Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Slotervaartziekenhuis

Kamerstuk, 18-9-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/IZ/2712898

18 september 2006

Conform het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeer ik u hierbij over de stand van zaken rond de verkoop van het Slotervaartziekenhuis te Amsterdam.

In mijn brief van 14 augustus 2006 meldde ik dat er nog vier overnamekandidaten waren. Inmiddels is duidelijk geworden dat het Slotervaartziekenhuis met Meromi Holding BV, een van die vier, een overeenkomst getekend heeft. Als eigenaar heeft het Slotervaartziekenhuis de bevoegdheid om zelf die keuze te maken.

Het College sanering ziekenhuisvoorzieningen (CSZ) heeft het door het ziekenhuis in gang gezette verkoopproces begeleid. Die betrokkenheid vloeit voort uit de artikelen 17 en 18 van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Conform de beleidsregels van het CSZ dient een dergelijk verkoopproces transparant (met meerdere bieders) te zijn en te leiden tot een marktconforme opbrengst. Het CSZ heeft evenwel (nog) geen verzoek tot goedkeuring van verkoop van onroerend goed of exploitatie ontvangen. Dat betekent dat het verkoopproces nog niet is afgerond.
Tijdens het Algemeen Overleg op 20 juni 2006 hebben we de onwenselijkheid van het geven van exclusiviteit aan een partij besproken. Ik heb toen aangegeven aan het CSZ nadrukkelijk gevraagd te hebben de transparantie van het biedings- en verkoopproces te waarborgen. De Kamer onderschreef die lijn.

Inmiddels beschik ik, via het CSZ, over een exemplaar van de overeenkomst die het Slotervaartziekenhuis en Meromi Holding BV gesloten hebben. Deze overeenkomst kan nog met instemming van beide partijen gewijzigd worden. Ook hebben medewerkers van mijn ministerie en van het CSZ mondeling en schriftelijk antwoord gegeven op vragen die partijen gesteld hebben. Die vragen betroffen met name de wijziging van de toelating, de rol van het CSZ en de bereidheid van de minister om toegang tot het CSZ te bieden. Ik heb de advocaten van het Slotervaartziekenhuis gevraagd deze antwoorden ter beschikking te stellen aan potentiële overnamekandidaten.

Tegen deze achtergrond wil ik de door mij en door het College Sanering in de afgelopen periode ingenomen posities toelichten. Ik zal daarbij duidelijk maken dat ik mij baseer op bestaande wet- en regelgeving. Het gaat daarbij om de volgende thema's:

Winstoogmerk
Op grond van de WTZi is aan ziekenhuizen geen winstoogmerk toegestaan. In mijn antwoorden op vragen die advocaten van Allen & Overy, namens het Slotervaartziekenhuis, aan mij stelden heb ik op 19 juli 2006 aangegeven dat toelating slechts kan worden verleend aan een rechtspersoon zonder winstoogmerk. Ook heb ik ook aangegeven dat de uitgifte en verkoop van aandelen en een eventuele (toekomstige) vervreemding van onroerend goed onderworpen zijn aan goedkeuring door het CSZ.
In de nota "Transparante en integrale tarieven in de gezondheidszorg" heb ik aangegeven dat voordat sprake kan zijn van het uitkeren van winst aan derden aan een aantal condities dient te worden voldaan. Alleen bij afzonderlijk kabinetsbesluit en daarop volgende parlementaire goedkeuring kan, mits aan die condities wordt voldaan, bij uitzondering het uitkeren van winst aan derden worden toegestaan.

Saneringssteun
De WTZi bevat artikelen (de artikelen 14 en 17) die de minister de ruimte geven een toelating van een zorginstelling te beperken of in te trekken. Dat dient te gebeuren op basis van de WTZi-beleidsregels. Op basis van een dergelijk besluit kan de zorgaanbieder zich tot het CSZ wenden voor subsidie.
De huidige beleidsregels, die verschillende keren zijn voorgelegd aan de Tweede Kamer, bevatten echter geen basis voor een beperking of intrekking van de toelating in omstandigheden zoals die zich nu in Amsterdam-West voordoen. Op grond van de beleidsregels kan de minister ingrijpen indien de toegankelijkheid van acute zorg in het geding is. Daarvan is in deze casus geen sprake. VUMC en SLAZ hebben zich in een brief aan de verzekeraars garant gesteld voor de continuïteit van zorg, inclusief de spoedeisende hulp.
Met de invoering van de Zorgverzekeringswet en de WTZi heb ik het systeem van centrale aanbodplanning losgelaten. Door het afschaffen van de contracteerplicht hebben verzekeraars en aanbieders de vrijheid en verantwoordelijkheid gekregen om zich als zorgondernemers te gedragen en in te spelen op de wensen van de cliënten. In zo'n zorgstelsel past niet dat ik een sluitingsbeslissing neem om de consequenties van in vrijheid gemaakte productieafspraken tussen verzekeraars en aanbieders ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, cq de premiebetaler te brengen.

Budgetafspraken
Eind 2004 vroegen Agis en de ZN/KPZ regiovertegenwoordiging Amsterdam mij ondersteuning te bieden bij het oplossen van de continuïteitsproblemen met de ziekenhuiszorg in Amsterdam-West. Verzekeraars gaven aan bereid te zijn leiding te nemen in het proces inzake capaciteit en taakherschikking en vroegen om alle noodzakelijke politieke steun. In mijn antwoord, waarvan de Kamer op 14 december 2004, een afschrift ontving, heb ik geschreven de analyse van verzekeraars te delen en de noodzaak van duidelijke keuzes te onderschrijven. Ik vroeg verzekeraars de leiding te nemen bij het uitwerken van die keuzes. Ik heb daarbij aangegeven dat verzekeraars leidend zijn bij het maken van productieafspraken en dat daardoor verschuivingen van patiëntenstromen gerealiseerd kunnen worden. In vervolg daarop hebben verzekeraars de commissie Jonkman ingesteld. Jonkman heeft zijn advies aan de verzekeraars in de herfst van 2005 afgerond en de verzekeraars hebben aangegeven dat advies als kader te gebruiken voor hun contracteerbeleid.

Conform het gestelde in deze brief aan de Kamer heb ik in een brief aan het Slotervaartziekenhuis gewezen op de regelgeving en procedures aangaande bovengenoemde punten.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst