Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : TRCJZ/2006/2899
datum : 13-09-2006
onderwerp : Europees verbod op de handel in zeehondenproducten bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van de door het lid Van Velzen (SP) gestelde vragen, ingezonden op 8 september 2006, over een Europees verbod op de handel in zeehondenproducten, kan ik u het volgende melden.


1
Heeft u kennisgenomen van de schriftelijke verklaring van het Europese Parlement over een verbod op zeehondenproducten in de Europese Unie? 1 Zo ja, is het u bekend dat deze verklaring door een ruime meerderheid van het Europese Parlement gesteund wordt?

Ja.


2
Bent u bereid er bij de Europese Commissie op aan te dringen de verklaring te behandelen en een verordening op te stellen om de invoer, uitvoer en verkoop van alle producten van zadelrobben en klapmutsen te verbieden? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Ja. Overigens heeft de Nederlandse regering in het verleden ook aangedrongen op een verbreding van het huidige importverbod, maar daarvoor bestond toen bij Europese Commissie en de andere lidstaten onvoldoende steun. Hierover berichtte de minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer bij brief van 1 juni 2004 2


3.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de discussies die worden gevoerd in Europees en WTO-verband over de juridische haalbaarheid van invoerbeperkende maatregelen die België heeft getroffen? Zijn invoerbeperkende maatregelen op nationaal niveau inmiddels verenigbaar met het Europese en het internationale recht, bijvoorbeeld door een beroep te doen op de goede zeden?

Het bij uw Kamer aanhangige initiatiefwetsvoorstel van de leden Kruijsen en Snijder-Hazelhoff is genotificeerd aan de Europese Commissie en de Wereld Handelsorganisatie (World Trade Organization, WTO). Ook het Belgische wetsvoorstel dat thans aanhangig is, is daar genotificeerd. De procedure moet nog worden afgerond, zodat over de verenigbaarheid met EU- en WTO-regelgeving nog geen definitieve uitspraken kunnen worden gedaan. Canada en Noorwegen hebben al wel aangegeven dat zij van oordeel zijn dat de beide wetsvoorstellen niet in overeenstemming zijn met de WTO-regelgeving.


4.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg dierenwelzijn op
14 september 2006 te beantwoorden?

Ja.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman


1 Schriftelijke verklaring van het Europees parlement, nr. 0038/2006,
15 mei 2006

2 Kamerstukken II, 2003/2004, 21 501-02, nr. 555.