Nederlands Instituut voor Ecologie


Persbericht, 5 oktober 2006

Onderzoek naar natuurlijke kustverdediging van start: oesterbank en meegroeiend schor moeten golfslag en 'zandhonger' remmen

YERSEKE - Hoe kan een oesterbank of een buitendijks schor de Lage Landen helpen beschermen tegen de zee? Deze maand starten twee projecten over natuurlijke kustverdediging. De laatste vergunningen zijn nu binnen. Voor onze verdediging tegen de stijgende zeespiegel en waarschijnlijk zwaardere stormen redden we het niet met dijken alleen. Tjeerd Bouma van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) stelt: "Alleen ophogen en versterken van dijken levert op de lange duur een minder stabiele situatie op dan als er schorren voor de dijken liggen. Ook 'ontpolderen' kan bijdragen aan de veiligheid."

In een land waar de bodem daalt, terwijl tegelijkertijd door klimaatsverandering de zeespiegel stijgt en de stormkracht toeneemt, is het belangrijk om na te denken over duurzame kustverdediging. Onze (steeds) lage(re) landen blijven niet eeuwig beschermd door alleen het ophogen van de dijken. Natuurlijke kustverdediging kan hier uitkomst bieden. Daarom gaan deze maand in Nederland twee projecten van start om de erosie van de kust tegen te gaan: één over het beheren van schorren en één over het aanleggen van richels met Japanse oesters, om de golfslag te breken en bodemdeeltjes te 'vangen'.

Na proeven in 'stroomgoten' van enkele tientallen meters lang denken Nederlandse onderzoekers dat schorren en oesterbanken bij kunnen dragen aan de verdediging van onze kust. Om dat zeker te weten zijn nu proeven in de praktijk nodig. Op de Slikken van den Dortsman langs de Oosterschelde zal een 'richel' worden aangelegd met Japanse oesterschelpen van een nabij gelegen plek. "Zowel bij stevige wind als op windstille dagen zullen we meten hoeveel de kracht van de golven afneemt en wat dat voor gevolgen heeft voor het bezinken van bodemdeeltjes," legt onderzoeker Tjeerd Bouma uit. De verwachting is dat de oesterbank de nabijgelegen schorren zal beschermen tegen afslag, wat een gunstig effect heeft op de achterliggende dijken. In dit project werken het NIOO-Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie uit Yerseke, het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ), de Radboud Universiteit Nijmegen en WL|Delft Hydraulics nauw samen. Rijkswaterstaat financiert het als 'innovatief idee'. Ook de laatste vergunning voor deze oesterproef is nu binnen, dus het project gaat per direct van start.

Het tweede project richt zich op de relatie tussen veiligheid en schorvorming. Schorren, of kwelders, zijn buitendijkse stukken land begroeid met planten die tegen zout en overstroming kunnen. Behalve dat ze mooi zijn, hebben schorren ook twee eigenschappen die kosteneffectieve en duurzame kustverdediging mogelijk maken. Ten eerste verminderen ze sterk de energie die in golvend water zit: de golven worden lager en de stroming minder. Daardoor heeft de kust erachter minder te lijden van de golven. In de tweede plaats kunnen schorren met de stijgende zeespiegel mee omhoog groeien. De schorrenplanten vangen namelijk tussen hun stengels korrels zand en slib op uit het 'afgeremde' water en zo blijft de kustverdediging automatisch op peil. Behoud en uitbreiding van deze 'natuurlijke golfdempers' is dus belangrijk. De onderzoekers zullen allerlei metingen doen aan groeiende en krimpende schorren. Daarna hopen ze met voorspellingsmodellen over schorontwikkeling beleidsmakers te ondersteunen bij een effectief beheer van estuaria en vooral van de schorren. Technologiestichting STW financiert het project en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en de TU Delft voeren het uit. WL|Delft Hydraulics, RIKZ en natuurbeheerders Stichting het Zeeuwse Landschap en It Fryske Gea zijn ook nauw bij de proeven betrokken. Projectleider Bouma: "Het principe is van oudsher aangetoond, het idee is simpel. Maar er zijn nog veel vragen op te lossen over het aangroeien en verdwijnen van schorren, voordat het idee echt toepasbaar is voor kustverdediging."

Beide nieuwe projecten hebben iets gewaagds. De Japanse oester kennen we vooral als een problematische exoot, die inheemse schelpdieren overwoekert en waar de toeristen hun tenen aan openhalen. En als schorren het gaan maken als kustbeschermers, dan zal dat in sommige gevallen betekenen dat ze gemaakt moeten worden door het teruggeven van met moeite veroverd en kostbaar land aan de zee. Dat 'ontpolderen' is, zeker in de provincie Zeeland, een heet hangijzer. De Japanse oester biedt echter ook kansen door de sterke riffen die ze bouwen. Daarnaast kunnen ze door het filteren van water een bron van slib bieden: iets wat belangrijk is voor bijvoorbeeld de met 'zandhonger' kampende Oosterschelde. "Als het project succesvol blijkt, moeten we misschien besluiten in de toekomst gerichter de Japanse oester weg te vissen op de ene plek dan wel te laten liggen op een andere," denkt Bouma. Ook ontpolderen heeft positieve kanten, en niet alleen voor de natuur. Het opofferen van kleine stukken agrarisch land, hoe pijnlijk ook, is waarschijnlijk wel noodzakelijk om de grote landbouwgebieden in Zeeland op de lange termijn veilig te stellen voor overstromingen. Bouma bekijkt het dan ook positief: "Je moet ontpolderen meer zien als het beschikbaar stellen van land voor duurzame veiligheid, in combinatie met natuurwinst."

Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) verdiept zich in de ecologie van land, zoet water en brak en zout water. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke (Zld.) bestudeert het leven in de zee en in estuaria. Dit centrum is voortgekomen uit het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, dat in 1957 werd gesticht om de ecologische effecten van het Delta Plan te onderzoeken. De twee andere NIOO-vestigingen zijn te vinden in Heteren en Nieuwersluis. Het NIOO is met ongeveer 250 medewerkers het grootste onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).