaat bij verhoor van de verdachte, wordt bewerkstelligd dat controle op verhoren beter mogelijk is.
---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

In het Programma versterking opsporing en vervolging (hierna `het programma'), dat bij brief van 11 november 2005 (Kamerstukken II, 2005-2006, 30300 VI nr. 32) aan uw Kamer is aangeboden, is gekozen voor de registratie van verhoren indien:
1. het misdrijf is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht en het strafmaximum 12 jaar of meer bedraagt;

2. de strafbedreiging minder bedraagt dan 12 jaar maar er een dode te betreuren valt of sprake is van zwaar lichamelijk letsel;

3. het gaat om een zedendelict met een strafbedreiging van 8 jaar of meer of om seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie.

De uitbreiding van de registratieplicht zal, gezien de grote gevolgen voor de uitvoering, gefaseerd worden gerealiseerd. De eerste fase is het in uitvoering nemen van de registratieverplichting zoals die in het programma is opgenomen. Met een keuze voor de verplichting tot registratie tot de gevallen die zijn beschreven in het programma, zal voorts ervaring worden opgedaan die van waarde kan zijn in de fase van uitbreiding. Ook geeft dat gelegenheid om te bezien in welke categorieën zaken van registratie kan worden afgezien in verband met de geringe toegevoegde waarde. Of wordt overgegaan tot het doen van proeven met auditieve registratie van verhoren in het kader van sociale zekerheidsfraude, zal aan de hand van de opgedane ervaringen worden bezien.
Het programma voorziet niet in de aanwezigheid van de raadsman bij verhoren. De Minister van Justitie acht de controleerbaarheid en de transparantie van verhoren thans meer gediend met registratie dan met de aanwezigheid van een advocaat. Het geregistreerde verhoor is, indien gewenst, geheel terug te horen. Een dergelijke objectieve controle op wat er tijdens een verhoor is gebeurd, biedt de aanwezigheid van een advocaat bij het verhoor niet. In mijn brief van 25 augustus 2006 heb ik aangegeven dat met de invoering van het recht op aanwezigheid van de advocaat bij verhoren in de praktijk problemen kunnen ontstaan. Ik verwijs kortheidshalve naar deze brief.

Vraag 4
Door wie mag een fraudeverdachte van sociale zekerheidsfraude zich laten bijstaan bij een verhoor? Welke regels gelden daar?

Antwoord
In zijn algemeenheid geldt dat, wanneer uit feiten en of omstandigheden blijkt dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat ten aanzien van enig strafbaar feit, de regels van het Wetboek van Strafvordering in acht moeten worden genomen (artikel 27 wetboek van Strafvordering). Dit is voor een verdachte van sociale zekerheidsfraude niet anders dan voor een verdachte van enig ander strafbaar feit. Ingevolge het Wetboek van Strafvordering is de verdachte te allen tijde bevoegd een raadsman te kiezen en zich door hem te doen bijstaan. De raadsman heeft in beginsel geen bevoegdheid om het verhoor door (buitengewoon) opsporingsambtenaren bij te wonen.

---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Vraag 5
Als een sociale zekerheidsfraudeverdachte verstandelijk gehandicapt is, mag of moet zo iemand zich laten bijstaan door de bewindvoerder of sociaal begeleider?

Antwoord
In het strafproces is de raadsman de aangewezen persoon om een verdachte bij te staan. De bijstand van verdachten met een verstandelijke handicap is geregeld in artikel 509a e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Van formele vertegenwoordiging door een bewindvoerder of een sociaal begeleider in het strafproces kan in dit geval geen sprake zijn. Uiteraard is het wel mogelijk dat een bewindvoerder of sociaal begeleider een verstandelijk gehandicapte verdachte in algemene zin ondersteunt. In de praktijk zal een verstandelijk gehandicapte overigens niet snel strafrechtelijk worden vervolgd.

Vraag 6 en 7
6. Indien de verdachte het niet eens is met het verslag van het verhoor, welke wegen staan hem dan of haar dan open om dat verslag te wijzigen? 7. Welke hulp wordt geboden indien de sociale zekerheidsverdachte analfabeet is?

Antwoord
Van ieder verhoor wordt een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt. Ingevolge artikel 29, derde lid van het Wetboek van Strafvordering worden de verklaringen van de verdachte zoveel mogelijk in eigen bewoordingen in het proces-verbaal van verhoor opgenomen. Op grond van artikel 174 van het Wetboek van Strafvordering ondertekent de verdachte zijn verklaring pas nadat deze hem is voorgelezen of door hem is gelezen en hij verklaard heeft daarbij te volharden. Indien de verdachte het niet eens is met de verslaglegging van het verhoor in het proces verbaal, kan de verdachte weigeren de verklaring te ondertekenen. Het aanbrengen van wijzigen in het verslag vindt slechts plaats in overeenstemming met de verhorende opsporingsambtenaar. Bij gebreke van ondertekening is de opsporingsambtenaar verplicht de weigering tot ondertekening (of oorzaak van het beletsel) te vermelden. Het probleem dat de verdachte niet kan nalezen of zijn/haar verklaring op een juiste wijze is weergegeven, wordt ondervangen door het voorlezen van de verklaring. Correctievoorstellen worden onmiddellijk doorgegeven en opnieuw voorgelezen. Nadat de verdachte volledig heeft ingestemd met de tekst van het proces-verbaal tekent de verdachte dit op een wijze zoals hij/zij dat kan en wordt in het proces-verbaal opgenomen dat de verklaring aan de verdachte werd voorgelezen.


---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Vraag 8
Is een thuisbezoek ter controle van de aanwezigheid van een partner bij bijstand te beschouwen als een huiszoeking in het kader van strafvervolging? Is een bevel tot huiszoeking dan noodzakelijk?

Antwoord
Tussen een huisbezoek in het kader van controle op de Wet werk en bijstand en een doorzoeking in het kader van een strafrechtelijk onderzoek bestaan belangrijke verschillen. Een huisbezoek kan niet als doorzoeking worden aangemerkt. Een huisbezoek kan uitsluitend worden afgelegd indien de bewoner daar toestemming toe verleent en dient ter controle van de gegevens en (woon)situatie van betrokkene. Als de bewoner geen toestemming verleent, is een huisbezoek niet mogelijk.
Een doorzoeking als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering (WvSv) geeft de mogelijkheid plaatsen te betreden ter aanhouding van een verdachte (art. 55a WvSv) of ter inbeslagneming (art. 95 e.v. WvSv). Voor het doorzoeken van een woning is met name artikel 97 WvSv van belang. Het doorzoeken van een woning is slechts toegestaan indien sprake is van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of in geval van verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis kan worden opgelegd. Voor het doorzoeken van een woning ter inbeslagname is een machtiging van de rechter-commissaris noodzakelijk. Het doorzoeken van een woning kan geschieden zonder toestemming van de bewoner. Voorts worden in de Algemene wet op het binnentreden vormvoorschriften gegeven die in acht moeten worden genomen als een bevoegdheid tot binnentreden in een woning wordt uitgeoefend.

Vraag 9
Indien het huisbezoek in het kader van bijstandverstrekking geen huiszoeking betreft mag de betrokkenen dan de deur weigeren, of niet toestaan dat in andere kamers dan de woonkamer gekeken wordt?

Antwoord
Ja. Zie wel het antwoord op vraag 10.

Vraag 10
Indien geen huiszoeking aan de orde is, mag de betrokkene dan toegang weigeren zonder sanctie of stopzetting van de uitkering?

Antwoord
Om te kunnen bepalen of een recht op bijstand bestaat, zal een aantal gegevens moeten worden vastgesteld. Een huisbezoek zal in het algemeen slechts worden afgelegd indien dat nodig is ter verificatie van die gegevens.


---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Het weigeren van toestemming voor een huisbezoek kan in die gevallen tot gevolg hebben dat niet kan worden vastgesteld of een recht op bijstand bestaat. Dat kan het stopzetten van de uitkering of een sanctie in verband met het verstrekken van onvoldoende inlichtingen of het geven van onvoldoende medewerking tot gevolg hebben.

Vraag 11
Mag in het kader van een bezoek niet zijnde huiszoeking door de bijstandsambtenaren vuilniszakken worden geopend, bureaus worden doorzocht of kasten geopend en doorzocht?

Antwoord
Een huisbezoek mag uitsluitend worden afgelegd indien daartoe door de bewoner toestemming wordt verleend. Ook het openen en doorzoeken van vuilniszakken, bureaus en kasten is uitsluitend mogelijk indien de bewoner daar toestemming toe verleent. Die toestemming is alleen niet vereist bij vuilniszakken die langs de openbare weg zijn geplaatst.

Vraag 12
Kan tijdens een huisbezoek een situatie worden aangetroffen waardoor het huisbezoek omgezet kan worden naar een huiszoeking zonder dat daarvoor toestemming is gegeven door betrokkene of door Justitie?

Antwoord
Zie het antwoord op vraag 8. Voor een doorzoeking is altijd voorafgaande machtiging van de (hulp)officier van justitie (in geval van doorzoeking ter aanhouding, artikel 55a WvSv) of de rechter-commissaris (bij doorzoeking ter inbeslagname, artikel 97 WvSv) vereist. Het ligt daarom niet in de rede dat een huisbezoek tijdens dat huisbezoek wordt omgezet in een doorzoeking. In een dergelijk geval zal de benodigde machtiging ontbreken. Voor de volledigheid wordt vermeld dat in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit (of in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten) een opsporingsambtenaar bevoegd is de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden. Het hier bedoelde "doorschakelen" van controle naar opsporing is alleen toegestaan aan de ambtenaar die is aangewezen als opsporingsambtenaar. Deze ambtenaar kan de situatie ter plaatse "bevriezen" ten behoeve van een rechter of ambtenaar die op grond van een verleende machtiging tot doorzoeking bevoegd is. Ook in dat geval kan dus eerst na een machtiging tot doorzoeken worden overgegaan.
---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Vraag 13
Kan de regering toelichten welke regels van rechtswege gelden voor het doen van een huiszoeking in het kader van verdenking van sociale zekerheidsfraude?

Antwoord
Voor het doen van huiszoeking, oftewel doorzoeking in de woning in het kader van verdenking van sociale zekerheidsfraude zijn de bevoegdheden en verplichtingen uit het Wetboek van Strafvordering voor zowel de verdachte als de bijzondere opsporingsambtenaar van toepassing, zij het dat deze beperkt is voor bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van inspecties/uitvoeringsorganisaties tot een op hun werkterrein toegespitste opsporingsbevoegdheid (artikel 142 WvSv). Ik verwijs voorts naar mijn antwoord op vraag 8.

Vraag 14
Kan de regering toelichten wie toezicht houdt op het handhaven van deze regels en uiteenzetten waar en op welke manier over dat toezicht verantwoording wordt afgelegd?

Antwoord
Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. De bevoegdheden die een opsporingsambtenaar toekomen uit hoofde van het Wetboek van Strafvordering worden uitgeoefend onder gezag van de officier van justitie. Het gezag van het openbaar ministerie strekt zich in dit kader uit over de bijzondere opsporingsdiensten en de inspecties/uitvoeringsorganisaties voor zover zij gebruik maken van de hen toegekende opsporingsbevoegdheid. De onafhankelijke rechter toetst tenslotte in een individuele strafzaak de rechtmatigheid van het optreden van de opsporingsambtenaar/openbaar ministerie. Indien de betreffende ambtenaren handelen uit andere hoofde en met andere dan de bevoegdheden welke hen in het Wetboek van Strafvordering zijn toegekend, draagt de officier van justitie geen verantwoordelijkheid. Voor deze situaties bestaan klachtprocedures bij de betreffende overheidsorganen.

Vraag 15 en 16.
15. Het UWV geeft standaard een brochure aan verdachten, waarin onder andere klachtenprocedures staan beschreven. In hoeverre hebben het SVB en gemeenten informatie over klachtenprocedures en worden cliënten hiervan op de hoogte gebracht? 16. Welke maatregelen gaat de regering nemen om te bewerkstelligen dat alle instanties deze informatie voor cliënten beschikbaar hebben en de cliënten hiervan op de hoogte brengen?

Antwoord
De SVB geeft een informatiebrief aan verdachten waarin het hoe en waarom van de strafrechtelijke procedure uitgelegd wordt. Hierin is nu ook de mogelijkheid tot het indienen van een klacht opgenomen.

---

Ons kenmerk UB/K/2006/57677

Zoals gezegd hebben UWV en SVB informatie beschikbaar voor cliënten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB en zijn daarmee ook verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan cliënten. Het is mij daarom niet bekend of en hoe gemeenten cliënten informeren over de strafrechterlijke procedure ingeval zij als verdachte worden aangemerkt. Ik zie aldus ook geen aanleiding maatregelen te nemen.


---