Partij van de Arbeid


Den Haag, 5 oktober 2006


Vragen van het lid Klaas de Vries (PvdA) aan de minister van Justitie


over de feitelijke naleving van voorschriften omtrent de verwijdering van persoonsgegevens ingevolge verordening 2725/2000 (van 11 december 2000) van de Raad van de Europese Unie inzake Eurodac


1. Op welke wijze is in Nederland voorzien dat de bepalingen worden toegepast van de Verordening, die zien op het wissen van persoonsgegevens als de betrokkene de nationaliteit van een EU-lidstaat, de vluchtelingenstatus, dan wel een verblijfsvergunning heeft verkregen of het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten?


2. Worden persoonlijke gegevens na het verstrijken van de termijnen of na de gebeurtenissen genoemd in de Verordening nog op andere wijze bewaard?


3. Op welke wijze is voorzien dat de Nederlandse regering de gegevens over de personen, die door Nederland aan Eurodac zijn aangeleverd, worden verwijderd, zodra zich één van de in de Verordening genoemde omstandigheden heeft voorgedaan, die tot verwijdering van de gegevens moet leiden?


4. Geeft de Nederlandse regering ook tijdig kennis aan een andere lidstaat dat de gegevens die door die lidstaat aan Eurodac zijn aangeleverd, moeten worden gewist, omdat zich in Nederland een omstandigheid heeft voorgedaan die volgens de Verordening tot wissen van de gegevens moet leiden?


5. Kunt u aangeven op welke wijze het College Bescherming Persoonsgegevens controleert dat Nederland zijn verplichtingen tot het wissen van gegevens, wanneer dat volgens de Verordening verplicht is, ook daadwerkelijk nakomt?


6. Op welke wijze wordt gecontroleerd dat het wissen van de gegevens in de centrale administratie van Eurodac daadwerkelijk en tijdig gebeurt?