Wageningen Universiteit

EVOLUTIE VOLTREKT ZICH OP MICROSCHAAL IN BORNEO'S REGENBOS

Slakkenhuisjes met stekels, met omhoog en omlaag gedraaide mondopeningen, in bizarre knopen en kronkels gewikkeld - de Opisthostoma-slakjes uit het regenwoud van Borneo staan bij slakkenexperts bekend om hun extravagante vormenrijkdom. In het tijdschrift Evolution rapporteert nu een team onderzoekers, waaronder genetici van Wageningen Universiteit, waarom deze soorten zulke rare huisjes hebben geëvolueerd. De resultaten bieden een nieuwe kijk op aanpassing en soortvorming in de tropen op ultrakleine schaal.

De onderzoekers, onder leiding van Menno Schilthuizen van Universiti Malaysia Sabah in Maleisië, bekeken Opisthostoma-populaties op dertien geïsoleerde kalksteenrotsen in de Kinabatangan-vallei op Borneo. De kalkrotsen waarop de slechts twee millimeter grote slakjes leven, hebben een omvang van gemiddeld 300 meter en liggen verspreid in een gebied van 10 bij 35 kilometer. Uit metingen aan de minihuisjes blijkt dat iedere populatie een eigen schelpvorm heeft. En omdat de slakken uitsluitend op kalksteen kunnen leven, gingen de onderzoekers er in eerste instantie vanuit dat de populaties geleidelijk 'uitelkaar evolueren' doordat zij geen genetisch contact met elkaar meer hebben.

Maar DNA-onderzoek door geneticus Merijn Salverda van het Laboratorium voor Erfelijkheidsleer van Wageningen Universiteit wierp een ander licht op de zaak. Sommige kenmerken van de schelp bleken inderdaad sterker te verschillen naarmate de populaties langer gescheiden waren (af te leiden uit de mate van verschil in hun DNA). Maar voor andere kenmerken, met name de schelpstekels en de flapjes rond de mondopening, was dit niet het geval. Er moest dus nog een andere factor in het spel zijn.

Welke factor dat was bleek toen de onderzoekers nachtelijke bezoeken aan hun kalksteenrotsen gingen brengen. Zij zagen hoe uit spleetjes in de rotsen kleine Atopos-naaktslakjes tevoorschijn kwamen. Deze slakjes schrapen gaatjes in levende Opisthostoma-soorten om vervolgens de bewoner op te peuzelen. De eetgewoonten van deze predatoren bleken voor iedere rots verschillend te zijn. Zo gaf Atopos op de Gomantong-rots er de voorkeur aan zijn prooi bij de top aan te vallen, terwijl ze op Tandu Batu juist hun tanden zetten in de onderkant van het huisje.

Statistische analyse toont aan dat de vormenrijkdom van Opisthostoma gedeeltelijk het gevolg is van adaptatie aan even zovele tafelmanieren van de predator Atopos. Het onderzoek wijst dus uit dat ook op zo'n kleine ruimtelijke schaal van enkele honderden meters brede rotsen in een klein gebied aanpassing aan plaatselijke omstandigheden nieuwe soorten kan opleveren.