Rijksuniversiteit Groningen

Non-discriminatieprincipe in toetsingskader

Bij levensbeëindiging gehandicapte pasgeborenen:

Hoe ver moet de geneeskunde gaan met het in leven houden van pasgeborenen die lijden aan ernstige aandoeningen? Mag een arts in uitzonderlijke gevallen overgaan tot actieve levensbeëindiging? Beslissingen hierover zijn onder meer aan de orde in situaties waarin het levensperspectief van een gehandicapte pasgeborene naar medische inschatting als ongunstig wordt beschouwd. Gehandicapte baby's hebben er echter óók recht op dat ze bij dergelijke beslissingen niet worden gediscrimineerd op grond van hun handicap. Promovendus Dorscheidt onderzocht de juridische aspecten van het levensbeëindigend handelen bij deze jonge kinderen. Hij promoveert op 13 september 2006 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Mede door de toegenomen medisch-technische mogelijkheden is de zorg aan ernstig gehandicapte pasgeborenen sterk verbeterd. Toch bieden ook geavanceerde medische behandelingen en technieken voor sommige pasgeborenen geen soelaas. De kwestie van levensbeëindigend handelen wordt dan actueel. Dorscheidt heeft het Nederlandse debat over deze materie in de afgelopen decennia in kaart gebracht. Daarbij is onder meer nagegaan in hoeverre bij beslissingen over levensbeëindiging aan de orde kan zijn dat het kind op het punt van zijn fundamentele grondrechten wordt gediscrimineerd op grond van handicap.

Belangrijke norm

Dorscheidt concludeert dat het verbod van discriminatie op grond van handicap in deze context een belangrijke norm oplevert. Aan de hand van deze norm kan de juridische toelaatbaarheid van het tenietdoen van het recht op leven en het recht op gezondheidszorg van de gehandicapte pasgeborene worden beoordeeld. Dit speelt vooral bij beslissingen over actieve levensbeëindiging en het afzien van (levensreddende) medische behandeling. Dorscheidt pleit ervoor deze verbodsnorm onderdeel te laten uitmaken van het normatieve referentiekader voor deze besluitvorming. Zo blijft de gelijkwaardige bescherming van de genoemde grondrechten van het gehandicapte pasgeboren kind gewaarborgd.

Commissie Hubben

De thematiek van de levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeborenen is hoogst actueel. Het kabinet heeft besloten in oktober 2006 een centrale deskundigencommissie (Commissie Hubben) te installeren. De studie van Dorscheidt vormt een verdieping in de normatieve criteria die de juridische toelaatbaarheid van actieve levensbeëindiging of niet-behandelbeslissingen bij ernstig gehandicapte pasgeborenen bepalen. Het is te verwachten dat de centrale deskundigencommissie deze criteria bij haar werkzaamheden (mede) zal betrekken.

Curriculum vitae

Jo Dorscheidt (Kerkrade, 1964) studeerde Nederlands recht aan de Universiteit Maastricht en is thans als universitair docent gezondheidsrecht verbonden aan de RUG en het UMCG. Hij promoveert tot doctor in de Medische Wetenschappen bij prof.dr. J.H. Hubben en prof.dr. J.E. Doek. De titel van het proefschrift is: 'Levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeborenen. Strijdig met het non-discriminatiebeginsel?' De handelsuitgave verschijnt bij Sdu Uitgevers te Den Haag. Het ISBN-nummer is: 9012117038. De prijs van het boek bedraagt 49,95 euro.

Noot voor de pers

Nadere informatie: via Joost Wessels, Universitair Medisch Centrum Groningen, bureau Voorlichting, tel. (050) 361 44 64/22 00, e-mail: j.r.wessels@bvl.umcg.nl