kamervragen over de invoering van de nieuwe roosters bij de brandweer
Antwoorden op kamervragen over de invoering van de nieuwe roosters bij de
brandweer
18 oktober 2006
Vragen van het lid Van Oudenallen (Groep Van
Oudenallen) over de invoering van de nieuwe roosters bij de brandweer.
(Ingezonden 28 september 2006)
---
1. Vraag
Wanneer heeft u een besluit genomen over de invoering van landelijke
brandweerroosters?
1. Antwoord
Ik heb geen besluit genomen over de invoering van landelijke
brandweerroosters. De verantwoordelijkheid voor het organisatie- en
personeelsbeleid voor de brandweer ligt bij de lokale en regionale
besturen.
2. Vraag
Met ingang van welke datum geldt het nieuwe arbeidstijdenrooster van
de Brandweer?
2. Antwoord
Bij de beantwoording van de volgende vragen ga ik ervan uit dat u met
het nieuwe arbeidstijdenrooster het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit
van 22 november 2005 bedoelt (Stb. 2005, 605). Dit besluit omvat
enkele wijzigingen van het Arbeidstijdenbesluit, onder andere voor de
brandweer. Het besluit is op 1 juni 2006 in werking getreden (Stb.
2006, 111).
3. Vraag
Waarop berust dit besluit?
3. Antwoord
Het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit berust op artikel 2:1 lid 1 (en
2:7 lid 1, 4:3 lid 2 en 4, 5:12 lid 1) van de Arbeidstijdenwet.
4. Vraag
Verplichten Europese richtlijnen of andere Europese regels tot dit
besluit?
4. Antwoord
De wijzigingen die in het Arbeidstijdenbesluit zijn opgenomen zijn
nodig om de Nederlandse regelgeving die tengevolge van het
Jaegerarrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
strijdig was geworden met de Europese arbeidstijdenrichtlijn, weer in
overeenstemming met het Europese recht te brengen.
5. Vraag
Aan welke verplichtingen of richtlijnen moet Nederland voldoen?
5. Antwoord
In algemene zin moet Europese regelgeving in nationale wetgeving
worden omgezet. Voor wat betreft de Arbeidstijdenrichtlijn moet
Nederland onder meer aan het volgende voldoen: a) de maximale
arbeidstijd mag niet meer dan 48 uur gemiddeld per week bedragen en b)
ook slaap- en wachturen worden hierbij tot de arbeidstijd gerekend.
6. Vraag
Is het waar dat door de invoering van dit rooster, meer personeel moet
worden aangenomen?
Zo ja, hoeveel extra personeel zou dit per gemeente betekenen en
hoeveel kost dit per gemeente? Hoeveel kost het om nieuw personeel in
te werken, hetgeen twee jaar duurt?
6. Antwoord
Zonder de wijzigingen die per 1 juni van kracht zijn geworden zou de
inzetbaarheid van het huidige personeel dat werkt in
aanwezigheidsdiensten sterk ingeperkt worden, omdat tengevolge van het
Jaegerarrest alle uren tijdens een aanwezigheidsdienst beschouwd
moeten worden als arbeidstijd. Dit zou betekenen dat de maximale
arbeidstijd voor aanwezigheidsdiensten - voor de meeste sectoren is
dit 45 uur resp. 40 uur per week indien er in de nachtelijk uren wordt
gewerkt - sneller bereikt zou worden.
Door aanpassing van de regelgeving blijft het juridisch mogelijk om de
oude roosters voort te zetten ten einde de continuïteit van de
dienstverlening te waarborgen. De ingevoerde wijzigingen in de
regelgeving maken het juist mogelijk om zonder extra personeel aan te
trekken de oude roosters te continueren door gebruik te maken van de
opt out. Hiervoor is individuele instemming van de werknemers nodig.
De opt out biedt beroepsbrandweerlieden de mogelijkheid om zoveel
mogelijk volgens dezelfde roosters (54 uur per week) te kunnen blijven
werken.
7. Vraag
Op welke wijze is er overleg geweest, bijvoorbeeld met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten voordat dit besluit is genomen?
7. Antwoord
Vanaf het begin is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en daarvan
het College voor Arbeidszaken (CvA) nauw betrokken geweest bij de
totstandkoming van het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit. De wijzigingen
in het Arbeidstijdenbesluit zijn met de desbetreffende sectoren en
bonden besproken en daarin is ook de VNG gekend.
8. Vraag
Deelt u de mening dat de roosters samen moeten vallen met het aannemen
van en het inwerken van nieuw personeel? Zo neen, waarom niet?
8. Antwoord
Neen, door de eerder genoemde mogelijkheid tot verlenging van de
arbeidstijd (opt out of maatwerkregeling) kan de bestaande situatie zo
veel mogelijk in stand blijven en hoeven de roosters niet te worden
gewijzigd.
9. Vraag
Wanneer is er duidelijkheid over de proefprocessen die worden of
zullen worden gevoerd waar het gaat om het uurloon van de
werk,-wacht,-en slaapuren zoals de huidige 24 uursdiensten die kennen?
10. Vraag
Waren de gemeenten op de hoogte van het feit dat dit besluit voor het
streng uitvoeren van de richtlijnen gemiddeld 3 miljoen Euro per grote
gemeente gaat kosten?
11. Vraag
Voor wiens rekening komen deze kosten?
12. Vraag
Op welke wijze draagt de Rijksoverheid bij aan deze kosten?
9 t/m 12. Antwoorden
De opt out, neergelegd in het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit, biedt
de mogelijkheid om zoveel mogelijk volgens dezelfde roosters te kunnen
blijven werken. Werknemers kunnen op individuele basis schriftelijk
akkoord gaan met een gemiddelde arbeidstijd per week van meer dan 48
uur (inclusief wacht- en slaapuren). Een verlengde arbeidstijd is
toegestaan tot 60 uur gemiddeld per week, hetgeen voldoende zou moeten
zijn.
Immers in de meeste brandweerkorpsen met beroepspersoneel bedraagt het
huidige gemiddeld aantal uren (inclusief wacht- en slaapuren) ingeval
van 24-uursdiensten 54 uur (zie hiervoor ook de ledenbrief van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 13 maart jl.).
Ik ben mij ervan bewust dat de introductie van een opt out, de
gemeente als werkgever afhankelijk maakt van de instemming van
werknemers en daarmee een extra inspanning vraagt. Voor alle sectoren
is in verband daarmee rekening gehouden met een voorbereidingstijd van
6 maanden nadat de regels in december 2005 gepubliceerd zijn.
Inmiddels is gebleken dat bij de brandweer de implementatie van de
gewijzigde regels nog niet is voltooid.
De implementatie van de nieuwe regels, de gevolgen voor de
brandweerzorg in de gemeenten en de rol van het proefproces zijn
onderwerpen die zeer binnenkort met de G 4 en de VNG besproken zullen
worden door het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties en het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Op de uitkomsten daarvan en een mogelijk vervolg kan
en wil ik vooralsnog niet vooruitlopen.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties