D66
Plenair debat over buitenschoolse opvang
Datum: 5 oktober 2006
Voorzitter. Ik ben blij dat wij vandaag over dit wetsvoorstel spreken.
Voor de fractie van D66 verwoordt het een van de doelen die ook zij
wil bereiken. Ik denk aan brede scholen, sluitende dagarrangementen
voor kinderen, verbeterde mogelijkheden van arbeidsparticipatie voor
iedereen en meer mogelijkheden voor en leukere en kwalitatief betere
opvang. Wij willen zeker ook ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen.
Bovenal gaat het om het belang van het kind. Dat belang moet
vooropstaan. Dat betekent dat er aan de kwaliteit geen twijfel mag
bestaan. Over de kwaliteit moet dus geen discussie mogelijk zijn.
Straks kom ik nog over de kwaliteit en de financiële onderbouwing
nader te spreken.
Zoals gezegd geeft dit wetsvoorstel basisscholen de taak de
buitenschoolse opvang te organiseren. In het verslag over de
gedachtewisseling tussen de minister en de Kamer is al veel gezegd
over de vraag wat deze taak precies inhoudt, welke verplichtingen
welke partijen hebben en bij wie welke verantwoordelijkheid ligt. Heb
ik het goed begrepen dat met dit wetsvoorstel de verantwoordelijkheid
voor de organisatie van de aansluiting van school op BSO bij het
bevoegd gezag van de school komt te liggen, maar dat het bevoegd gezag
van de school niet verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de
BSO, omdat die komt te liggen bij de opvangorganisatie voor BSO? Met
andere woorden, klachten over de mogelijkheden en de aansluiting van
school op BSO kunnen worden neergelegd bij het bevoegd gezag van de
basisschool en klachten over de uitvoering van de BSO kunnen worden
neergelegd bij de uitvoeringsorganisatie van de BSO. Op dit punt krijg
ik graag een reactie van de minister.
Er komt een aparte regeling voor het speciaal basisonderwijs en voor
de scholen voor speciaal onderwijs. Deze regeling is nog niet klaar,
wat betekent dat er voor kinderen met een beperking die op speciale
scholen zitten, nog geen regeling is. Dit betekent dat deze kinderen
en hun ouders vooralsnog niet dezelfde kansen krijgen als anderen. Dit
kan toch niet de bedoeling zijn. De minister antwoordt op vragen van
D66 hierover dat er op dit moment geen inzicht bestaat in de vraag van
ouders van kinderen met een beperking naar buitenschoolse opvang en
dat deze vraag onderzocht zal worden. Mede op verzoek van de
onderwijssector worden de speciale scholen vooralsnog uitgesloten van
de regeling. Ik begrijp dat de onderwijssector er niet om staat te
springen, maar wat willen de ouders, wat willen de kinderen, wat is
goed voor de kinderen? Daarin ben ik geïnteresseerd. Ik wil weten
wanneer de minister wél inzicht zal hebben in de vraag van ouders van
kinderen op speciale scholen.
De zorgleerlingen die in het reguliere basisonderwijs verblijven,
vallen wel onder de regeling voor voor en naschoolse opvang. Voor deze
leerlingen kan het argument gelden dat de reguliere kinderopvang niet
altijd toegerust is voor de opvang van deze kinderen. Wij kunnen de
kop wel in het zand steken onder het motto dat deze problemen gelukkig
voor de meeste ouders niet gelden, maar ze komen wel voor. De minister
legt de verantwoordelijkheid voor het treffen van een goede regeling
voor deze ouders en hun kinderen bij de desbetreffende scholen. Ik kan
me voorstellen dat scholen dan wel wat hulp willen hebben, dat ze er
geen zin in hebben. Sterker nog, misschien is het voor scholen wel een
extra reden om deze leerlingen niet aan te nemen. Ik vind dat ik nu de
verantwoordelijkheid heb om voor deze ouders, hun kinderen en de
betrokken scholen op te komen. Zij mogen niet blijven zwemmen. Welke
handreiking wil de minister doen om hun te laten zien dat zij dit
probleem serieus neemt?
Wellicht is goede voorlichting en adequate communicatie als eerste
stap voldoende. De vele reacties geven aan dat er nog veel verwarring
is, met name over de praktische uitvoerbaarheid van de regeling. Wat
zijn de plannen van de minister op dit punt?
Dan de reikwijdte van de resultaatverplichting. Scholen zullen vanaf
1 augustus 2007 verplicht zijn om zorg te dragen voor een voorziening
voor buitenschoolse opvang, indien de ouders daarom verzoeken. De
inspectie geeft in het Onderwijsverslag haar bevindingen weer en zij
maakt dit verslag openbaar. Het openbare karakter van dit verslag
fungeert als pressiemiddel en er ontstaat tevens de mogelijkheid om
scholen financiële sancties op te leggen als zij zich niet aan de wet
houden. Maar waar moet die boete van betaald worden? Welke gevolgen
heeft het voor de ouders als scholen zich niet aan de wet houden? Kan
een eventuele boete ook op hen worden afgewenteld? En kunnen ouders in
zo'n geval meteen kiezen voor een andere school?
Scholen organiseren nu na schooltijd allerlei activiteiten; deze
kunnen een goede aanvulling op buitenschoolse opvang vormen. Wij
vinden het dan ook wenselijk dat dit zo blijft. Ouders krijgen via de
Wet kinderopvang voor deze activiteiten echter geen tegemoetkoming in
de kosten, wel als ze als opvang worden aangemerkt en als ze worden
uitgevoerd door een bsoorganisatie. Graag vernemen wij de mening van
de minister hierover. Is het reëel dat er buitenschoolse activiteiten
onder de noemer van buitenschoolse opvang worden georganiseerd, opdat
er een tegemoetkoming kan worden aangevraagd?
Er is voor de buitenschoolse opvang sprake van twee wetgevingsregimes,
namelijk de Wet op het primair onderwijs en de Wet kinderopvang. Deze
moeten op elkaar worden afgestemd. Er kan sprake zijn van
conflicterende regelgeving op het terrein van leerlingenvervoer,
verzekeringen en veiligheidsvoorschriften. Uiteraard is het de vraag,
wie op welk moment van de dag verantwoordelijk is voor de kinderen.
Wie verzorgt er straks het leerlingenvervoer van en naar de bso, zoals
het vervoer van en naar school nu door de gemeente wordt bekostigd?
Hoe zijn kinderen verzekerd op het moment dat zij wachten op hun
vervoer van de school naar de opvang? Is de minister bereid om een
overzicht te verstrekken van het sluitende dagarrangement van een kind
met de bijbehorende verantwoordelijkheden van de verschillende
partijen per activiteit?
Ik heb een motie ingediend over de kwaliteit van leidinggevenden en
die van gebouwen. Die is door de Kamer aangenomen. Het onderzoek van
het NCKO onder de totale dagopvang heeft opgeleverd dat er juist in de
bso aan wordt getwijfeld of de opleiding van leidsters aansluit bij de
behoefte van met name kinderen van 8+. Uiteraard speelt daarbij ook de
kwaliteit een rol. In de inleiding van mijn betoog heb ik gezegd dat
de kwaliteit niet ter discussie mag staan. Graag verneem ik van de
minister of zij daarnaar een onderzoek wil instellen zodat duidelijk
wordt wat er aan de hand is, welke problemen kunnen worden opgelost en
wat wij in de toekomst kunnen voorkomen.
Tot slot besteed ik aandacht aan de financiële onderbouwing. Het
verheugt mij dat de werkgeversverplichting met de Wet kinderopvang
eindelijk een feit is. Ik heb veel moties ingediend om dat te
bereiken. Graag wil ik een financiële onderbouwing. Voorgaande
sprekers hebben te kennen gegeven dat ook zij daaraan behoefte hebben.
In de discussies over de motie-Van Aartsen/Bos heb ik daarvoor ook
keer op keer aandacht gevraagd. Ik heb behoefte aan een meerjarenplan.
6-10-2006 14:12