Kamervragen Heemskerk over kruissubsidies bij ziektekostenverzekeringen
Kamerstuk, 5-10-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z-K-U-2716708
5 oktober 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op Kamervragen van het Kamerlid
Heemskerk over kruissubsidies bij ziektekostenverzekeringen.
(2050619310).
Vraag 1
Bent u bekend met het benchmarkonderzoek van bureau IG&H Management
Consultants over kruissubsidies? 1)
Antwoord 1
Ik ben bekend met de samenvatting van een benchmarkonderzoek naar de
dynamiek van de zorgverzekeringsmarkt in VVP, het weekblad voor
financiële dienstverleners (6 september 2006). Die samenvatting is
geschreven door de twee onderzoekers van IG&H, die de benchmark hebben
uitgevoerd. In de genoemde samenvatting komt het woord kruissubsidie
niet voor.
Ook ben ik bekend met het artikel in het FD van 14 september j.l. dat
is geschreven naar aanleiding van bovengenoemd benchmarkonderzoek. In
het FD-artikel staat het woord kruissubsidie centraal.
Naar aanleiding van het FD artikel hebben mijn ambtenaren IG&H
gevraagd het benchmarkonderzoeksrapport beschikbaar te stellen. Dat
was niet mogelijk, omdat het alleen bestemd is voor de opdrachtgevers
-- een tiental zorgverzekeraars. Wel heeft één van de twee
onderzoekers van IG&H verklaard dat het benchmarkonderzoek was opgezet
om inzicht te krijgen in de dynamiek van de zorgverzekeringsmarkt en
niet was opgezet om het bestaan van kruissubsididiëring aan te tonen.
De samenvatting van het onderzoek in VVP was volgens hem in dit
opzicht een goede weergave van het onderzoeksrapport.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat niet-werkenden of zelfstandigen op deze wijze
meebetalen aan de collectiviteitskorting die werknemers van grote
ondernemingen krijgen?
Antwoord 2
De vaststelling dat niet werkenden of zelfstandigen meebetalen aan de
collectiviteitskorting die werknemers van grote ondernemingen krijgen
is geen conclusie van het benchmarkonderzoek van IG&H.
Los daarvan is het zo dat de individueel verzekerden op dit moment in
de meerderheid zijn en dat er meerdere individuele polissen op de
markt zijn gekomen die qua premie nauwelijks of niet onderdeden voor
veel collectieve contracten. Bovendien was er voor niet werkenden of
zelfstandigen een ruim aanbod aan collectieve affiniteitscontracten
beschikbaar.
Vraag 3
In welke omvang is er volgens u sprake van kruissubsidiëring?
Antwoord 3
Die vraag kan ik niet beantwoorden. Ik heb daarover geen informatie.
Vraag 4
Wat is de opvatting van de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza), die
immers - mede - toeziet op eerlijke concurrentie en reële kostprijzen?
Welke maatregelen heeft Nza getroffen om kruissubsidiëring tegen te
gaan?
Antwoord 4
De minister van Volksgezondheid heeft per brief van 11 augustus 2006
naar aanleiding van vragen in de Eerste en Tweede Kamer tijdens de
parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet marktordening
gezondheidszorg de NZa enkele vragen gesteld. Een daarvan was of de
NZa eerdere bevindingen over verschillende zorgmarkten nog eens kan
toelichten in een visie op kruissubsidiëring en de door de NZa
gebruikte methodiek. De NZa is momenteel bezig met de beantwoording
van deze vraag.
Mogelijke vormen van kruissubsidiëring op één van die markten, te
weten de zorgverzekeringsmarkt, krijgen in de in juni 2006
uitgebrachte Monitor zorgverzekeringsmarkt al enige aandacht. Op basis
van de toen beschikbare gegevens concludeert de NZa dat vooralsnog
niet is aangetoond dat er sprake is van een situatie waarin
zorgverzekeraars de premiestelling voor individuele verzekerden
gebruiken om de collectieve kortingen te financieren. Weliswaar blijkt
dat individueel verzekerden gemiddeld een hogere premie betalen dan
collectief verzekerden, maar zowel individueel als collectief
verzekerden betalen gemiddeld minder premie dan de premie die het
Ministerie van VWS had begroot. Bovendien kunnen de kortingen op
collectiviteiten ook worden gefinancierd uit bijvoorbeeld
beleggingsresultaten, eigen vermogen, (toekomstig te verwachten)
inkoopvoordelen en dergelijke. Ten slotte wijst de NZa in het
Visiedocument zorgverzekeringsmarkt op de mogelijkheid dat een
competitieve markt voor collectieve zorgverzekeringen juist leidt tot
premievoordelen voor individuele verzekerden.
De NZa heeft aangekondigd in de tweede helft van 2006 onderzoek te
doen naar collectiviteiten in het kader van de monitor
zorgverzekeringsmarkt. In de opzet hiervan wordt meegenomen of
collectiviteitkortingen gepaard gaan met een besparing van kosten bij
verzekeraars. Ook zal hierbij de bandbreedte van de premies voor
collectieve en individuele polissen van zorgverzekeraars aandacht
krijgen.
Vraag 5
Wat is de opvatting van De Nederlandse Bank (DNB), die toeziet op
aanwending van mogelijke reserves? Kunt u aangeven welke maatregelen
DNB heeft getroffen?
Antwoord 5
DNB houdt prudentieel toezicht, en ziet er dus primair op toe dat de
verzekeraars de middelen hebben om hun financiële verplichtingen na te
komen. Dat mag niet in gevaar komen, bijvoorbeeld omdat de premies te
laag zouden zijn. Daarbij wordt ook de omvang van de reserves
beoordeeld. Sommige verzekeraars hadden een niet-kostendekkende premie
vastgesteld. Deze hebben inmiddels een voorziening moeten treffen om
er zeker van te zijn dat door de premiestelling de solvabiliteit geen
gevaar loopt. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt hier scherp toezicht
op.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de conclusies van het onderzoek?
Antwoord 6
Als ik mag afgaan op de samenvatting van het onderzoek in VVP dan is
de belangrijkste conclusie dat de zorgverzekeringsmarkt dynamisch is
en dat die dynamiek nog niet voorbij is. Die conclusie bevestigt het
beeld dat ik zelf had.
Vraag 7
Welke maatregelen overweegt u te nemen, mede gezien uw uitspraak
tijdens het algemeen overleg over de Voortgang van de
Zorgverzekeringswet 2) over het grote gevaar van een opdrukkend effect
op de premie van individueel verzekerden?
Antwoord 7
Het algemeen overleg waaraan de vraag refereert, dateert van 14
november 2005. Het leek mij op dat moment, nog voor de
inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet, wijs bij verzekeraars aan
te dringen op een "beleidvolle houding" ten aanzien van collectieve
contracten en ze erop te wijzen dat ik oog zou hebben voor een
mogelijk opdrukkend effect op de premies van individueel verzekerden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 en -- tot nu toe ook in mijn
voortgangsrapportages zorgverzekeringswet -- heb verklaard, heb ik nog
geen signalen dat er van een onacceptabel opdrukkend effect sprake is.
Vraag 8
Zou u vóór het algemeen overleg van 5 oktober 2006 deze vragen kunnen
beantwoorden?
Antwoord 8
Ja, dat kan ik.
1) Het Financieele Dagblad, 14 september 2006
2) Kamerstuk 29 689, nr. 33, vergaderjaar 2005-2006
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport