Rechtbank Zutphen


Rechtbank veroordeelt verdachte Q. in beleggingsfraudezaak Eco Brasil tot 6 jaar celstraf

Zutphen, 18 oktober 2006 - De rechtbank Zutphen heeft bij vonnis van vandaag de 51-jarige P.J.Q. veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank acht bewezen dat Q. leiding heeft gegeven aan oplichting door een aantal rechtspersonen, waaronder Eco Brasil BV, waarbij personen die meenden te hebben belegd in tropisch hardhout en in onroerend goed, zijn benadeeld.

In haar vonnis komt de rechtbank tot de conclusie dat de vennootschappen in het geheel geen teakhoutplantages hebben geëxploiteerd en dat van onroerend goed van enige serieuze omvang evenmin sprake was. Naast oplichting van de in de bewezenverklaring genoemde personen, acht de rechtbank K. verantwoordelijk voor overtreding van de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en voor het deelnemen aan een criminele organisatie. In de tijd dat Q. deelnam aan de criminele organisatie is ruim ⬠45 miljoen aan het publiek onttrokken. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf onder meer gelet op de nadelige financiële gevolgen voor de beleggers; velen van hen belegden voor ⬠50.000,- of meer. Verder heeft de rechtbank laten meewegen, dat verdachte na de negatieve publiciteit rondom Eco Brasil BV en de daardoor teruglopende inleg, met andere BVâs is doorgegaan met het aantrekken van geld van investeerders, alsmede dat verdachte geen blijk heeft gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien.

Vorderingen van de gedupeerden
Door de gedupeerden is in totaal meer dan ⬠3,9 miljoen gevorderd, welke vorderingen zijn gebaseerd op overeenkomsten met inmiddels gefailleerde BVâs. De rechtbank is van oordeel dat verdachte als bestuurder van de BVâs aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade, omdat hij aan die BVâs feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor afdoening in het kader van het strafproces. Het grote aantal vorderingen brengt mee dat de vele vragen over de hoogte van de vorderingen niet binnen het bestek van de strafzaak op een voldoende zorgvuldige wijze kunnen worden behandeld. Het is de rechtbank bovendien bekend dat niet alle gedupeerden zich in het strafproces hebben gevoegd. Het binnen de strafzaak afwikkelen van slechts een klein deel van de vorderingen zou kunnen leiden tot doublures en/of ongelijkheid van gedupeerden, mede gelet op het feit dat de afwikkeling van de vorderingen in de verschillende faillissementen (nog) niet bekend is. Gezien de (mogelijke) ongelijkheid in behandeling, heeft de rechtbank besloten de door de officier van justitie gevorderde
schadevergoedingsmaatregelen evenmin op te leggen.

De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl; Landelijk Jurisprudentie Nummer (LJN) AZ0259.

LJ Nummer

AZ0259

Bron: Rechtbank Zutphen
Datum actualiteit: 18 oktober 2006 Naar boven