Unicef



Een op vier kinderen in Zuidoost-Europa leeft nog altijd in extreme armoede
18 oktober 2006, Den Haag - In Zuidoost-Europa en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten leeft 1 op de 4 kinderen in extreme armoede, ondanks de economische groei vanaf eind jaren negentig. Hoewel het totale aantal kinderen dat in armoede leeft, is gedaald van 32 naar 18 miljoen, hebben veel kinderen nog altijd ongelijke kansen. Dit staat in een vandaag verschenen rapport van Unicef, de VN-kinderrechtenorganisatie.

Het rapport, de Innocenti Social Monitor 2006, toont aan dat in Zuidoost-Europa en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten nog altijd sprake is van grote ongelijkheid in het welzijn van kinderen én in hun kansen. Het aantal kinderen dat in extreme armoede leeft, varieert van 5 procent in sommige landen van het Gemenebest tot wel 80 procent in de armste landen van Centraal Azië. Het onderzoek is gehouden op zowel het platteland als in de stad en bij huishoudens van verschillende grootte en structuur. Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat de ongelijkheid binnen landen vooral kinderen treft met meer dan twee broers of zussen.

Naast armoede en ongelijkheid gaat ook het verbeteren van andere aspecten van het welzijn van kinderen - zoals kindersterfte, onderwijsdeelname en de toegang tot schoon water - traag. Veel regionale overheden hebben geen gebruikgemaakt van de economische vooruitgang om de positie van de kinderen te verbeteren. De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs zijn sinds 1998 niet toegenomen en blijven in veel landen in de regio laag.

"Armoede en ontberingen hebben een duidelijke impact op de levens van kinderen. Het beïnvloedt hun leven direct en brengt hun ontwikkeling in gevaar", zegt Marta Santos Pais, directeur van het Unicef Innocenti Onderzoekscentrum. "Om de armoede van én ongelijkheid tussen kinderen tegen te gaan, moeten overheden hun beleid en financiële middelen dringend op kinderen richten."

Het rapport stelt dat de toekomst van de regio afhangt van een gezonde en goed opgeleide generatie. Financiële middelen moeten beter worden ingezet en er is meer steun nodig van de internationale gemeenschap. Om de gevolgen van de aanhoudende armoede onder kinderen in de regio tegen te gaan, roept het rapport overheden in de regio op om:


* Bij armoedebestrijding en het stellen van prioriteiten meer aandacht te besteden aan kinderen. Daarbij is tijdige verzameling, analyse en verspreiding van onderzoeksgegevens over de levensomstandigheden van kinderen noodzakelijk.
* Meer geld te besteden aan sociale voorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs en sociale infrastructuur. De budgetten moeten worden aangesproken voor dié gebieden en bevolkingsgroepen die het geld het hardst nodig hebben.

* Doelgerichter en met hogere sociale uitkeringen te werken voor families met jonge kinderen, zodat wordt voorzien in effectieve armoedebestrijding. Het laten opnemen van kinderen in institutionele instellingen moet worden ontmoedigd.
* Het beleid moet worden aangepast om het - in sommige landen van de regio - wijdverbreide gebruik om kinderen in instituties te plaatsen tegen te gaan. Ook moet de intentie worden uitgesproken om met meer pogingen en middelen families in crisis te voorzien van hulp.

Unicef werkt in de regio met families en gemeenschappen om armoede tegen te gaan. Het aanpassen van wetgeving en beleid om kinderen en hun rechten te beschermen, vormt de basis van Unicef's hulpprogramma's. De VN-kinderrechtenorganisatie ondersteunt overheden bij de uitvoeren van het Verdrag van de Rechten van het Kind en helpt in elk land bij het bewerkstelligen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen.


* * * *