Ministerie van Verkeer en Waterstaat

GWW-top

Toespraak | 18-10-2006 | Wassenaar | Karla Peijs, minister van Verkeer en Waterstaat

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Ik ken het probleem van eindeloze procedures natuurlijk ook uit eigen ervaring. De A4 Midden-Delfland, de A2 bij Maastricht, de Tweede Maasvlakte; ze staan allemaal al tientallen jaren op de agenda. En hoe tevreden ik ook ben dat ik voor een flink aantal van deze projecten eindelijk knopen heb kunnen doorhakken; ze hadden er natuurlijk allang kunnen liggen. Dat ligt overigens niet alleen aan de procedures als zodanig.
Het ligt ook aan de manier waarop mensen en organisaties er soms gebruik van maken door zaken eindeloos te rekken.

Maar ben ik optimistisch over de toekomst, en wel om twee redenen. Ten eerste is inmiddels iedereen het er over eens dat we in Nederland zijn doorgeschoten.
Van links tot rechts ligt de huidige wirwar aan procedures en inspraakmomenten onder vuur. Iedereen vindt dat het sneller moet. Dat is goed nieuws.
De tweede reden waarom ik optimistisch ben, is dat er in de afgelopen jaren een paar belangrijke ontwikkelingen in gang zijn gezet, waarmee we die procedures ook echt te lijf kunnen.
Voor een deel is dat een organisatorisch verhaal. Denk aan de agentschapvorming van RWS en de oprichting van het Delta-instituut. Voor een ander deel zitten die ontwikkelingen in nieuwe manieren van werken.
Omdat dat natuurlijk is waar het uiteindelijk om gaat, wil ik daar graag even wat meer over zeggen

Ik begin met `Inspraak Nieuwe Stijl'.
U kent die term.
De kern is daarvan dat we ons inspraakproces zo inrichten dat de samenleving in elke fase van de planontwikkeling een duidelijke rol heeft. De grootste verandering zit aan het begin, als nog niet alles is dichtgetimmerd.
In die fase willen we veel meer gebruik maken van de creativiteit en denkkracht van iedereen die betrokken is.
`Consultatie' noemen we dat.
De tweede fase noemen we de `finale belangentoets', zeg maar de fase waarin alles keurig juridisch wordt afgehecht.
We gaan dus nog een keer terug naar de mensen om ze de kans te geven om op te komen voor hun belangen.
Maar als het in de consultatiefase goed is gelopen, dan mag dat in theorie niet zo heel veel problemen meer opleveren. Een tweede kernpunt in `inspraak nieuwe stijl' is dat we niet op elk project dezelfde vaste procedure loslaten.
Het uitgangspunt is: licht waar het kan, zwaar waar het moet.

Kort door de bocht geformuleerd win je door `inspraak nieuwe stijl' dus aan kwaliteit, omdat je veel meer ideeën opdoet. En je wint tijd, omdat het draagvlak groter wordt. Het kabinet heeft dit idee vlak voor de zomervakantie omarmd en op dit moment wordt het bij wijze van proef voor het eerst toegepast in zeven ruimtelijk-economische projecten.
Ik ben echt razend benieuwd naar de uitkomsten.

Een tweede punt wat ik er even uit wil lichten, heeft te maken met het schema dat u bij binnenkomst hebt ontvangen.

Dit voorjaar heeft Rijkswaterstaat in een dik en zeer geleerd boek een hele nieuwe methode voor de organisatie van projecten neergelegd. Die methode gaat uit van een totaal andere rolverdeling tussen de vier B's: bestuurders, burgers, bedrijven en bureaucraten - een wat vervelende term voor de schil van ambtenaren en deskundigen rond elk project.
In het schema dat voor u ligt, is deze methode in gestolde vorm weergegeven.

Ik ga het u niet helemaal uitleggen, maar als u er even naar kijkt zult u zien dat het volledig in lijn is met denken uit `inspraak nieuwe stijl'.
Of beter nog: het geeft daar bestuurlijk en planmatig handen en voeten aan.
Nu is het meestal nog zo dat de bureaucraten projecten eerst tot in detail voorbereiden, waarna de burgers en bedrijven pas worden betrokken en aan het eind de bestuurder besluit. In het zogeheten 4B-stappenplan draaien we het om.

Nadat de bestuurders hebben aangegeven aan welke randvoorwaarden een project moet voldoen, laten we in dit model meteen de burgers aan het woord en daarna mogen de bedrijven slimme voorstellen indienen. Dat is, zeg maar, analoog aan de consultatiefase uit `inspraak nieuwe stijl'. Pas daarna mogen de ingenieurs, juristen, wetenschappers en al die andere bureaucraten de ideeën toetsen aan wet- en regelgeving en de uitgangspunten van beleid.
Tot die tijd beperken zij zich tot het verlenen van hulp en ondersteuning.

Anders gezegd: in dit model sturen burgers en bedrijven de bureaucraten, in plaats van andersom.
En natuurlijk gaan we ook hier aan het eind nog een keer terug naar de mensen voor de formele inspraak.
Wat rechtszekerheid is en blijft een groot goed.

Dat ziet er op papier natuurlijk goed uit.
En de expliciete belofte dat we hiermee alle procedures terug kunnen brengen naar maximaal drie jaar is zelfs ronduit spectaculair.

Maar zoals ik het zie, valt of staat het succes van deze methode bij de rolvastheid van de vier B's.
Bestuurders moeten visie hebben en keuzes maken. De bureaucraten moeten zich een beetje inhouden. Burgers moeten betrokken worden.
En bedrijven moeten hun creativiteit en deskundigheid ter beschikking willen stellen.
Anders lukt het niet.
En natuurlijk geldt ook voor dit concept: boter bij de vis. Eerst zien, dan geloven.
Daarom heb ik RWS dit voorjaar meteen opdracht gegeven om het 4B-stappenplan in de praktijk uit te proberen binnen de PKB Ruimte voor de Rivier en het Noordvleugelprogramma.

En daarmee heb ik meteen het perfecte bruggetje te pakken naar het derde en laatste punt dat ik naar voren wil schuiven: de integrale programma-aanpak.
Tot voor kort was het eerder regel dan uitzondering dat de ministers van VROM, EZ, LNV en VenW - en hun ambtenaren - met elkaar in de clinch lagen over plannen en projecten.
Dit kabinet heeft onder deze praktijk van verkokering en Haagse stammenstrijd een dikke streep gezet.
We hebben vier samenhangende rijksnota's, met de Nota Ruimte als moeder aller nota's.
Er liggen ook vier integrale programma's: Voor het Groene Hart en Brabantstad, en voor de Zuid- en Noordvleugel van de Randstad. Daarin trekken Rijk, regio, bedrijven en maatschappelijke organisaties samen op.

Als coördinerend minister voor de Noordvleugel kan ik uit eigen ervaring zeggen dat de programma-aanpak werkt. Voor het eerst is de woningbouwopgave van Almere gekoppeld aan de ruimtelijke ontwikkelingen rond Schiphol.
Voor het eerst wordt de bereikbaarheid van Amsterdam en Utrecht in één adem genoemd met groene en blauwe projecten.
En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Waar het om gaat is dat we op deze manier een betere kwaliteit van besluitvorming kunnen krijgen met meer draagvlak en dus meer snelheid.
Natuurlijk gaat dat niet altijd meteen van een leien dakje, maar dat verwacht ook niemand.
Voor mij staat als een paal boven water dat we hiermee een weg hebben ingeslagen waar we op door moeten pakken.
Ook na de verkiezingen.

Als u het nieuws een beetje hebt gevolgd, dan weet u dat de ambtelijke top van de ministeries dat ook vindt.
Zoals laatst uitgebreid in Intermediar stond, pleiten de secretarissen-generaal voor sterke programmaministers op een paar interdepartementale dossiers, zoals jeugdbeleid.

In ons land, waarin niets geheim blijft, kon het niet uitblijven dat dit advies uit zou lekken.
Deze manier van denken sluit natuurlijk naadloos aan bij de werkwijze die we met de programma-aanpak uit de Nota Ruimte zijn gestart. Ik ga me vandaag niet al te diep in deze discussie mengen, maar ideeën als deze verdienen het zeker om uitgewerkt te worden. Want nogmaals: de ervaringen die we in deze periode hebben opgedaan met programmatisch werken zijn zonder meer veelbelovend.

Tot slot nog dit.
Eén van de twee projecten waar we nu aan denken om het 4B stappenplan op los te laten, is de planvorming voor de integrale ontwikkeling Markermeer-IJmeer. Uiteraard doen we dat in overleg met de betrokken regionale overheden en graag ook met u.
Ik kom hier nog even op terug, omdat u het daar vandaag impliciet over gaat hebben als het Wetlandsproject IJsselmeer ter sprake komt. Ik zou u willen vragen om de discussie hierover te voeren met mijn verhaal in het achterhoofd.
Het gaat namelijk rond het IJsselmeer, en zeker rond het IJmeer-Markermeer, over veel meer dan alleen natuurontwikkeling. Het gaat bijvoorbeeld ook om meer ruimte voor water, de vraag of we wel of niet de afsluitdijk moeten verhogen, waterkwaliteit, verstedelijking én een eventuele directe verbinding tussen Almere en Amsterdam. Naar die samenhang kijken we bij de integrale planontwikkeling. En ik ben benieuwd wat het oplevert als u daar vandaag ook zo naar kijkt.

Dames en heren,

Samen op weg, dat is vandaag het motto. Samen op weg naar kortere procedures en een hogere kwaliteit in besluitvorming en uitvoering. Uit mijn verhaal mag u afleiden dat we naar mijn mening de afgelopen jaren samen al een heel eind zijn gekomen. Maar we zijn er nog niet. Zoals ik al zei: het huis is nog niet af.
En u weet als geen ander dat goede communicatie in elk bouwproces cruciaal is.
Laten we dus vooral met elkaar in gesprek blijven, onder andere via deze jaarlijkse bouwvergadering.
Dank u wel.

Op dit moment zijn wij bezig met een onderzoek naar het gebruik van onze website. Wij verzoeken u vriendelijk aan dit onderzoek deel te nemen.