Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DL. 2006/2625
datum : 23-10-2006
onderwerp : Toezeggingen Algemeen Overleg d.d. 14-9-2006 en 01-6-2006 bijlagen :

Geachte Voorzitter,

In het Algemeen Overleg Dierenwelzijn van 14 september 2006 met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik een aantal toezeggingen gedaan, waarover ik u graag in deze brief nader wil informeren. Tevens wil ik u op de hoogte stellen van mijn besluit ten aanzien van het snavelbehandelen van leghenkuikens die bestemd zijn voor de verrijkte kooi. Dit onderwerp is in het Algemeen Overleg Ingrepenbesluit van 1 juni 2006 aan de orde geweest. Ook beantwoord ik in deze brief de Kamervragen van het lid Van Velzen (ingezonden 20 oktober 2006, nr. 2060701750).

Eerst ga ik in op de toezeggingen die ik in het Algemeen Overleg Dierenwelzijn van 14 september 2006 heb gedaan. Het betreft de navolgende onderwerpen: het onderzoek naar de door de Tweede Kamer gewenste verplichte (elektronische) I&R voor honden, het advies aan de Raad voor Dierenaangelegenheden over een positieflijst dan wel een negatieflijst, een mogelijke bijdrage aan onderzoek inzake het seksen van eieren en het verzoek om te komen tot een zelfstandig houdverbod voor veroordeelden wegens dierenmishandeling en dierenverwaarlozing.

Onderzoek naar verplichte (elektronische) I&R voor honden Een aantal Kamerleden heeft zich uitgesproken voor een verplichte (elektronische) Identificatie en Registratie (I&R) voor honden. Ik heb aangegeven daarvan geen principieel tegenstander te zijn. Ik acht echter wel nader onderzoek noodzakelijk voordat daartoe eventueel besloten wordt.
Ik heb tevens aangegeven dat verplichte I&R voor honden niet ingevoerd wordt als blijkt dat het onvoldoende bijdraagt aan de gestelde doelstellingen (onder andere tegengaan van malafide handel c.q. import van honden) en/of als blijkt dat praktische bezwaren invoering in de weg staan.

Op korte termijn wordt een onderzoek opgestart naar de efficiëntie en effectiviteit van een verplichte (elektronische) I&R voor honden. Dit onderzoek zal zich enerzijds op de Nederlandse situatie richten en anderzijds zullen de ervaringen met verplichte I&R in het buitenland meegenomen worden.

Het onderzoek naar verplichte (elektronische) I&R voor honden richt zich voor de Nederlandse situatie onder meer op vragen als welke problemen met een verplichte I&R aangepakt c.q. opgelost kunnen worden, of verplichte I&R daarvoor noodzakelijk is of dat kan worden volstaan met vrijwillige I&R en/of alternatieven, wat de kosten voor invoering, uitvoering en handhaving van verplichte I&R zijn en of het middel verplichte I&R in verhouding staat tot de gestelde doelstellingen en de daarmee gemoeide kosten voor burger en overheid.

Voor wat betreft het onderzoek naar verplichte (elektronische) I&R in het buitenland, zal onder andere bekeken worden in welke landen I&R momenteel voor honden door de overheid verplicht is gesteld en wat de ervaringen daarmee zijn. Ook zal in kaart gebracht worden welke landen verplichte I&R voor honden hebben overwogen, maar daarvan hebben afgezien en welke afwegingen daarbij een rol hebben gespeeld.

Halverwege volgend jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.

Advies aan Raad voor Dierenaangelegenheden over positieflijst dan wel negatieflijst
Ik heb de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) al eerder verzocht te adviseren over een nadere invulling van artikel 33 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 14 september 2006 heb ik de RDA gevraagd mij aanvullend te adviseren of er een positieflijst dan wel een negatieflijst dient te komen, welke diersoorten op deze lijst zouden moeten staan en wat de argumentatie daarbij is. De RDA is verzocht in zijn oordeelsvorming rekening te houden met de gevolgen die de betreffende lijst zal hebben, met name in relatie tot de diersoorten die momenteel in Nederland - veelal in sterk verschillende situaties - worden gehouden. Een gedegen advies heeft tijd nodig. Ik heb de RDA verzocht zijn advies zo spoedig mogelijk, doch vóór het einde van dit jaar, te geven.

Mogelijke bijdrage aan onderzoek inzake het seksen van eieren Ik heb de Tweede Kamer toegezegd te bezien of ik kan bijdragen aan onderzoek naar mogelijkheden om het doden van ééndagskuikens te voorkomen. Het lid Van Velzen heeft hierover op 20 oktober jl. tevens Kamervragen gesteld (2060701750). Deze worden hiermee tevens beantwoord.

Al in 2004 heb ik naar aanleiding van eerdere vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Animal Sciences Gro(ASG) van Wageningen UR verzocht alternatieven voor het doden van ééndagskuikens te onderzoeken.
Hierover heb ik de Tweede Kamer in mijn brief van 5 juli 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 28 286, nr. 34, p. 1) geïnformeerd. Uit het verslag van ASG blijkt dat de genoemde alternatieven, voorlopig althans, niet inzetbaar zullen zijn en dat verder onderzoek vooralsnog geen zin heeft.

Zoals in laatstgenoemde brief is aangegeven, is het momenteel nog niet mogelijk om in een vroeg stadium van het broedproces embryo's in broedeieren te seksen. In een laat stadium van het broedproces is dit wel mogelijk, maar deze methode is voorlopig nog niet praktijkrijp. Een oplossing in deze richting is nog ver weg. Indien het bedrijfsleven deze weg verder gaat verkennen, ben ik bereid hieraan financieel bij te dragen.

De mogelijkheid van genbeïnvloeding (genetische modificatie) als een methode om de geboorte van niet-gewenste ééndagskuikens te voorkomen heeft ASG in haar verslag buiten beschouwing gelaten. Los van de technische kant van deze methode, is het de vraag of dit in ethisch opzicht wel een reëel alternatief is. Alvorens te besluiten of er geld moet worden vrijgemaakt voor nader onderzoek naar genbeïnvloeding, dienen eerst de technische (on)mogelijkheden hiervan in kaart gebracht te worden en moeten de ethische aspecten van deze methode belicht en afgewogen worden. Ik heb daarom ASG verzocht dit nader uit te werken.

Houdverbod voor veroordeelden wegens dierenmishandeling en dierenverwaarlozing
In 2005 en in 2006 hebben enkele Kamerleden verzocht om de invoering van een zelfstandig houdverbod. In reactie op hun Kamervragen heeft Justitie in samenspraak met LNV aangegeven dat een verbod op het houden van dieren kan worden opgelegd in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een geheel of ten dele voorwaardelijke veroordeling. Daarbij is benadrukt dat het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde in zoverre effectiever is, dat tegen een beslissing tot het alsnog ten uitvoer leggen van het voorwaardelijke gedeelte van de straf geen rechtsmiddel openstaat, terwijl bij het overtreden van een zelfstandig verbod op het houden van dieren opnieuw vervolging zou moeten worden ingesteld voor het nieuwe feit.

Aangezien uit het Algemeen Overleg van 14 september jl. bleek dat de Tweede Kamer een duidelijke wens voor een zelfstandig houdverbod heeft, heb ik de minister van Justitie nogmaals verzocht de mogelijkheden te bezien. Ook heb ik gevraagd het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde als prioriteit onder de aandacht van het Openbaar Ministerie te brengen.

Snavelbehandelen van leghenkuikens die bestemd zijn voor de verrijkte kooi
In het Algemeen Overleg Ingrepenbesluit d.d. 1 juni 2006 is het snavelbehandelen van leghenkuikens bestemd voor de verrijkte kooi aan de orde gekomen. Een aantal Kamerleden heeft mij gevraagd het snavelbehandelen ook in dit systeem toe te staan.

Het snavelbehandelen van kuikens tot tien dagen is op basis van regelgeving toegestaan voor dieren die bestemd zijn voor een zogenaamd alternatief huisvestingssysteem.
Het verrijkte kooisysteem van leghennen is een door de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd systeem; dit systeem is óók na 2012 door de Commissie toegestaan.

Nu het hier gaat om een Europees toegestaan systeem en het niet behandelen van snavels bij dieren die worden gehouden in de verrijkte kooi - evenals bij andere huisvestingssystemen - tot onacceptabele welzijnsproblemen zal leiden, heb ik besloten om het snavelbehandelen ook in de verrijkte kooi tot uiterlijk 1 september 2011 toe te staan. Ik heb voor 1 september 2011 gekozen, omdat met ingang van die datum ook de kuikens die bestemd zijn voor andere huisvestingssystemen op grond van nationale regelgeving geen snavelbehandeling meer mogen krijgen. De vrijstelling voor het snavelbehandelen van leghenkuikens bestemd voor de verrijkte kooi zal in januari 2007 in de regelgeving worden opgenomen.

Het snavelbehandelen van kuikens bestemd voor verrijkte kooien moet, evenals alle andere ingrepen, onderdeel uitmaken van het nog dit jaar op te stellen 'Plan van Aanpak Ingrepen Pluimvee'. De bedoeling van dit Plan van Aanpak is het terugdringen van alle soorten ingrepen in de pluimveehouderij. Ik zal de sector uitdrukkelijk vragen om in dit plan aandacht te besteden aan alternatieven voor snavelbehandeling.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman