Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

De Grote Steden onder de loep: de grote stadsbevolking groeit langzamer, maar verkleurt sneller en is jonger dan de rest van Nederland. Door verhuisstromen verliezen de steden aan inkomen.

Zijn de grote steden een energieke motor van de economie, een bron van sociaal-culturele dynamiek, het hart van de kennismaatschappij en bieden zij een gevarieerde leefomgeving met een onweerstaanbare aantrekkingskracht? Of zijn het eerder stapelplaatsen geworden van maatschappelijke problemen, de brandhaard van tegenstellingen en conflict en bieden zij een leefmilieu waar het slecht en liefst tijdelijk toeven is?

De Grote Vier vertonen in wezen al deze trekken in meerdere of mindere mate. Dat ook de overheid zich bewust is van de aparte problematiek waarmee deze vier geconfronteerd worden is duidelijk. Vanaf het midden van de jaren zeventig staat de grote stad in de beleidsbelangstelling en sinds 1994 is er het zogenoemde "Grote Stedenbeleid". De grote steden zijn natuurlijk ook een uitdagend studieobject. En omdat de omvang en vooral de samenstelling van de bevolking een belangrijke rol spelen in de grootstedelijke ontwikkeling, is het van belang om ook met een demografische bril naar de grote stad te kijken.

Dat gebeurt in het rapport van het WPRB dat niet alleen naar demografische trends kijkt, zoals bevolkingsgroei, etnische samenstelling, soorten huishoudens en verhuisstromen naar en vanuit de stad. Ook ontwikkelingen in opleidingsniveau en onderwijs, de grootstedelijke economie en de woningmarkt worden onder de loep genomen evenals gezondheid, leefbaarheid, veiligheid, woonomgevingkwaliteit en het beleid zelf.

Enkele bevindingen uitgelicht:

. De grote stadsbevolking groeit langzamer dan de rest van Nederland. Amsterdam, Den Haag en vooral Utrecht groeien, maar de bevolking van Rotterdam krimpt.
. Vooral door selectieve verhuisstromen verkleuren de grote steden sneller. Eén op de drie grote stadsbewoners is van niet-westers allochtone herkomst; voor Nederland is dat één op de tien. Rotterdam is het meest verkleurd.
. Als we de 10-15% westerse allochtonen optellen bij de andere allochtonen, dan vormt de autochtone bevolking in de grote steden nog maar een krappe meerderheid.
. Vooral autochtone gezinnen met kinderen (de "dertigers") trekken weg uit de grote stad; de autochtone instroom geldt juist voor de "twintigers", terwijl bij de niet-westers allochtonen de instroom gelijkelijk over de leeftijdsgroepen is verdeeld.
. Door de verhuisstromen spelen de grote steden min of meer quitte wat betreft het aantal vestigers en vertrekkers, maar zij verliezen aan meeverhuizend inkomen. Den Haag vormt hier de uitzondering. Per saldo levert een westerse immigrant de stad een veelvoud op aan jaarinkomen ten opzichte van een niet-westerse immigrant.


. Een relatief grote groep hogere inkomens heeft voorkeur voor een stedelijke woonomgeving. Vooral middelgrote huur- of koopappartementen bij het centrum of grotere eengezinswoningen aan de rand van de stad zijn gewild. Beide woningtypes zijn relatief schaars in de steden. De steden proberen steeds meer hun woningvoorraad te laten aansluiten op de wensen van de hogere inkomens, maar de woningvoorraad verandert slechts langzaam. Het aandeel koop- en vrije sector huurwoningen in de steden kan naar verwachting nog aanzienlijk verder groeien. Een sterke groei van het aandeel eengezinswoningen is echter veel minder waarschijnlijk.
. De grote steden zijn nog steeds belangrijke centra van werkgelegenheid. Per 1000 inwoners van 15-64 jaar zijn er in Amsterdam 861 banen, in Rotterdam 820, in Den Haag 784 en in Utrecht zelfs 1065, maar een belangrijk deel van deze werkgelegenheid gaat naar pendelaars van buiten de stadsgrenzen zonder dat daar eenzelfde pendelstroom van grote stadsbewoners tegenover staat. De beroepsbevolking in de grote steden verjongt.
. Ondanks het hoge gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking is de werkloosheid in de grote steden hoger dan in de rest van Nederland. De werkloosheid is het hoogst aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Vooral laagopgeleiden en jongeren zijn kwetsbare groepen; niet-westerse allochtonen scoren hier aanzienlijk slechter dan hun leeftijdsgenoten in de Grote Vier.
. De grote steden hebben een troefkaart in handen als het gaat om onderwijsvoorzieningen. Deze trekken studenten van heinde en verre. Het aandeel hoog opgeleiden is in deze steden dan ook fors hoger dan landelijk (met uitzondering van Rotterdam. Maar aan de andere kant is ook het aandeel laag opgeleiden er hoog, vooral in Rotterdam en Den Haag.
. Eén op de drie basisscholen in de grote steden is een "zwarte school". Dit percentage is het hoogst in Rotterdam (38%) en het laagst in Utrecht (16%). Ongeveer 60% van de basisschoolleerlingen in de grote steden zou van school moeten veranderen om een evenwichtige spreiding te realiseren.
. Op gezondheidsgebied blijven de steden achter. Volgens eigen zeggen hebben de stadsbewoners een slechtere gezondheid, een ongezondere leefstijl en een hoger zorggebruik. Deze verschillen zijn niet alleen een gevolg van de bevolkingssamenstelling, maar ook van de inkomenspositie.
. Zowel het aantal slachtoffers van criminaliteit als het aantal verdachten is in de grote steden hoger dan in de rest van het land, waarbij Rotterdam de meest ongunstige scores kent.
. Veel wijken in de grote steden scoren slecht op woonomgevingkwaliteit Dit geldt vooral voor Amsterdam. De woonomgevingkwaliteit loopt doorgaans op van het centrum naar de stadsranden.

Het Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken (WPRB) wordt geleid door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en is verder samengesteld uit vertegenwoordigers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Centraal Planbureau (CPB) en het Ruimtelijk Planbureau (RPB), terwijl het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als adviserend lid optreedt.

Vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn als waarnemers bij het WPRB betrokken.

Het rapport wordt op woensdag 18 oktober aangeboden aan minister Maria van der Hoeven van OCW tijdens het NIDI/NVD congres "Mensen voor de stad of stad voor de mensen" in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (Prins Willem Alexanderhof 5). Aanvang: 10.15 uur.

"Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2006. Grote steden in demografisch perspectief". Onder redactie van Nico van Nimwegen en Ingrid Esveldt. Rapport van het Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken. NIDI rapport 71.

Nadere informatie:

NIDI: Nico van Nimwegen: 070 3565222 (nimwegen@nidi.nl) CBS: Persdienst: 070 3374444
CPB: Eugène Verkade: 070 3383481 (emv@cpb.nl))
Ioulia Ossokina: 070 3383323 (ivo@cpb.nl)
SCP: Lex Herweijer: 070 3407840 (l.herweijer@scp.nl) Frans Knol: 070 3407837 (f.knol@scp.nl)
WODC: André van der Laan: 070 3707617 (a.m.van.der.laan@minjus.nl)

Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut NIDI Postbus 11650
2502 AR Den Haag
Lange Houtstraat 19

Tel: 070 3565200
Fax: 070 3647187
www.nidi.nl

Het WPRB rapport is vanaf donderdag 19 oktober te bestellen bij het NIDI (070-3565200).

-----------------------
Instituut van de

koninklijke

nederlandse

akademie van

wetenschappen

nederland

interdisciplinair

demografisch

instituut

nederland

interdisciplinair

demografisch

instituut

Instituut van de

koninklijke

nederlandse

academie van

wetenschappen


---- --