Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Kamervragen over het toepassen van geweld door politie.

Antwoord op Kamervragen over het toepassen van geweld door politie.

24 oktober 2006

Op 15 september 2006 heeft het Tweede-Kamerlid Algra (CDA) vragen gesteld aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over het toepassen van geweld door politie.


1. Hebt u kennisgenomen van de recente uitspraken van de Nationale ombudsman? (Buitenhof, Ned. 1, 10 september 2006) Ja.


2. Deelt u de mening dat de conclusies die de Nationale ombudsman trekt over nodeloos geweld van de politie, niet in overeenstemming met de werkelijkheid en bovendien ongepast zijn?


3. Deelt u de mening dat de Nederlandse politie, in tegenstelling tot de uitspraken van de Nationale ombudsman, in algemene zin zorgvuldig omgaat met dreigende situaties en het toepassen van geweld? Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de politie terughoudend is in het gebruik van geweld . Het gebruik van geweld in de maatschappij is in de afgelopen decennia flink toegenomen en verhard, waaronder ook het geweld tegen politieambtenaren. In dezelfde periode is het gebruik van geweld door de politie echter stabiel gebleven. Uit het interview dat de Nationale ombudsman in Buitenhof gaf, kan het beeld zijn ontstaan dat geweldsmisbruik door politieambtenaren aan de orde van de dag is. Dat beeld wil ik met klem bestrijden. De ombudsman baseert zich op een tweetal - betreurenswaardige - incidenten uit 2002. Deze zijn mijns inziens niet exemplarisch voor de wijze waarop de politie omgaat met de inzet van geweld.


4. Is het waar dat slaan met de lange wapenstok en het inzetten van politiehonden past binnen de richtlijnen voor gepast geweld dat de politie mag toepassen? De lange wapenstok en de politiesurveillance honden behoren al zeer lange tijd tot de beschikbare geweldmiddelen van de Nederlandse politie. Deze geweldmiddelen zijn overigens slechts toegekend aan bepaalde ambtenaren van politie, zoals de leden van de ME. De inzet van de lange wapenstok en van politie surveillancehonden is, net als het gebruik van de overige geweldmiddelen, ingekaderd door de algemene uitgangspunten van artikel 8 van de Politiewet 1993. Het geweld moet worden uitgeoefend in de rechtmatige uitoefening van de bediening wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van het geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Het geweld dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn. Nadere regels voor het gebruik van geweld door de politie, waaronder het gebruik van geweld met de lange wapenstok of de politie surveillancehonden, zijn opgenomen in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.


5. Zijn er voorvallen bekend die hebben geleid tot klachten en waarbij niet of onvoldoende kon worden achterhaald welke individuele politiemensen daarbij betrokken waren? Het onderzoek dat de Nationale ombudsman heeft verricht op basis van de klacht over het politieoptreden bij de voetbalwedstrijd Ajax - FC Utrecht op 21 april 2002 in het voetbalstadion Amsterdam Arena, kenmerk 2006-00250, is het enige mij op dit moment bekende onderzoek waarbij de identiteit van de individuele politiemensen niet kon worden achterhaald.


6. Vindt u het nodig om naar aanleiding van de door de Nationale ombudsman in gang gezette discussie over benummering, maatregelen te nemen om te voorkomen dat de integriteit van de politie in het geding komt?

7. Deelt u de mening dat de veiligheid van de politie bij het uitvoeren van haar werk nooit ter discussie mag staan, ook niet bij een eventuele discussie over de integriteit bij de politie en dat dus geen maatregelen genomen moeten worden die deze veiligheid in gevaar brengen?
Ik vind het afleggen van verantwoording na het gebruik van geweld van groot belang. Ik vind ook dat de politie, gelet op het bijzondere karakter van de geweldbevoegdheid, hier niet lichtvaardig mee mag omgaan. Daarom heb ik de korpsbeheerders en korpschefs aangesproken op hun rol hierbij. Ook heb ik aangedrongen op een betere registratie omdat die, zo bleek uit onderzoek, te wensen overliet. Deze maatregel past bij het verhelpen van de door de ombudsman geconstateerde onvolkomenheid, namelijk het vaststellen van de identiteit van ME-ers na het gebruik van geweld.

Ik ben van mening dat het dragen van herkenningstekens op het uniform van ME-ers de veiligheid van de ME-ers tijdens hun optreden negatief kan beïnvloeden. ME-ers worden kwetsbaarder als zij tijdens acties kunnen worden geïdentificeerd: relschoppers kunnen hun acties dan eenvoudiger richten op één van de ME-ers uit het collectief.

Ik heb bij de beoordeling van het verzoek van de Nationale ombudsman zorgvuldig gekeken naar maatschappelijke belangen en de risico's die een eventuele invoering met zich meebrengt. Ik heb ook meegewogen dat slechts incidenteel de identiteit van een politieman c.q. ME-er niet is te achterhalen en er in de registratie nog de nodige verbeteringen mogelijk zijn. Gelet op de conclusie dat uit het bovengenoemde wetenschappelijke onderzoek blijkt dat de politie beheerst omgaat met geweld. Gelet ook op het feit dat het vergroten van de herkenbaarheid met de nodige risico's gepaard gaat, ben ik van mening dat invoering van een herkenningsteken niet proportioneel is. Ik blijf ook van mening dat er nog andere wegen openstaan om de identiteit van ME-ers te achterhalen. Daarbij denk ik onder meer aan videobeelden en journaals van de ME-inzet.

J.Timmer - Politiegeweld - Geweld gebruik van en tegen de politie in Nederland - 2005 en 'Niet zonder slag of stoot. De geweldsbevoegdheid en doorzettingskracht van de nederlandse politie'. Jan Naeyé e.a. - Centrum voor politiewetenschappen vrije universiteit Amsterdam - 2006;