De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AM/SAM/06/82214
Doorkiesnummer Datum 24 oktober 2006
Onderwerp Rapport IWI 'Wsw-indicatiestelling door CWI' en
'Wsw en re-integratie gescheiden'
Hierbij bied ik u aan de rapporten `Wsw-indicatiestelling door CWI' en `Wsw en re-integratie
gescheiden', die zijn opgesteld door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI).
Rapport IWI `Wsw-indicatiestelling door CWI'
Het eerste rapport betreft een onderzoek van IWI naar de vraag in hoeverre de doelstellingen
zijn gerealiseerd die waren gemoeid met de overdracht van de Wsw-indicatiestelling naar CWI
per 1 januari 2005.
Uit het onderzoek van IWI blijkt dat CWI de Wsw-indicatiestelling onafhankelijk uitvoert. Bij
de beoordeling van de aanvraag voor (her)indicatie gaat CWI uitsluitend uit van de aard en de
ernst van de handicap van betrokkene. Belangen van externe partijen als sw-bedrijven en
gemeenten zijn niet van invloed op de besluitvorming van CWI. Daarnaast constateert IWI dat
CWI op de goede weg is ten aanzien van een landelijk uniforme uitvoering. CWI voert de
Wsw-indicatiestelling uit conform de wettelijke voorschriften en de door CWI zelf opgestelde
procedures. De transparantie van de besluitvorming acht IWI echter nog wel voor verbetering
vatbaar. Verschillen in de kwaliteit van de rapportages en de inzichtelijkheid van de
overwegingen die aan een besluit ten grondslag liggen, vormen in deze de belangrijkste
aandachtspunten. Aan de sluitende overdracht van de cliënt geeft CWI naar de mening van
IWI nog onvoldoende invulling. Van een warme overdracht of een gericht advies aan het
Centrum Indicatiestelling Zorg voor een voorziening voor ondersteunende en activerende
begeleiding in het kader van de AWBZ dan wel aan de gemeente of het UWV voor re-
integratie naar reguliere arbeid is nauwelijks sprake. Ten slotte concludeert IWI dat CWI de
problemen ten aanzien van het tijdig, binnen de wettelijke termijn van 16 weken, afhandelen
van aanvragen voor (her)indicatie voortvarend heeft aangepakt en dat de getroffen maatregelen
zichtbaar resultaat opleveren. In het Kwartaalbericht arbeidsmarkt september 2006, dat op 4
oktober 2006 aan uw Kamer is aangeboden, zijn de meest recente cijfers opgenomen.
Geconcludeerd kan worden dat CWI de norm van 90 procent uit het jaarplan 2006 realiseert.
Ons kenmerk AM/SAM/06/82214
De conclusies van IWI laten zien dat CWI nu, anderhalf jaar na de start van de uitvoering van
de Wsw-indicatiestelling door CWI, op de onderzochte kwaliteitsaspecten overwegend goed
presteert. Het onderzoek van IWI geeft mij aanleiding tot het nemen van een beperkt aantal
aanvullende maatregelen. In overleg met CWI heb ik, als onderdeel om te komen tot een
duurzame verbetering van de prestaties van CWI met betrekking tot het tijdig afhandelen van
aanvragen voor (her)indicatie, reeds besloten om de projectmatige organisatie die binnen CWI
verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wsw-indicatiestelling, in 2007 voort te zetten.
IWI geeft in haar rapport aan dat deze projectmatige organisatie één van de succesfactoren is
geweest bij het oplossen van de problemen rondom het tijdig vaststellen van aanvragen voor
(her)indicatie en een sleutelrol kan vervullen bij het verbeteren van de uniformiteit van de
uitvoering en de sluitende overdracht van de cliënt. Daarnaast zal ik CWI vragen om in het
kader van het kwaliteitsprogramma 2007 het effect van de maatregelen, die mede naar
aanleiding van het onderzoek van IWI door CWI in gang zijn gezet om te komen tot een
uniforme uitvoering en een sluitende overdracht van de cliënt, in kaart te brengen middels het
audit-instrument en aan de uitkomsten van deze audit specifiek aandacht te besteden in de
kwartaalverslagen van CWI. Ik verwacht dat voornoemde maatregelen binnen afzienbare
termijn tot zichtbare verbeteringen zullen leiden.
Rapport IWI `Wsw en re-integratie gescheiden'
Het tweede rapport betreft een verkennende studie van IWI naar de wijze waarop sw-bedrijven
die naast de Wsw andere (re-integratie-)activiteiten uitvoeren, deze taken in boekhoudkundige
en/of juridische zin gescheiden hebben van de Wsw-taken. In mijn brief van 15 juni 20051 met
daarin de voornemens voor modernisering van de Wsw, gaf ik al aan een dergelijke scheiding
van belang te vinden en kondigde ik aan dat ik in de aanloop naar het wetsvoorstel
modernisering Wsw zou bezien of vermenging van publieke en private taken in de sw-sector
afdoende wordt voorkomen.
Uit de verkennende studie van IWI blijkt dat het risico dat Wsw-middelen voor andere
doeleinden worden ingezet beperkt is. De meeste sw-bedrijven die naast de Wsw andere
activiteiten uitvoeren, hebben deze activiteiten in juridische zin geheel of gedeeltelijk
afgescheiden van de Wsw-activiteiten. Daar waar geen sprake is van een juridische scheiding
van activiteiten wordt wel een gescheiden boekhouding gevoerd. IWI constateert echter tevens
dat in bedrijven waarin de activiteiten niet in juridische zin gescheiden zijn, de interne controle
op dit aspect van de boekhouding niet altijd gestructureerd is ingevoerd binnen de
bedrijfsprocessen.
De conclusies van de verkennende studie van IWI geven mij geen aanleiding om aanvullende
maatregelen te treffen ten aanzien van het voeren van een gescheiden boekhouding. Wel acht
ik het van belang het aspect van de interne controle op de wijze waarop de gescheiden
1 Kamerstukken II 2004/05, 29 817, nr. 7
---
Ons kenmerk AM/SAM/06/82214
boekhouding wordt gevoerd bij sw-bedrijven en gemeenten nog eens onder de aandacht te
brengen. Ik ben voornemens in het kader van het implementatietraject modernisering Wsw een
aantal voorlichtingsbrochures voor gemeenten en sw-bedrijven op te stellen. Eén van deze
brochures zal betrekking hebben op de relevante wet- en regelgeving op het gebied van onder
meer staatssteun en aan- en uitbesteding in relatie tot de Wsw. In deze brochure zal ik expliciet
aandacht besteden aan wat ten aanzien van een gescheiden boekhouding en het voorkomen van
vermenging van publieke en private middelen van gemeenten en sw-bedrijven verwacht wordt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid