Kabinetsreactie op RWI-advies:
De Regio Centraal, Advies over afstemming en samenwerking op regionale
arbeidsmarkten.
1. Inleiding
De economie trekt aan en ook de arbeidsmarktsituatie verbetert. De verwachting is dat deze
ontwikkeling zich de komende jaren voortzet. Hierdoor liggen er kansen om mensen die
zonder werk aan de kant (komen te) staan, uitzicht te bieden op werk. Uitdagingen in dit
verband zijn ondermeer het terugdringen van (langdurige) werkloosheid, verbeteren van de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, voorkomen en bestrijden van voortijdig
schoolverlaten en het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
Dit zijn zaken die een aanpak vergen van verschillende arbeidsmarktpartijen. Het gaat om
gemeenten, CWI, UWV, re-integratiebedrijven, scholingsinstellingen, werkgevers, O&O-
fondsen, Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB's) etc. Deze partijen opereren
op verschillende niveaus. Gemeenten bijvoorbeeld opereren vooral op gemeentelijk niveau,
ROC's op regionaal niveau, sociale partners op nationaal niveau en vakbonden en
werkgeversverenigingen op bedrijfstak- en ondernemingsniveau. Met andere woorden, de
arbeidsmarkt beperkt zich niet tot het lokale niveau, maar stijgt hierboven uit.
Tegen deze achtergrond heb ik 22 december 2005 de Raad voor Werk en Inkomen (RWI)
gevraagd mij te adviseren over hoe tot een meer succesvol regionaal arbeidsmarktbeleid kan
worden gekomen. Dit advies `De Regio Centraal, Advies over afstemming en samenwerking
op regionale arbeidsmarkten', heb ik 15 juni jl. ontvangen. Het betreft een advies aan het
kabinet en aan gemeenten en sociale partners. Met deze brief informeer ik u over het RWI-
advies en mijn reactie daarop.
2. Inhoud RWI-advies
Het kabinet bedankt de RWI voor het opstellen van het advies over afstemming en
samenwerking in de regio. In dit advies komt het belang van het regionale niveau voor de
arbeidsmarkt duidelijk naar voren. De vraag naar personeel doet zich vooral op dit niveau
voor en veel werknemers werken in een andere gemeente dan waar ze wonen. Het matchen
van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is zodoende vooral een regionale aangelegenheid.
Regionaal staat daarbij voor `bovenlokaal', dat wil zeggen de gemeentegrenzen
overschrijdend. Om de genoemde match adequaat te laten verlopen, acht de Raad regionale
samenwerking op in ieder geval de volgende drie terreinen een noodzakelijke voorwaarde: 1)
vraaggerichte re-integratie, 2) aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en 3) het
voorkomen van uitval van arbeid door ziekte en werkloosheid. Regionale samenwerking komt
echter vaak niet tot stand. Dit komt volgens de RWI doordat het SUWI-stelsel is ingericht
(met nadruk op) op aanbodversterking, moeilijke doelgroepen en marktwerking. Ook
verschillen in financiering, wet- en regelgeving en de schaal van beleid, alsmede dat alle
partijen op eigen resultaten worden afgerekend noemt de RWI als redenen voor de gebrekkige
regionale samenwerking.
De Raad doet diverse aanbevelingen die moeten leiden tot een succesvolle regionale
samenwerking op de arbeidsmarkt. Deze aanbevelingen zullen hierna worden besproken. Het
gaat om aanbevelingen aan het rijk enerzijds en partijen in de regio anderzijds, die betrekking
hebben op:
1
1. Financiële ondersteuning
2. Coördinatie
3. Vraaggerichte re-integratie
4. Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
5. Voorkomen van uitval van arbeid
3. Financiële ondersteuning
Volgens de RWI kan de totstandkoming van regionale samenwerking worden bevorderd door
als rijk partijen die samen regionale arbeidsmarktprojecten willen starten financieel te
ondersteunen. Hiertoe beveelt de Raad een structurele, financiële regeling voor regionaal
arbeidsmarktbeleid aan: Financiële Ondersteuning Regionale Arbeidsmarktinitiatieven
(FORA). Hij beschrijft de contouren van een dergelijke regeling. Zo zou volgens de RWI aan
de regio overgelaten kunnen worden welk type regionale arbeidsmarktactiviteiten zij met
financiële ondersteuning oppakt. Het rijk dient daaraan wel concrete te behalen resultaten te
verbinden, zoals het aantal te vervullen vacatures of succesvolle re-integratietrajecten. Via de
regeling zouden in ieder geval (een deel van) de organisatiekosten van het tot stand te brengen
project voor subsidie in aanmerking moeten komen.
Wat de financiering van de regeling betreft zoekt de Raad het vooral in een bundeling van
regelingen en initiatieven. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om huidige en toekomstige middelen
voor specifieke doelgroepen of doelen (denk aan taskforces). Ook het bestaande
Innovatieprogramma Werk en Bijstand zou volgens het RWI-advies `SUWI Ontketend'1 in
een dergelijk breder verband kunnen worden betrokken. Verder denkt de RWI aan koppeling
van de FORA met de ESF-subsidiëring 2007-2013.
De arbeidsmarkt is een complexe markt. Het functioneren en de resultaten ervan (participatie
en werkloosheid) zijn mede afhankelijk van het beleid op aanpalende terreinen. Het gaat
bijvoorbeeld om de economische conjunctuur en het vestigingsklimaat (economie), het
opleidingsniveau en de opleidingsrichting van de beroepsbevolking in relatie tot de gevraagde
kwalificaties door werkgevers (onderwijs en scholing), re-integratiebeleid (sociale zaken,
welzijn en zorg), maar ook bereikbaarheid en woonomgeving (verkeer en vervoer en wonen).
Mijn analyse is dat het plaatsvinden van regionale samenwerking er vooral van afhangt of
beleidsmakers en uitvoerders van de diverse organisaties inzien dat om bepaalde zaken op de
arbeidsmarkt voor elkaar te krijgen, vaak meerdere partijen nodig zijn. Als de betrokken
partijen een gezamenlijk belang of doel hebben2, kan samenwerking realisering van dat doel
mogelijk maken en die samenwerking blijkt dan ook van de grond te komen. Hierbij is het
van belang dat de belanghebbenden verder dan de eigen organisatie(onderdelen) kunnen
denken, daar naar kunnen handelen en er minimaal één partij is die het voortouw neemt en de
andere belanghebbenden aan zich weet te binden.
Ik constateer in dit verband dat door het aantrekken van de economie de komende jaren de
omstandigheden voor het van de grond komen van regionale samenwerking beter zijn dan tot
op heden het geval is geweest. Voor werkgevers wordt het weer moeilijker om in hun
personeelsbehoeften te voorzien. Werkgevers hebben nu meer belang bij samenwerking met
1 RWI, SUWI Ontketend, juli 2006.
2 M. Arents, L. van Geffen, J. van Velden en C. Zoon, Organiserend vermogen voor regionaal
arbeidsmarktbeleid, Succesfactoren en handreikingen, ECORYS-NEI i.s.m. Deloitte Consultancy, Rotterdam,
december 2004.
2
bijvoorbeeld gemeenten, ROC's, CWI en UWV met betrekking tot het opleiden van (nieuw)
personeel, re-integratie en vacaturevervulling nu andere kanalen om in personeel te voorzien
beginnen op te drogen. Met andere woorden, door een gunstiger economische en
arbeidsmarktontwikkeling zal het gezamenlijk belang van het bijeenbrengen van vraag en
aanbod op de (regionale) arbeidsmarkt meer in beeld komen.
Het is niet geheel duidelijk waarom de Raad een structurele subsidieregeling voorstelt als
middel om regionale samenwerking meer van de grond te krijgen. Het kabinet ervaart zelf,
bijvoorbeeld bij het afsluiten van de intentieverklaringen leren en werken, dat een incidentele
subsidieregeling voor de organisatiekosten de samenwerking tussen partijen stimuleert. Maar
net als de RWI gaat het kabinet ervan uit dat als partijen eenmaal succesvol hebben
samengewerkt, zij die samenwerking (en ook op andere terreinen) zullen voortzetten. De
vraag is dan waarom een structurele financiering nodig is.
Het kabinet ziet meer in tijdelijke stimulering (aanjagen) van nodige initiatieven op regionaal
niveau. Zo stelt het de komende twee jaar (dus tijdelijk) extra geld beschikbaar om de
aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit is een van de
belangrijkste knelpunten op de arbeidsmarkt van dit moment. Het kabinet heeft al het nodige
beleid ingezet op terreinen als jeugdwerkloosheid, aanpak van voortijdig schoolverlaten en
leren en werken van volwassen werknemers en werkzoekenden. Daarbovenop stelt het
kabinet voor 2007 en 2008 229 miljoen euro beschikbaar voor projecten die leren en werken
combineren.3 Onderdeel daarvan is de inrichting van een fonds à 65 miljoen ter versterking
van de samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Daarbij gaat het ondermeer
om het stimuleren van samenwerking tussen regionale partijen gericht op de realisatie van
concrete aantallen leerwerktrajecten, EVC-trajecten en leerwerkloketten. Hiervoor is een
bedrag van 10 miljoen euro gereserveerd. Daarnaast is er aanleiding om te bezien in hoeverre
de prikkels in het beroepsonderwijs aanpassing behoeven om samenwerking met andere
arbeidsmarktpartijen te bevorderen.
Andere terreinen waarvoor volgens de RWI meer regionale samenwerking essentieel is, zijn
vraaggerichte re-integratie en voorkomen van uitval van arbeid door ziekte of werkloosheid.
De SUWI-ketenpartijen erkennen het belang van een meer vraaggerichte benadering. Dat
geldt ook voor onderwijsinstellingen. Steeds meer van dergelijke initiatieven komen van de
grond (zie verder paragraaf 5). Tezamen met de realisatie van een gemeenschappelijk
dienstverleningsconcept werkgevers en de verspreiding van goede praktijken op dit terrein
door het AKO zie ik hier een voldoende basis voor een verdere ontwikkeling van vraaggericht
(samen)werken vanuit de publieke dienstverlening. Extra middelen om dit te stimuleren zijn
niet nodig. Wel zal ik, via mijn overleggen met het CWI, UWV, de VNG en het AKO, de
vinger aan de pols houden over de ontwikkelingen en de voortgang die op dit terrein wordt
geboekt. Ook zal ik initiatieven nemen om best practices met elkaar in verbinding te brengen.
Het voorkomen van uitval van arbeid door ziekte of werkloosheid is primair de
verantwoordelijkheid van sociale partners. Het is de rol van het rijk om te bezien of veel
belovende initiatieven op dit terrein ook elders hun meerwaarde kunnen hebben. In dit
verband bekijk ik, in relatie tot goede praktijkvoorbeelden van werkgeversbenadering vanuit
de keten, of het initiatief van het Poortwachtercentrum als pilot verder ontwikkeld kan worden
(zie ook paragraaf 7).
3 Ministerie van SZW en OCW, Leren: dat wérkt!, Naar een betere samenwerking tussen onderwijs,
ondernemers en overheid, Leren en werken-brief, 19 september 2006.
3
Tot slot wat de ESF-subsidiëring betreft het volgende. Het ESF Operationeel Programma
2007-2013 het beleidskader - kent twee prioriteiten: 1) verhogen van het arbeidsaanbod en
een inclusieve arbeidsmarkt en 2) versterken van het aanpassingsvermogen van werknemers
en investeren in menselijk kapitaal. Onder deze twee prioriteiten zijn vijf acties benoemd.
Momenteel ben ik bezig de voorwaarden uit te werken waaronder voor deze acties ESF-
subsidie kan worden aangevraagd. De eerste actie onder "Verhoging van het arbeidsaanbod"
is gericht op extra toerusting en bemiddeling van werklozen met een zekere afstand op of tot
de arbeidsmarkt. De subsidieaanvraag wordt verzorgd door het CWI, maar de aanwending
van de subsidie wordt in gezamenlijkheid tussen de SUWI-partners bepaald, zowel landelijk
(AKO4) als regionaal/lokaal (REKO5). Op die wijze kan de ketensamenwerking vanuit ESF
op verschillende niveaus, waaronder dus ook het regionale, een impuls krijgen.
4. Coördinatie
De RWI merkt op dat het rijk de regio onderwaardeert. Hoewel niet als zodanig
beargumenteerd, kan tegen deze achtergrond het advies van de Raad worden geplaatst dat het
rijk, in de persoon van de staatssecretaris van SZW, formeel een coördinerende rol met
betrekking tot regionaal arbeidsmarktbeleid op zich zou moeten nemen, gericht op
stroomlijning van rijksregelingen die aangrijpen bij de regionale arbeidsmarkt.
Het is echter niet zo dat het rijk geen of weinig aandacht heeft voor het regionale niveau.
Diverse initiatieven van het rijk (waaronder de Taskforce Jeugdwerkloosheid) hebben, zoals
de RWI ook opschrijft, juist de regio als aangrijpingspunt. Het rijk wil echter geen
coördinerende rol ten aanzien van het regionale arbeidsmarktbeleid op zich nemen, omdat het
bewust heeft gekozen voor een verantwoordelijkheidsverdeling waarbij het rijk algemeen
arbeidsmarktbeleid voert met de nationale arbeidsmarkt als uitgangspunt. Het rijk zorgt voor
wet- en regelgeving, stuurt partijen via prestatieafspraken (zoals CWI en UWV),
doelstellingen en financiële prikkels, stimuleert en faciliteert. De partijen op decentraal
niveau, waaronder gemeenten, CWI en UWV, zijn verantwoordelijk voor het lokale en
regionale arbeidsmarktbeleid. Immers, zij weten beter dan de centrale overheid wat er nodig is
om de decentrale arbeidsmarkt goed te laten functioneren. Ik wil niet tornen aan dit
uitgangspunt. Net als de RWI ziet het kabinet het belang in van onderlinge afstemming en
stroomlijning van regelingen en initiatieven. De gezamenlijke projectdirectie Leren en
Werken van het Ministerie van OC&W en SZW is hiervoor illustratief.
5. Vraaggerichte re-integratie
Net als de RWI ben ik van mening dat de vraagkant van de arbeidsmarkt meer centraal moet
komen te staan. Een vraaggerichte benadering staat bij mij en bij de SUWI-ketenpartijen hoog
op de agenda. De afgelopen paar jaar zijn gemeenten, CWI en UWV bezig vanuit de
behoeften van de werkgevers te opereren en is een meer vraaggerichte benadering van de
grond aan het komen. Dit is nog in volle gang.
In de gezamenlijke beleidsagenda voor het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid en de eruit
voortvloeiende gezamenlijke visie6 die ik samen met de VNG heb opgesteld, benadruk ik het
belang van de werkgeversbenadering. Daarbij heb ik voor gemeenten in beeld laten brengen
4 Algemeen Ketenoverleg.
5 Regionaal Ketenoverleg.
6 SZW en VNG, Verder in verbinding, Een gezamenlijke visie op het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid, februari
2006.
4
wat de succesfactoren zijn voor samenwerking met werkgevers en inzicht gegeven in enkele
praktijkvoorbeelden.7 Via het Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW) zijn financiële
middelen ter beschikking gesteld voor projecten die tot doel hebben een dergelijke benadering
op te zetten. Het gaat om zes projecten verspreid over Nederland. En via de SZW-
gemeentedagen evenals op de agenda van het Algemeen Ketenoverleg (AKO) van CWI,
Divosa, UWV en VNG is het een terugkerend onderwerp van bespreking. Het AKO stelt met
financiële ondersteuning door SZW een gemeenschappelijk dienstverleningsconcept op voor
werkgevers. Ook heeft de AKO-Monitorgroep goede praktijkvoorbeelden verzameld van de
werkgeversbenadering.8
Gezien het bovenstaande kan ik me niet vinden in de opmerking van de Raad dat de huidige
SUWI-structuur is ingericht (met nadruk) op aanbodversterking van de meest moeilijk
plaatsbare cliënten. SUWI is ingericht op het plaatsen van werk boven inkomen. Wel is het zo
dat de SUWI-partijen dit principe aanvankelijk vooral via de kant van versterking van het
arbeidsaanbod hebben ingevuld.
Om vraaggericht te kunnen opereren, is inzicht nodig in de ontwikkelingen op de regionale
arbeidsmarkt en de behoeften van werkgevers. Bijvoorbeeld: welke vacatures zijn er nu en in
de nabije toekomst, welke vacatures bieden re-integratiemogelijkheden voor de SUWI-
cliënten en wat is daarvoor nodig? Op basis van arbeidsmarktinformatie kunnen dergelijke
vragen beantwoord worden. De RWI adviseert regionale partijen de arbeidsmarktinformatie
waarover CWI, CBS en andere partijen beschikken te benutten om de vraag van het
bedrijfsleven in de regio goed in beeld te krijgen. Ook adviseert de RWI aan CWI om de
beschikbare schat aan arbeidsmarktinformatie beter te ontsluiten voor de regionale partijen.
Ik onderschrijf het advies om de regionaal beschikbare, voor de arbeidsmarkt relevante
informatie optimaal te benutten, bijvoorbeeld door informatie uit diverse bronnen te
combineren. Zo kan worden voorkomen dat informatie dubbel wordt geacquireerd
/uitgevraagd.
Verder beschikt het CWI over een schat aan informatie. Het geadviseerde ontsluiten en ter
beschikking stellen aan regionale partijen spoort met het beleid van SZW en van CWI. Zo is
in de Verzamelbrief aan gemeenten van mei/juni 2006 opgenomen dat en welke informatie
over vraag en aanbod van arbeid op de website van CWI kan worden gevonden. Deze
gegevens zijn tot op gemeentelijk niveau beschikbaar en ook bewerkbaar. Verder wil ik
wijzen op de in juni jl. verschenen CWI-arbeidsmarktprognose 2006-2011. Deze prognose
bevat ook informatie over regio's. CWI zal de komende tijd diverse activiteiten ondernemen
om de uitkomsten van de prognoses onder de aandacht te brengen van de SUWI-partners.
Decentraal kan dan ook nader worden bezien waaraan de gebruikers precies behoefte hebben,
bijvoorbeeld ten behoeve van hun inkoop van re-integratie.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal zich ervoor blijven inzetten dat
partijen duidelijk maken over welke informatie zij beschikken en dat zij die ruimhartig ter
beschikking stellen.
Ook de wijze waarop werkgevers worden benaderd door de diverse andere
arbeidsmarktpartijen is relevant. De RWI maakt in dit verband een onderscheid in
vraaggerichte re-integratie op lokale en regionale schaal. Het regionale niveau is vooral
relevant voor projecten waarmee een groot aantal vacatures is gemoeid, en/of waarbij een
landelijke sector en/of O&O-fonds betrokken is. In dit soort gevallen is namelijk
samenwerking van gemeenten, CWI en UWV in de regio nodig om genoeg kandidaten te
7 A.A. Smit, S. Andriessen en J. Sanders, Meer werk door samenwerking, Aanbevelingen en praktijkvoorbeelden
voor gemeenten die (meer) willen samenwerken met werkgevers bij het arbeidsmarktbeleid, november 2004.
8 AKO,`Goed bekeken', praktijken van ketensamenwerking, rapportage 2005, 19 december 2005
5
kunnen leveren voor vacatures. Bovendien maakt dergelijke samenwerking het maken van
afspraken met sectoren/fondsen eenvoudiger en voor deze laatste ook aantrekkelijker.
Om de kansen voor vraaggerichte re-integratie in de regio te verbeteren, is het volgens de
RWI van belang dat er op regionaal niveau coördinatie wordt aangebracht in de benadering
van werkgevers. De RWI adviseert aan de regionale partijen de werkgeversbenadering in de
regio als taak bij het CWI te beleggen. Het gaat hier om het systematisch bewerken van de
vraagzijde van de arbeidsmarkt, planmatig bezoeken van werkgevers, vacatures ophalen en
vervullen en het maken van afspraken met sectoren over de scholingsvraag in de regio en
vraaggerichte projecten. Op lokaal niveau kunnen gemeenten zelf contacten onderhouden met
werkgevers. Een belangrijke reden die de RWI aanvoert om genoemde taak bij het CWI te
beleggen is dat de taken passen bij de wettelijke taken van het CWI en dat alle
werkzoekenden voor de beschikbare vacatures in beeld zijn en niet alleen de kandidaten van
een bepaalde gemeente.
Ik onderschrijf het advies om in de benadering van werkgevers (op regionaal niveau)
coördinatie aan te brengen. Hierdoor kunnen kostbare doublures in de SUWI-keten worden
voorkomen, evenals dat werkgevers "in het wilde weg" (zonder afstemming) door SUWI-
partners worden benaderd. Welke partij de coördinatie op zich neemt, dienen naar mijn
mening de SUWI-partijen onderling zelf uit te maken en te communiceren met de werkgevers
in de regio (werkgevers moeten weten wie hun aanspreekpunt is). Gelet op hun expertise en
kerntaak (matching) is het voorstelbaar dat deze coördinatie in veel gevallen bij de CWI's
terecht kan komen.
6. Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
Ik kan me vinden in het advies van de RWI aan regionale partijen om op het terrein van de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt op ten minste drie punten samenwerking te
zoeken: matchen van vraag en aanbod van leerwerkplekken en stages, bestrijden van
voortijdig schoolverlaten en inzet van scholing bij re-integratie van werkzoekenden.
Werkgevers, scholen en gemeenten hebben belang bij een betere aansluiting tussen onderwijs
en de regionale arbeidsmarkt.
De RWI beschrijft in het rapport kort het landelijke en lokale beleid dat hierop is gericht.
Genoemd wordt dat scholen in het kader van de Koers BVE meer ruimte hebben gekregen om
regionale afspraken te maken en dat met invoering van competentiegericht onderwijs sneller
kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Maar er zijn ook
verdere stappen gezet. Zo hebben OCW, LNV, de MBO Raad en AOC-Raad in de
Bestuursagenda 2006-2010 `Ruimte voor ambitie en innovatie in het MBO' afspraken
gemaakt over competentiegericht onderwijs, innovatie en transparant besturen. Verder noemt
de RWI de diverse wijzen waarop SZW en OCW samenwerking stimuleren tussen partijen in
de regio ten aanzien van het realiseren van duale trajecten van werkenden en werkzoekenden,
het maken van innovatieve afspraken tussen scholen en het regionale bedrijfsleven en het
voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid.
De RWI concludeert dat al veel in gang is gezet om de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt te verbeteren. Volgens de Raad is in aanvulling op het bestaande beleid een
goede samenwerking tussen CWI, regionaal bedrijfsleven, Kenniscentra Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (KBB's), ROC's en gemeenten van belang. Die samenwerking zou zich moeten
6
concentreren op het matchen van vraag/aanbod van leerwerkplekken en stages, bestrijden van
voortijdig schoolverlaten en de inzet van scholing bij re-integratie van werkzoekenden.
De RWI stelt dat CWI en KBB de krachten moeten bundelen om gezamenlijk de vraag naar
stages en leerwerkplekken in beeld te brengen en werkzoekenden en leerlingen te adviseren
over scholing met goede kansen op de arbeidsmarkt. Dit voorstel levert een nuttige bijdrage
aan het matchingproces rond stages en leerwerkplekken en is in sommige regio's al realiteit.
Het sluit ook naadloos aan bij de gemaakte afspraken tijdens de Werktop van december 2005.
Met een betere bemiddeling van stages wordt tevens een oorzaak van voortijdig
schoolverlaten weggenomen, zij het dat een gebrek aan stageplaatsen niet de voornaamste
oorzaak is van voortijdig schoolverlaten.9 Meer samenwerking tussen scholen en gemeenten,
waar de RWI op wijst, is van groot belang in het terugdringen van voortijdig schoolverlaten.
De in het advies genoemde afspraken over verzuimbeleid, flexibele instroommomenten, het
onderwijsaanbod en begeleiding kunnen hieraan eveneens een belangrijke bijdrage leveren.
Zoals de RWI onderkent zijn duale trajecten ook volgens het kabinet de meest effectieve weg
bij het inzetten van scholing bij de re-integratie van werkzoekenden. Om te kunnen vaststellen
welke duale trajecten daarbij vanuit arbeidsmarktperspectief het meest kansrijk zijn, is
samenwerking tussen gemeenten, UWV en CWI een voorwaarde. De wenselijkheid van het
verbreden van de samenwerking van ROC's met andere partijen, waarvoor de RWI aandacht
vraagt, onderschrijf ik en spoort met de aandacht van het kabinet voor het "combi-thema"
leren en werken. De oprichting van een gezamenlijke projectdirectie Leren en Werken van
OCW en SZW met concrete doestellingen op verschillende hiervoor relevante terreinen vormt
hiervan een illustratie. Samenwerking bevorderen tussen de diverse daarbij betrokken partijen
vormt dan ook een speerpunt bij het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt. Inmiddels hebben de bewindslieden van OCW en SZW in het kader van het
project Leren en Werken met circa 30 regio's en sectoren afspraken gemaakt over duale
trajecten, ook voor werkzoekenden. Met UWV, Borea en het CWI is een afspraak gemaakt
over drie pilots voor leerwerktrajecten voor uitkeringsgerechtigden (van UWV) zonder
startkwalifiatie. In de Leren en Werken brief, die 19 september jl. aan de Tweede Kamer is
gestuurd, heeft het kabinet zijn visie gegeven over hoe de samenwerking tussen onderwijs,
ondernemingen en overheid gericht op combinaties van leren en werken verder wordt
gestimuleerd. Daarnaast zal bezien worden in hoeverre de prikkels gericht op een verbeterde
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt aanpassing behoeven om samenwerking met
andere partijen te bevorderen.
7. Voorkomen uitval van arbeid
Tot slot kunnen volgens de RWI werkgevers(verenigingen) in de regio onderling
samenwerken aan het voorkomen van uitval van personeel door ziekte of werkloosheid.
Aangezien de (financiële) verantwoordelijkheid voor eventuele uitval van werknemers steeds
meer verschuift naar de individuele werkgever, gecombineerd met de vergrijzing van het
personeel, hebben werkgevers er belang bij hun personeel duurzaam gezond en gemotiveerd
aan het werk te houden. Wanneer werknemers door ziekte of werkloosheid toch dreigen uit te
vallen, kunnen werkgevers gezamenlijk bijdragen aan het aan het werk houden van deze
werknemers door employability- en mobiliteitsbeleid.
9 Zie ook de Perspectievennota Aanval op de Uitval, 11 mei 2006, TK (2005-2006) 26695, nr. 32.
7
Terecht wijst de Raad op initiatieven zoals die van het Poortwachtercentrum in Noord-
Holland Noord10 die hier een goed voorbeeld van zijn. Interessant hierbij is dat in het
Poortwachterconcept de vraagkant van de arbeidsmarkt (de werkgevers) is georganiseerd.
Momenteel bekijk ik of het initiatief van het Poortwachtercentrum als pilot verder ontwikkeld
kan worden. Daarnaast wordt op een aantal plaatsen in het land vanuit de SUWI-keten
(aanbodkant) invulling gegeven aan een gemeenschappelijke benadering van werkgevers.
Voorbeelden hiervan zijn het Werkplein Zuid-Limburg en het Werkgevers Adviespunt
Rivierenland. Het op elkaar aansluiten van deze ontwikkelingen biedt mogelijkheden voor een
versterkt organiserend vermogen in de regio, waarbij de match tussen vraag en aanbod van
arbeid centraal staat.
-x-x-x-
10 Het Poortwachtercentrum is een orgaan van en voor werkgevers en wordt bestuurd door vertegenwoordigers
van werkgevers en de overheid. Het Poortwachtercentrum beoogt arbeidsintegratie in het tweede spoor (de
betreffende werknemer ondersteunen een passende betrekking elders in plaats van in de eigen onderneming te
vinden) te stimuleren.
8
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid