Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Verdeelsleutel collectieve preventie GGz Onderdeel decentralisatie eerste tranche middelen Wet maatschappelijke ondersteuning

576005 - cp004 Rapport

Cebeon, 22 september 2006

I Inhoudsopgave
1 Inleiding................................................................................................................................................ 3
2 Uitgangspunten..................................................................................................................................... 3
3 Werkwijze ontwikkeling verdeelsleutel.............................................................................................. 4
4 Beschrijving verdeelsleutel.................................................................................................................. 6

2 Verdeelsleutel collectieve preventie GGz


1 Inleiding achtergrond onderzoek In opdracht van de directie Maatschappelijke Ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft Cebeon onderzoek verricht naar de verdeelsleutel voor de middelen voor collectieve preventie geestelijke gezondheidszorg (GGz). Beoogd wordt deze middelen per 1 januari 2007 in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te decentraliseren naar de gemeenten. Het onderzoek heeft geresulteerd in een verdeelsleutel waarmee de middelen voor collectieve GGz-preventie over de gemeenten kunnen worden verdeeld met behulp van objectieve maatstaven. De verdeelsleutel wordt onder- deel van de integratie-uitkering Wmo in het gemeentefonds. inhoud rapport In dit rapport wordt achtereenvolgens ingegaan op: · relevante uitgangspunten (hoofdstuk 2); · gevolgde werkwijze bij de ontwikkeling van de verdeelsleutel (hoofdstuk 3); · beschrijving van de verdeelsleutel (hoofdstuk 4).
2 Uitgangspunten inhoud collectieve GGz-preventie Doel van de GGz-preventie is om begrip en herkenning van (ernstig) psychische klachten te bevorderen, de bevolking bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en haar wegwijs te maken naar instanties die haar zo nodig verder kunnen helpen. Binnen de kaders van de Wmo (gemeente als regisseur, grote lokale beleidsvrijheid) zal de collectieve GGz-preventie een onderdeel vormen van de beleidsplannen van de gemeenten (al dan niet in relatie tot de activiteiten van de Wet collectieve preventie volksgezondheid).

Door het ministerie van VWS wordt onder collectieve GGz-preventie verstaan GGz-preventie gericht op de gehele bevolking of een gehele bevolkingsgroep. Vertaald naar de gemeenten betekent dit dat deze preventie zich in principe richt op alle burgers van de desbetreffende gemeente. Waar nodig kan de gemeente zelf onderscheid maken naar bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld jongeren, vrouwen of ouderen). mogelijke verschillen tussen (typen) gemeenten Dat de GGz-preventie zich op alle burgers richt, hoeft niet te betekenen dat voor alle groepen burgers (en gemeenten, afhankelijk van de bevolkingssamenstelling) een zelfde preventiecapaciteit nodig is. Vanuit GGz Nederland is gewezen op indicaties dat er voor bepaalde risico/aandachtsgroepen en voor bepaalde typen (vooral centrum)gemeenten sprake kan zijn van een relatief grote inzet van preventiemaatregelen. Dit is onder meer gebleken uit een inventarisatie van de ingezette capaciteit bij een beperkt aantal GGz-instellingen in verschillende delen van het land. relevante aspecten voor vormgeving van de verdeling Een en ander betekent dat bij de vormgeving van de verdeling de volgende aspecten aandacht behoeven: · een bepaalde mate van `standaard' preventie die zich op alle burgers richt; · een extra inzet voor bepaalde risico/aandachtsgroepen. Uitgangspunten 3

financieel kader In de huidige situatie zijn de middelen voor GGz-preventie ondergebracht in de beleidsregel CA-76 (loon- en materiële kosten GGz) van het CTG, als onderdeel van het product `uur dienstverlening/preventie'. De middelen voor GGz-preventie zijn niet uitgesplitst naar collectieve en individuele GGz-preventie. Uitgangs- punt is dat van het totale GGz-preventiebudget 75% bestemd is voor individuele GGz-preventie en 25% voor collectieve GGz-preventie. Volgens het ministerie van VWS is daarmee voor de verdeelsleutel collectieve GGz-preventie een macrobedrag relevant van circa 9,5 miljoen. Voor de vormgeving van de verdeling is bij dit aandeel van de collectieve GGz-preventie aangesloten.
3 Werkwijze ontwikkeling verdeelsleutel inleiding Doel van het onderzoek was om een plausibele verdeelsleutel te ontwikkelen. Daartoe is een werkwijze gevolgd langs een drietal sporen:
1. gebruik van beschikbare data over de door GGz-instellingen geleverde totale GGz-preventie;
2. nadere verkenning van relevante achtergronden, zowel bij deze data als in meer algemene zin;
3. ontwerp van verdeelsleutel met een toetsing op plausibiliteit. We lichten deze sporen nader toe. beschikbare data GGz-preventie Voor het onderzoek zijn gegevens opgevraagd en verwerkt over de werkelijke productie van GGz-preventie (geheel van individuele en collectieve preventie) per instelling zoals die door het CTG worden geregistreerd.

Op basis van deze gegevens is de omvang van het budget voor collectieve preventie per instelling berekend door de aantallen uren werkelijke productie voor 2005 te vermenigvuldigen met het relevante CTG-tarief ( 73) en het resulterende budget te vermenigvuldigen met 25% (zijnde het ­gemiddelde­ aandeel van collectie- ve preventie, zie hoofdstuk 2). Via de vestigingsplaats van de instelling zijn deze gegevens vervolgens gekoppeld aan regio's/gemeenten en geanalyseerd op niveauverschillen.

De gegevens van het CTG laten zien dat in 2005 circa 50 instellingen activiteiten op het gebied van GGz- preventie hebben ontplooid. De genoemde instellingen zijn in veel gevallen (met name buiten de grote steden) werkzaam op regionaal niveau en bestrijken dan het gebied van meerdere gemeenten. Dit betekent dat het budget voor GGz-preventie gespecificeerd naar gemeente van vestiging een vertekend beeld geeft van de werkelijke inzet op zowel gemeentelijk als regionaal niveau. De vertekening op regionaal niveau (zorgkan- toorregio's) hangt samen met het feit dat in sommige regio's geen enkele instelling is gevestigd, terwijl in andere regio's meerdere instellingen GGz-preventieactiviteiten ontplooien, soms over regiogrenzen heen.

Op het niveau van landsdelen doet zich deze vertekening het minst voor. Analyse van de gegevens op dat niveau laat zien dat met name in het westen van Nederland (Randstad) de feitelijke budgetten voor GGz- preventie per inwoner hoger zijn dan in andere delen van het land. nadere verkenning van relevante achtergronden Mede gelet op de beperkingen van het cijfermateriaal (ongelijke spreiding over regio's/gemeenten en onbekend aandeel collectieve preventie) is een nadere verkenning verricht naar relevante achtergronden van de GGz-preventie.


4 Verdeelsleutel collectieve preventie GGz

Daartoe is circa de helft1 van de GGz-instellingen met inzet op het gebied van GGz-preventie benaderd met een aantal gerichte vragen teneinde meer zicht te krijgen op de achtergronden van het budget c.q. de werkelij- ke productie in 2005. Er is vooral gevraagd naar de omvang van de collectieve GGz-preventie, de inzet hiervan naar afzonderlijke zorgkantoorregio's en gemeenten, en eventuele specifieke doelgroepen.

Uit informatie van responderende GGz-instellingen blijkt dat het aandeel van collectieve preventie in het geheel van GGz-preventie tussen instellingen uiteen kan lopen . Verder is het beeld bevestigd dat bepaalde GGz-instellingen ook in andere zorgkantoorregio's actief zijn en dat relatief de grootste inzet plaatsvindt in grotere/centrumgemeenten. Ook is duidelijk geworden dat GGz-instellingen in de praktijk, naast activiteiten voor de bevolking als geheel, gericht inzetten op specifieke doelgroepen. Vooral sociaal-economisch zwakke- re groepen, allochtonen, ouderen en jongeren worden daarbij in uiteenlopende mate als risico- c.q. aandachts- groep genoemd.

Parallel aan de actie richting GGz-instellingen zijn ook inhoudelijke verkenningen verricht met behulp van beschikbare achtergrondinformatie uit gezaghebbende bronnen, waaronder het ministerie van VWS (Branche- rapporten), het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006), en de Landelijke steunfunctie preventie. De inzichten die hieruit naar voren komen, sporen met het beeld dat is verkregen uit de respons van de benaderde GGz-instellingen. ontwerp verdeelsleutel met toetsing op plausibiliteit Met behulp van de verkregen inzichten uit de nadere verkenning is een verdeelsleutel ontworpen afgestemd op het budget voor collectieve GGz-preventie in 2005. Deze verdeelsleutel is globaal getoetst aan de beschik- bare gegevens betreffende de inzet van collectieve GGz-preventie naar (typen) regio's/landsdelen.

De (ontwerp-)verdeelsleutel is besproken met de betrokken partijen: het ministerie van VWS, de VNG en GGz Nederland. Centraal bij deze bespreking stond de vraag naar de plausibiliteit van de geselecteerde maatstaven en de onderlinge gewichtsverhouding van deze maatstaven. De betrokken partijen hebben ingestemd met de ontwikkelde verdeelsleutel zoals deze in hoofdstuk 4 is gepresenteerd.


1. Samen nemen deze instellingen circa 85% van de totale productie GGz-preventie voor hun rekening. Werkwijze ontwikkeling verdeelsleutel 5

4 Beschrijvingverdeelsleutel beschrijving verdeelsleutel In onderstaand schema is de ontwikkelde verdeelsleutel voor collectieve GGz-preventie weergegeven (situatie 2005). De omvang van de sleutel is afgestemd op het relevante budget zoals vermeld in hoofdstuk 2. Bij alle maatstaven gaat het om bestaande maatstaven uit het Wmo-verdeelmodel en/of het gemeentefonds.

Schema 4.1. Verdeelsleutel collectieve GGz-preventie 2005 Aandeel in Gewicht × maatstaf verdeelsleutel Omschrijving maatstaf A (0,29 x INWO) 50% aantal inwoners B + (0,90 x LI) 20% aantal huishoudens met laag inkomen C + (0,76 x MINDERH) 10% aantal inwoners waarvan tenminste een ouder is geboren in Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba, Turkije of Marokko en aantal statushouders D + (0,24 x JONG0_19) 10% aantal inwoners van 0 tot en met 19 jaar E + (0,21 x INWO65+) 5% aantal inwoners van 65 jaar en ouder F + (0,45 x {UO-BO}) 5% aantal uitkeringsontvangers (Abw, Ioaw, Ioaz, Wao, Waz, Wajong, Wsw, Wiw) respectievelijk: aantal bijstandsontvangers (Abw, Ioaw, Ioaz) toelichting verdeelsleutel De verdeelsleutel kan als volgt worden toegelicht: A. de basis voor de verdeelsleutel wordt gevormd door het aantal inwoners. Gegeven dat collectieve GGz- preventie vooral is gericht op de algemene bevolking, wordt met deze algemene maatstaf het grootste deel van het budget verdeeld; Aanvullend hierop is een bepaalde nuancering aangebracht voor andere relevante structuurkenmerken in relatie tot de inzet van middelen voor collectieve GGz-preventie. Dit is vormgegeven met behulp van de volgende maatstaven: B. lage inkomens: (langdurige) situaties van lagere inkomens ­veelal in combinatie met lager opleidingsni- veau­ blijken vaker gepaard te gaan met een slechtere (geestelijke) gezondheidssituatie. Zij vormen een duidelijke risico/aandachtsgroep, die geconcentreerd is in bepaalde ­(achterstands)wijken in­ typen ge- meenten. Met de maatstaf lage inkomens kan dit worden verdisconteerd; C. minderheden: allochtonen vormen een duidelijke aandachtsgroep die ongelijk is gespreid over gemeen- ten. Bij deze groep(en) spelen specifieke risicofactoren een rol, met name gerelateerd aan taal, cultuur en de mate van sociale binding/integratie. Daarbij is ook sprake van achterblijvende bewustheid en kennis van (potentiële) problemen en/of het beschikbare aanbod op het gebied van de geestelijke gezondheids- zorg. Om met deze groep rekening te houden, is aangesloten bij de maatstaf minderheden, waarbinnen allochtonen een belangrijk aandeel hebben; D. jongeren: op grond van specifieke risicofactoren worden jongere mensen als aandachtsgroep van GGz- preventie beschouwd. Hun (psychosociale) kwetsbaarheid hangt samen met factoren als aard van de le- vensfase (ontwikkeling naar eigen persoonlijkheid), psychosociale problemen van ouders/verzorgers, invloeden van leeftijdgenoten (bijvoorbeeld pesten en ongezonde leefstijl), en invloeden uit de maat- schappelijke omgeving (bijvoorbeeld onderwijs en media). Het belang van deze aandachtsgroep wordt tot uitdrukking gebracht met behulp van de maatstaf jongeren (tot 19 jaar); E. ouderen: bij deze aandachtsgroep vormt de hogere leeftijd een risicofactor uit oogpunt van (geestelijke) gezondheid. Hierbij gaat het vooral om (psychosociale) kwetsbaarheid in samenhang met een combinatie 6 Verdeelsleutel collectieve preventie GGz

van (chronische) ziekte/klachten, verminderde zelfredzaamheid, en/of verlies van partner/familie. Aan dit structuurkenmerk kan uiting worden gegeven via de maatstaf 65-plussers; F. arbeidsongeschikten: mensen met een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid vormen in het algemeen een specifieke aandachtsgroep vanwege arbeidsgerelateerde psychische aandoeningen. Hoewel zij veelal tot lagere inkomensgroepen behoren, is voor deze groep enige verdere nuancering aangebracht vanwege de ongelijke geografische spreiding. Daartoe is gebruik gemaakt van de maatstaf uitkeringsont- vangers exclusief bijstandontvangers. differentiërende werking verdeelsleutel Onderstaande tabel bevat een overzicht van de laagste gemiddelde score op de verdeelsleutel voor uiteenlo- pende groepen gemeenten (6 inwonergroottegroepen en 5 sociale structuurklassen) en naar landsdelen.

Tabel 4.1. Gemiddelde score verdeelsleutel Collectieve GGz-preventie 2005 voor diverse groepen gemeen- ten en landsdelen (bedragen in euro's per inwoner) Gemeentegroepen Gemiddelde score verdeelsleutel 0-10.000 inwoners 0,51 10-20.000 inwoners 0,52 20-50.000 inwoners 0,54 50-100.000 inwoners 0,59 100-250.000 inwoners 0,60 meer dan 250.000 inwoners 0,76 Totaal 0,58 zeer zwakke sociale structuur 0,71 zwakke sociale structuur 0,60 matige sociale structuur 0,57 sterke sociale structuur 0,53 zeer sterke sociale structuur 0,51 Noorden 0,56 Midden 0,56 Westen 0,62 Zuiden 0,56

Uit de tabel komt naar voren dat de gemiddelde score van de verdeelsleutel oploopt bij een zwakkere sociale structuur. Dit is ook te zien bij de inwonergroottegroepen: in grotere gemeenten ­met gemiddeld genomen een zwakkere sociale structuur­ scoort de verdeelsleutel duidelijk hoger dan in kleinere gemeenten. De uitkomsten sporen met de bevinding dat in centrumgemeenten en het westen van het land relatief meer aandachtsgroepen zijn geconcentreerd.

Beschrijving verdeelsleutel 7

---- --