Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van het lid Van der Staaij over de veiligheidssituatie op Sri Lanka

12-09-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over veiligheidssituatie op Sri Lanka. Deze vragen werden ingezonden op 31 augustus 2006 met kenmerk 2050618290.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over de veiligheidssituatie op Sri Lanka.

Vraag 1

Kunt u de Kamer informeren over de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie op Sri Lanka sinds uw beantwoording van eerdere Kamervragen daarover? 1)

Antwoord

Eind juli 2006 is het conflict tussen de regering van Sri Lanka en de Tamil Tijgers (LTTE) een nieuwe fase ingegaan. Een conflict over watertoevoer vormde de aanleiding voor de hevigste gevechten sinds het sluiten van de Cease Fire Agreement (CFA) in februari 2002, die feitelijk alleen nog op papier bestaat. De gevechten vinden in het oosten en het noorden van het land plaats. Daarnaast is de kans op aanslagen in Colombo sterk verhoogd. Voor verdere escalatie van de huidige situatie wordt gevreesd. Het is echter niet waarschijnlijk dat één der partijen een werkelijk beslissende militaire overwinning kan behalen.

De gevechten hebben aan honderden mensen, zowel LTTE en Sri Lankaanse militairen als burgers en hulpverleners, het leven gekost. Tevens worden de mensenrechten op grote schaal geschonden en neemt het aantal interne vluchtelingen sterk toe; hun aantal wordt geschat op ruim 200.000. Daarnaast zijn naar schatting meer dan 10.000 personen naar India gevlucht.

Vraag 2

Wat kan de internationale gemeenschap momenteel betekenen om een staakt-het-vuren en hervatting van besprekingen mogelijk te maken? Wat doet bijvoorbeeld de EU om een verdere escalatie van het geweld te voorkomen?

Antwoord

De rol van de internationale gemeenschap beperkt zich voornamelijk tot humanitaire kwesties en aandacht voor de mensenrechtensituatie. Deze twee onderwerpen dienen nu ook voorop te staan. Die beperkte rol van de internationale gemeenschap is terug te voeren op het feit dat geen van de partijen zich in dit stadium ontvankelijk toont voor het voeren van een politieke dialoog.

De mensenrechtensituatie van Sri Lanka wordt in de komende VN Mensenrechtenraad aan de orde gesteld, onder meer door bespreking van het rapport van de 'Special Rapporteur on Extrajudicial, Arbitrary and Summary Executions' van zijn bezoek aan Sri Lanka in november 2005. De humanitaire kwesties komen in het antwoord op vraag 3 aan bod.

De EU heeft half augustus haar zorg uitgesproken bij de minister van Buitenlandse Zaken van Sri Lanka over de ontstane situatie en heeft de regering opgeroepen zo snel mogelijk een eind te maken aan het militaire geweld en de mensenrechtenschendingen. De oproep vond geen weerklank, omdat de regering niet de noodzaak voelt om haar huidige beleid aan te passen. De EU trekt samen op met Noorwegen, de VS en Japan binnen het zogeheten Co-Chairs verband.

Inspanningen in augustus van een Noorse speciaal vertegenwoordiger hebben niets opgeleverd. Daarnaast wordt de rol van de Sri Lanka Monitoring Mission (SLMM) beperkt door het gedwongen vertrek van de deelnemende EU-landen. Dat gebeurde nadat de LTTE aangaf geen EU-lidstaten meer te accepteren volgend op het besluit van de EU de LTTE aan te merken als terroristische organisatie. Het aantal monitors is hierdoor per 1 september 2006 bijna gehalveerd.

Vraag 3

Wat zijn op dit moment de humanitaire noden in Sri Lanka en hoe wordt daarin voorzien?

Antwoord

De humanitaire nood is hoog. Ten behoeve van de vele interne vluchtelingen is er dringend behoefte aan onderdak, drinkwater en sanitatie, voedsel en bescherming van de interne vluchtelingen tegen mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitaire recht.

In VN-verband is vanwege de onderhavige crisis een Common Humanitarian Action Plan (CHAP) opgesteld van $ 37,5 miljoen voor de komende vier maanden. Nederland draagt, via UNHCR, $ 1,2 miljoen bij aan het CHAP.

Vraag 4

Wat zijn de gevolgen van de verslechterde veiligheidssituatie voor de werkzaamheden van de ngo's in Sri Lanka en de toegankelijkheid van het land voor hun medewerkers? Hoe kan worden bevorderd dat de resultaten van de wederopbouwprojecten na de tsunami niet door het conflict tenietgedaan worden?

Antwoord

Vanwege de gevechten worden ngo's sterk belemmerd in hun bewegingsvrijheid. Toegang tot bepaalde gebieden is onvoldoende en irregulier. Tevens wordt de hulpverlening bemoeilijkt door procedures van regering en LTTE. In de regel moet langdurig worden onderhandeld met beide partijen om (veilige) toegang te krijgen tot gebieden waar vluchtelingen verblijven. Daarnaast is de veiligheid van de humanitaire werkers een groot zorgpunt, getuige de moord op de 17 ngo-medewerkers begin augustus.

Werkzaamheden van internationale organisaties worden, met name in het conflictgebied, belemmerd en sommigen hebben zich al teruggetrokken of overwegen dit te doen. De tsunami wederopbouwhulp in het noorden en oosten is, als gevolg hiervan, vrijwel tot stilstand gekomen.


1) Aanhangsel Handelingen nr. 1749, vergaderjaar 2005-2006.