Vrije Universiteit Amsterdam

Persbericht

Promotie: Leraar brengt normen en waarden over. Maar hoe en welke?

Door ingrijpende gebeurtenissen zoals de moord op een leraar in Den Haag, klinkt vaker de oproep dat scholen meer aandacht moeten besteden aan normen en waarden; dit zou behoren tot de opvoedende of pedagogische taak van leraren. Er is echter grote onduidelijkheid over de precieze invulling van deze taak. Martijn Willemse onderzocht daarom hoe een lerarenopleiding voor basisonderwijs (pabo) leraren voorbereidt op hun pedagogische opdracht. Hij promoveert donderdag 21 september op de opmerkelijke uitkomsten: de algemene pedagogische opdracht blijkt slechts deels terug te vinden in het curriculum van de lerarenopleiding en de voorbereiding op de pedagogische taak is in hoge mate afhankelijk van de individuele lerarenopleider. Of en hoe aanstaande leraren normen en waarden later opnemen in hun lespraktijk, opvoedkundig dan wel via lesstof, is onbekend. Willemse pleit nu voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke pedagogische taal en een gemeenschappelijke visie op de pedagogische opdracht.

In de Onderwijsmeter van 2006 wijzen ouders zichzelf aan als primaire overdragers van normen en waarden; tegelijkertijd stellen ouders scholen verantwoordelijk voor het optreden tegen gedragsproblemen zoals pesten en schelden. De praktijk en wetenschappelijke literatuur geven geen eenduidig antwoord op de vraag welke opvoedkundige of pedagogische taak de school nu heeft, en waar die ophoudt. En zelfs de vraag hoe leraren op die pedagogische taak worden voorbereid, was tot het onderzoek van Willemse onhelder.

Willemse ontdekte dat opleiders van leraren moeite hebben helder te verwoorden hoe zij aanstaande leraren op hun pedagogische taak voorbereiden. En dat terwijl de rol en de houding van de individuele lerarenopleider hierbij minstens van even groot belang is als het curriculum zelf, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek.

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat lerarenopleidingen nadrukkelijker aandacht moeten besteden aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke pedagogische taal. Dat is nodig voor lerarenopleiders om goed te kunnen reflecteren op hun eigen opleidingspraktijk, maar biedt ook opleiders onderling een gemeenschappelijk en toetsbaar kader. Volgens Willemse verschaft explicitering van de visie van opleiders op de pedagogische taak, samen met een gemeenschappelijke pedagogische taal ook helderheid aan aanstaande leraren over de inhoud van hun taak en de wijze waarop zij die in praktijk kunnen brengen. Die helderheid over de voorbereiding van leraren, is ten slotte ook belangrijk om de kwaliteit van de lerarenopleidingen toetsbaar en inzichtelijk te maken.