Tweede Kamer kritisch optimistisch over passend onderwijs
De Tweede kamer is kritisch optimistisch over passend onderwijs, maar de
minister wil een verdere uitwerking van voorstellen voor de beperking van de
groei van het speciaal onderwijs en het aantal rugzakkers.
Er leven bij de Tweede Kamer veel vragen over de invoering van Passend
Onderwijs. Dit bleek tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 18
oktober 2006.
Het debat ging niet alleen over Passend Onderwijs, maar ook over de
wachtlijsten in het speciaal (basis) onderwijs en voor Ambulante Begeleiding
én over de groei van het (voortgezet) speciaal onderwijs. Dit maakte de
discussie er niet eenvoudiger op.
De kamer drong vrijwel unaniem aan op voldoende middelen voor scholen om hun
verantwoordelijkheid waar te kunnen maken, of, zoals mw. Eijsink(PvdA) het
formuleerde, dat eerst het fundament (een forse investering in het primaire
proces) stevig moet zijn alvorens Passend Onderwijs een succes kan worden.
De kamer voerde vervolgens een pleidooi voor het voeren van de discussie
vanuit de inhoud, vanuit het adagium Speciaal als het moet, maar zoveel
mogelijk regulier als het kan. De angst dat er over een aantal jaren geen
speciaal onderwijs meer zou zijn, die ook doorklonk in de media in de dagen
voorafgaand aan het debat, werd door de minister weggenomen. Er zal altijd
speciaal onderwijs nodig blijven voor een groep leerlingen. Bovendien mag de
speciale expertise, die ook nodig is in het regulier onderwijs, niet
verloren gaan, aldus de minister. Ook van een plaatsingsplicht in het
regulier onderwijs is geen sprake. Bij Passend Onderwijs gaat het om een
resultaatverplichting om voor alle leerlingen in basisonderwijs, voortgezet
onderwijs, speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs goed onderwijs
aan te bieden.
Lambrechts (D66) was positief over de positieversterking van de ouders, maar
vroeg zich ook af op welke wijze dat gerealiseerd gaat worden. Zij gaf ook
gehoor aan het pleidooi van de CG-Raad om de stroom leerlingen die naar het
regulier onderwijs gaan, zoals in de media wordt voorgesteld, te
relativeren. Als de helft van het aantal kinderen vanuit het speciaal
onderwijs naar de reguliere basisschool gaat, hebben we het over gemiddeld
2,5 kind per school, aldus Lambrechts.
Tot tevredenheid van de CG-Raad werden de problemen met Ambulante
Begeleiding vrijwel kamerbreed aan de orde gesteld. Er werd om een oplossing
op korte termijn gevraagd. Na een oproep door CG-Raad en FvO hebben
inmiddels ruim 130 ouders gemeld dat hun kind met rugzakindicatie al een
paar maanden tot een jaar zonder AB op een reguliere school zit. De minister
heeft, nadat de CG-Raad hierover de publiciteit heeft gezocht, de WEC-Raad
om opheldering gevraagd. Uit een inventarisatie van de WEC-Raad blijkt dat
er bij ongeveer de helft van de Regionale Expertise Centra (RECs, die
verantwoordelijk zijn voor coördinatie van de AB) in cluster 4 (kinderen met
ernstige gedragsproblemen) wachtlijsten bestaan en dat het om bijna 800
kinderen gaat. Volgens de WEC-Raad zijn er geen wachtlijsten in de andere
clusters. Deze informatie klopt overigens niet met wat er aan meldingen over
cluster 2 en 3 binnenkomt bij Ouders en Rugzak. De minister vertelde in het
AO dat ze inmiddels jeugdcommissaris Steven van Eijck (operatie Jong) de
opdracht heeft gegeven om op korte termijn een onderzoek in te stellen naar
het functioneren van de RECs, waarbij sterkte en zwakke punten en
verbetermogelijkheden in kaart worden gebracht. De resultaten moeten al in
november worden opgeleverd. Of hiermee de wachtende kinderen op korte
termijn zijn geholpen is nog maar de vraag.
De minister wilde geen toezeggingen doen over meer middelen voor versterking
van het primaire proces in het regulier onderwijs, ondanks het kamerbrede
pleidooi. In de woorden van Groen Links: Bevrijdt dit vraagstuk van zijn
financiële knelpunten. Deze groep verdient excellent onderwijs. De minister
negeerde de kamer met haar voorstellen voor beperking van de groei van
cluster 4. De kamer was juist positief over de manier waarop er inmiddels
geïndiceerd wordt (PvdA), dat er geen kinderen zijn die onterecht een rugzak
krijgen (D66), dat de groei in absolute getallen meevalt (VVD) en dat
bovendien de groei van cluster 4 ook gerelativeerd kan worden; een paar jaar
geleden bestond er nog niet eens ambulante begeleiding voor deze groep
leerlingen. D66 vroeg zich af of we niet juist op de goede weg waren,
terwijl de minister nu die weg terug weer inslaat. De minister gaat echter
door met het uitwerken van voorstellen om de groei van met name cluster 4 te
beperken. De minister loopt daarop vooruit door al in de onderwijsbegroting
te spreken over een aftopping in de leerling-raming opgenomen wat betreft de
bekostiging van LGF. Tot 2011 staan in de begroting 26.000 Rugzakleerlingen
opgenomen (terwijl er nu al meer dan 36.000 zijn). De PvdA was van mening
dat het hier niet gaat om aftopping, maar om bevriezing. En dat terwijl het
huidige LGF-beleid uitgaat van een open eind financiering: een indicatie
betekent een budget, ongeacht het aantal indicaties. Ook het CDA gaf aan
zich zorgen te maken over de plannen om de groei te budgetteren.
Hoe gaat het nu verder?
Eind november komen er twee uitwerkingen naar de Tweede Kamer:
* een proeve van wetgeving om initiatieven Passend Onderwijs ruimte
in wet- en regelgeving te bieden of gebruikmaking van de
experimentenwet mogelijk te maken;
* scenariobeschrijvingen van andere typen financiering.
Besluitvorming en beslissingen over verdere implementatie liggen bij
het nieuwe kabinet. En daarmee eindigde het debat in mineur. De kamer
voelde zich weinig serieus genomen. Echte besluiten en toezeggingen
vielen er, behalve het onderzoek naar de wachtlijsten, niet en de
kamer maakte zich zorgen over de scenariobeschrijvingen voor andere
vormen van financiering. Gaan deze niet lijnrecht in tegen het idee
van open-eindfinanciering met betrekking tot LGF? En wat gaat er in de
kabinetsformatie gebeuren met de voorstellen? De CG-Raad deelt deze
zorg.
Ellen Visser
met dank aan Henk Keesenberg
(Geplaatst: 23 oktober 2006)
---
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland