Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) d.d. 16-17 oktober 2006 (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2006/10/Kamerbrief-inzake-Geannoteerde-agenda-van-de-Raad-.html) 04-10-2006 | 17:29

Samenvatting:

Inhoud:

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken, de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 16-17 oktober 2006, wat betreft de onderwerpen gerelateerd aan EU-ontwikkelingssamenwerking.De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,A.M.A. van Ardenne- van der HoevenGeannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 16-17 oktober 2006 Externe BetrekkingenAlgemeenTijdens de RAZEB van 16-17 oktober a.s. zal het thema ontwikkelingssamenwerking tijdens drie verschillende samenstellingen van de Raad aan de orde komen. Eerst zullen de bewindspersonen voor Ontwikkelingssamenwerking en Handel tezamen spreken over handelsgerelateerde assistentie (Aid for Trade). Vervolgens zullen in een bijeenkomst van OS-ministers complementariteit en werkverdeling van de EU hulp alsmede de afronding van het OS-instrument aan de orde komen. Vervolgens zullen de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking op 17 oktober in het kader van het jaarlijkse oriëntatiedebat over de effectiviteit van het externe beleid spreken over OS-beleidscoherentie en de implementatie van de EU Afrika strategie. Over de politieke aspecten van dit laatste onderwerp zult U nader op de hoogte worden gesteld met de geannoteerde agenda die Uw Kamer separaat zal toegaan ter voorbereiding van het Algemeen Overleg van 12 oktober a.s.Op 16 oktober zal een werklunch van ontwikkelingsministers plaatsvinden waar mogelijk ook Paul Wolfowitz, president van de Wereldbank, aanwezig zal zijn. Handelsgerelateerde assistentie (Aid for Trade)Op initiatief van het Finse voorzitterschap en de Commissie zullen OS- en Handelsministers zich gezamenlijk buigen over handelsgerelateerde assistentie en hierover raadsconclusies aannemen. De conclusies zullen oproepen tot het ontwikkelen van een Europese Aid for Trade strategie en ingaan op het daarvoor beoogde financiële pakket van de Gemeenschap en de lidstaten. Voorts behandelen de conclusies handelsgerelateerde assistentie voor ACS-landen in het licht van de onderhandelingen over de EPA's (Economic Partnership Agreements). De Commissie beoogt door tijdige afronding van de onderhandelingen deze EPA's in januari 2008 in werking te laten treden. De zes ACS-regio's hebben echter aangegeven dat ze vooraf toezeggingen willen voor additionele financiële steun bij de vergaande aanpassingen die zij voorzien als ze meegaan in de beoogde tweezijdige handelsliberalisering onder de EPA's. De tot nog toe hiervoor uitgetrokken middelen uit het 10e Europees Ontwikkelings Fonds (EOF) achten zij niet toereikend. Commissie en voorzitterschap willen nu een politiek signaal afgeven om de moeizaam verlopende EPA onderhandelingen een impuls te geven.Nederland steunt in algemene zin het streven naar een gezamenlijke EU Aid for Trade strategie, waarbij echter wel de uitgangspunten van de verklaring van Parijs centraal moeten staan, de ontvangende landen zelf met concrete voorstellen moeten komen (demand driven) en de nadruk ligt op steun voor arme ontwikkelingslanden. Nederland is echter terughoudend ten aanzien van de wens van Commissie en voorzitterschap om de ACS-landen op voorhand een fors bedrag voor extra Aid for Trade aan te bieden, ter ondersteuning van de moeizaam verlopende EPA-onderhandelingen. Nederland erkent het belang van een substantieel Aid for Trade-pakket in de implementatiefase van de EPA's, maar in de huidige fase dient de inhoud van EPA's en hun ontwikkelingsrelevantie centraal te staan en niet de discussie over eventuele extra financiële middelen.Complementariteit en werkverdeling OSHet belangrijkste agendapunt voor de zitting van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking is een oriëntatiedebat over arbeidsverdeling en complementariteit van de hulp. Dit debat bouwt voort op de principes die in de EU Beleidsverklaring over Ontwikkelingssamenwerking (de Europese Consensus) zijn uiteengezet. Over het onderwerp zullen raadsconclusies worden aangenomen.In een groeiend aantal ontwikkelingslanden wordt al gewerkt aan complementariteit en werkverdeling. Vooral complementariteit in partnerlanden (in-country complementarity) begint in diverse ontwikkelingslanden vaste vormen aan te nemen. In deze landen vindt in het kader van complementariteit steeds vaker een dialoog plaats tussen de EU en het partnerland over werkverdeling op sectorniveau. Ook is in steeds meer landen sprake van silent partnerships/delegated cooperation tussen donoren. In een tot nu toe beperkt aantal partnerlanden (Zambia, Tanzania, Ghana) is sprake van vergaande complementariteit. In deze landen worden met behulp van Joint Assistance Strategies afspraken gemaakt over de werkverdeling tussen donoren over bilaterale en multilaterale hulp. Ook complementariteit tussen landen en tussen sectoren krijgt langzaamaan vorm.Nederland is verheugd over de aandacht voor de praktische implementatie van de complementariteitsagenda. Voorlopig moet prioriteit worden gegeven aan in-country complementarity, omdat daarmee het snelst resultaat kan worden geboekt. Het partnerland zou daarbij in principe de leidende rol moeten vervullen. Waar dit niet mogelijk is, kan de Europese Unie deze leidende rol stimuleren en ondersteunen. Nederland pleit in Europees verband voor gebruikmaking van ervaringen van Scandinavische landen met complementariteit, zoals die bijvoorbeeld in Zambia zijn opgedaan. Het ziet ernaar uit dat de Nederlandse inzet voor een belangrijk deel terug komt in deze ontwerp-raadsconclusies. Nederland heeft zich bereid verklaard om op termijn toe te werken naar het principe van 'één lead-donor per sector per land'. Er moet echter ook aandacht blijven voor werkverdeling op sectorenniveau (waaronder duidelijker prioriteitsstelling door de Commissie). Complementariteit tussen landen is ook van belang maar raakt vooralsnog bij veel landen een politiek gevoelige snaar.Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking Op verzoek van het Europees Parlement is het eerdere Commissievoorstel voor een nieuwe architectuur voor het externe beleid voor de periode 2007-2013 aangepast. Er is nu sprake van een zelfstandig ontwikkelingsinstrument (DCI -

Development Cooperation Instrument), een separaat
mensenrechteninstrument en een instrument voor geïndustrialiseerde landen.Eind juli jl. hebben de lidstaten een gemeenschappelijk standpunt bereikt over het ontwikkelingsinstrument. Op basis hiervan heeft het Finse voorzitterschap een versnelde procedure gestart met het Europees Parlement en is inmiddels verregaande overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen. Het Finse voorzitterschap streeft ernaar tijdens de Raad de discussie hierover af te ronden.Het voorlopige akkoord over het ontwikkelingsinstrument behelst dat voor de periode 2007-2013 in totaal bijna EUR 17 miljard beschikbaar zal zijn. Hiervan is ruim EUR 10 miljard bestemd voor geografische programma's, EUR 5.6 miljard voor thematische programma's en ruim 1.2 miljard voor de ACS-landen van het Suikerprotocol.In het voorlopige instrument is, mede op aandringen van Nederland, ruime aandacht voor de armoedefocus van het instrument en aansluiting bij de MDGs (millennium ontwikkelingsdoelen). Weliswaar kunnen nabuurschapslanden wel trekken op de thematische programma's binnen het DCI maar de middelen daarvoor zijn overgeheveld van de financiële envelop bij het nabuurschapsinstrument naar het DCI. De middelen voor het van het DCI afgesplitste mensenrechteninstrument zullen zowel uit het DCI komen als uit het nabuurschapsinstrument.Nederland acht het van groot belang de discussie nu af te ronden zodat het nieuwe ontwikkelingsinstrument op 1 januari 2007 in werking kan treden.MensenrechteninstrumentHet mensenrechteninstrument is een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten, met name via het maatschappelijk middenveld. In de nieuwe architectuur voor het externe beleid, als voorgesteld door de Commissie, was aanvankelijk geen zelfstandig mensenrechteninstrument voorzien, maar dit is er toch gekomen op verzoek van het Europees Parlement. Het doel van het mensenrechteninstrument is bij te dragen aan de Europese doelstellingen voor het bevorderen van democratie en mensenrechten. Het mensenrechteninstrument is een thematisch financieringsinstrument dat aanvullend is op de andere instrumenten van de Europese Unie zoals het ontwikkelingsinstrument, het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het stabiliteitsinstrument. Het mensenrechteninstrument biedt voorts het noodzakelijke kader voor verkiezingswaarnemingsmissies. Het instrument kan mondiaal worden ingezet en is dus niet gebonden aan bepaalde geografische regio's. Met het oog op de armoedefocus is mede op Nederlands initiatief geregeld dat de middelen voor het mensenrechteninstrument niet alleen uit het ontwikkelingsinstrument (DCI) zullen komen, maar ook uit andere instrumenten, met name het nabuurschapsinstrument (ENPI).De Raad zal naar verwachting de besluitvorming over het instrument kunnen afronden. Een resterend discussiepunt is de breedte van het begrip 'maatschappelijk middenveld'. Nederland ziet graag dat politieke partijen expliciet worden genoemd als mogelijke ontvanger van gelden uit het mensenrechteninstrument.Beleidscoherentie voor ontwikkelingHet onderwerp OS-beleidscoherentie (PCD - Policy Coherence for

Development) komt op tweeërlei wijze aan de orde. In de eerste plaats zal de Raad nota nemen van het voorzitterschapsdocument aangaande het PCD Werkprogramma 2006-2007. Dit werkprogramma is met nauwe betrokkenheid van Nederland onder het Oostenrijkse voorzitterschap in de steigers gezet, voortbouwend op de raadsconclusies van april jongstleden. Na een uitgebreide ronde van bespreking en amendering in een reeks van competente raadswerkgroepen wordt het document nu onder het Finse voorzitterschap afgerond. Hoewel het document op een aantal punten (met name landbouw en visserij) in de besprekingen in de raadswerkgroepen aan kracht heeft verloren, geeft het werkprogramma nog voldoende basis voor lidstaten, Raad en Commissie om voortvarend met OS-beleidscoherentie aan de slag te gaan. Uitvoering van het werkprogramma zal vooral afhangen van de capaciteit die hiervoor op de betreffende niveaus (lidstaten, Raad, Commissie) wordt vrijgemaakt en de politieke wil om hieraan voldoende prioriteit te geven. Nederland zal zijn actieve inzet in ieder geval voortzetten, daarbij gebruikmakend van het EU kader dat met de raadsconclusies aangaande de 12 PCD Commitments, de mededeling van de Commissie en dit werkprogramma het afgelopen jaar is neergezet.Tevens heeft het Finse voorzitterschap een oriëntatiedebat over OS-beleidscoherentie geagendeerd voor het deel van de RAZEB waaraan zowel ministers van Buitenlandse Zaken als ministers voor Ontwikkelingssamenwerking deelnemen. Onderwerp hier is het beter integreren van de ontwikkelingsdimensie in raadsprocedures. Het voorzitterschap heeft hiertoe een voorzitterschapsdocument opgesteld en beoogt de vaststelling van raadsconclusies. Het voorzitterschap wil in de raadsconclusies onder meer het belang aangeven van gerichte impact-studies om discussies in de Raad te onderbouwen, van de rol van het Coreper en van het voorzitterschap bij het bewaken van OS-beleidscoherentie en de mogelijkheden voor gezamenlijke bijeenkomsten van gespecialiseerde werkgroepen over de OS-dimensie van besluitvorming. Nederland steunt het voorzitterschap in dit streven, maar zal tevens benadrukken dat uitvoering en implementatie van het PCD kader en het werkprogramma niet hoeft te wachten op verdere uitwerking van Raadsprocedures. EU Afrika Strategie, Infrastructuur en (Goed) BestuurIn de gezamenlijke zitting van ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking zal tevens gesproken worden over de implementatie van de EU Afrika strategie. Deze strategie is in december 2005 aangenomen. De vijf centrale thema's zijn vrede & veiligheid; goed bestuur en mensenrechten; duurzame economische groei en integratie van markten; basisvoorzieningen en armoedebestrijding (Millennium Development Goals 1 tot en met 6); milieu en natuurlijke rijkdommen. Het is nog niet duidelijk hoe het voorzitterschap deze discussie wil structureren.In ieder geval zal de Raad conclusies aannemen over het EU-Afrika Partnerschap voor infrastructuur, een belangrijke uitwerking van de EU Afrika strategie op het gebied van economische groei en regionale integratie. De Raad zal het Partnerschap voor infrastructuur verwelkomen. Ook Nederland is positief over dit initiatief. Het partnerschap heeft als doel de 'missing links' in Afrika's infrastructurele netwerk op het gebied van transportnetwerken, water, energie, ICT infrastructuur en diensten te identificeren en aan te pakken en zo de verbindingen tussen Afrikaanse landen en regio's te verbeteren.. De focus ligt op grensoverschrijdende en regionale infrastructuur. De financiering van het partnerschap zal georganiseerd worden via de nationale en regionale indicatieve programma's van het EOF, openbare aanbestedingen en het EU-Afrika Infrastructuur Trust Fund. Dit Trust Fund is een gezamenlijk fonds van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank. De Commissie draagt in 2006-2007 60 miljoen Euro bij uit het EOF en de Europese Investerings Bank (EIB) zal voor deze periode 260 miljoen Euro aan leningen mobiliseren. Lidstaten kunnen bijdragen aan het Trust Fund en zullen een actieve sturende rol spelen in de allocatie van de nationale bijdrage.De Raad zal tevens conclusies aannemen over (goed) bestuur, mede op basis van de recente mededeling van de Commissie over dit onderwerp. De mededeling heeft als uitgangspunt dat het onmogelijk is armoede te bestrijden zonder vorderingen op het gebied van de economische, sociale, ecologische en politieke aspecten van bestuur. Daarnaast versterken ontwikkeling, vrede en veiligheid en respect voor mensenrechten elkaar wederzijds. Concrete doelstellingen die staten en overheidsinstellingen zouden moeten nastreven om goed bestuur te bereiken zijn onder andere respect voor de rechtsstaat, bescherming van de mensenrechten, democratisch bestuur en armoedebestrijding.Het doel van de mededeling goed bestuur is om een coherente EU aanpak te ontwikkelen om democratisch bestuur in ontwikkelingslanden te bevorderen. Een essentieel onderdeel van goed bestuur is de betrokkenheid van ontvangende landen. De mededeling richt zich vooral op landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de landen rond de Stille Oceaan. Daarnaast richt een deel van het programma zich ook op andere landen en regio's. De aanpak van de Commissie heeft veel overeenkomsten met het Nederlandse beleid voor goed bestuur.Humanitaire hulp Tsunami, Jaarrapport OntwikkelingssamenwerkingTenslotte zal de Raad conclusies aannemen over de humanitaire hulp na de Tsunami en het Jaarrapport Ontwikkelingssamenwerking. Hierover is geen discussie voorzien.De raadsconclusies over de humanitaire hulp van de Europese Commissie zijn opgesteld naar aanleiding van het speciale rapport van de Europese Rekenkamer over de noodhulp na de Tsunami. Dit rapport was op hoofdlijnen positief over de respons van de Commissie en de interne samenwerking tussen DG ECHO (noodhulp) en andere diensten van de Commissie. Wel gaf de Rekenkamer ten aanzien van dit laatste punt aan dat verduidelijking van de verantwoordelijkheden gewenst is van DG ECHO en DG Milieu (Civil Protection Mechanism). De raadsconclusies verwelkomen het rapport, bevestigen de leidende rol van OCHA en vragen de Commissie de voorgestelde verbeteringen door te voeren.In de conclusies aangaande het jaarrapport 2006 over de Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Gemeenschap is de Raad onder meer positief over de geconstateerde verbeterde kwaliteit van de interventies. Ook constateert de Raad belangrijke kwantitatieve verbeteringen, zowel ten aanzien van de omvang van de verplichtingen als ten aanzien van de gerealiseerde uitgaven in 2005. Er is tevens een toename van het aandeel van de hulp aan de lage inkomenslanden. Nederland acht het van groot belang dat dit aandeel verder groeit, met name de hulp gericht op de minst ontwikkelde landen en Afrika. De Raad roept de Commissie op bij het volgende jaarverslag extra aandacht te besteden aan concrete doelen en resultaten, alsmede de implementatie van de verklaring van Parijs over effectiviteit van de hulp.


---