04 oktober 2006
Nr. 06/151
Werknemer met klacht over (seksuele) intimidatie krijgt sterkere
positie
De positie van een werknemer met een klacht over (seksuele)
intimidatie op het werk wordt sterker. Een rechter kan bij een klacht
beslissen om de bewijslast te verschuiven naar de werkgever. Dat kan
gebeuren als de werknemer een klacht zo met feiten kan onderbouwen dat
de rechter het vermoeden van (seksuele) intimidatie op de werkvloer
kan afleiden. Wanneer de rechter de bewijslast verschuift naar de
werkgever, betekent dit dat de werknemer niet hoeft te bewijzen dat de
(seksuele) intimidatie heeft plaatsgevonden, maar dat het aan de
werkgever is te bewijzen dat hij er alles aan heeft gedaan om
(seksuele) intimidatie op de werkvloer te voorkomen.
Dit vloeit voort uit het wetsvoorstel om het verbod op intimidatie en
seksuele intimidatie op te nemen in de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek. De Eerste Kamer heeft
ingestemd met dit wetsvoorstel van minister De Geus van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, dat mede namens minister Hirsch Ballin van
Justitie en minister Nicolaï van Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties is ingediend.
Met de wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
neemt het kabinet een Europese richtlijn over op het terrein van
discriminatie op grond van geslacht. Door deze
antidiscriminatierichtlijn wordt een werknemer die een beroep doet op
het discriminatieverbod bij arbeid beter beschermd. Het wetsvoorstel
treedt in november in werking, na plaatsing in het Staatsblad.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid