Socialistische Partij

SP in Schipholbrand-debat: regering moet verantwoording afleggen over gemaakte fouten

24-10-2006 * Vandaag en morgen praat de Tweede Kamer over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de ramp in het cellencomplex op Schiphol-Oost. Bijna een jaar geleden kwamen daar door een brand elf mensen om het leven.

Lees hier de inbreng van SP Tweede-Kamerlid Jan de Wit:

De Wit De algemene conclusie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is dat "veiligheid en in het bijzonder brandveiligheid bij de betrokken overheidsinstanties te weinig aandacht heeft gehad. Zij hebben op diverse punten verzuimd inhoud te geven aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot brandveiligheid alsmede aan de informele regelgeving. (..) De Raad acht -alles overziende- de veronderstelling gerechtvaardigd dat er minder of geen slachtoffers te betreuren waren geweest als de brandveiligheid de aandacht van de betrokken instanties zou hebben gekregen."

Het leek mij goed om dit citaat uit het rapport van de Raad voor te lezen zodat duidelijk is waarover wij vandaag spreken. Wij spreken over de verantwoordelijkheid van de overheid voor een schier eindeloze reeks van kleine en grote fouten bij de bouw en de organisatie van de vleugels J en K van het cellencomplex op Schiphol-Oost. Wij spreken over een overheid die dusdanig gefaald heeft dat er volgens de Raad bij de brand in het complex bijna een jaar geleden onnodig en vermijdbaar elf mensen om het leven zijn gekomen.

Volgens de fractie van de Socialistische Partij moet deze conclusie vandaag centraal staan in het debat dat wij voeren over het onderzoeksrapport naar de Schipholbrand. Wij moeten de vraag stellen hoe het mogelijk is dat ná Enschede en Volendam het opnieuw zó kon misgaan met de brandveiligheid, in nota bene een complex dat is gebouwd door de overheid, eigendom is van de overheid en wordt geleid door de overheid. Mijn fractie vindt dat de Kamer en de samenleving van de overheid mogen verwachten dat deze vraag wordt beantwoord. En de SP-fractie is daarom teleurgesteld over de officiële kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad. Graag een reactie op deze kritiek.

Daarin zegt het kabinet, bij monde van de ministers van Justitie en VROM, zich te willen concentreren op de lessen die voor de toekomst getrokken kunnen worden. Maar dat moet blijkbaar gebeuren zonder enige reflectie op het verleden. Er wordt in de reactie in het geheel niet ingegaan op de fouten die door de Raad zijn blootgelegd. Er wordt niet gesproken over verantwoordelijkheid of schuld. Over het aftreden van de ministers Donner en Dekker wordt gesproken als een teken "hoezeer het gebeurde ook door het kabinet ernstig wordt opgevat."

Er zijn elf mensen dood die onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid zaten opgesloten. Wij gaan ervan uit dat dit door het kabinet ernstig wordt opgevat. Om dat te tonen hoefden beide ministers niet op te stappen.

De SP heeft hun aftreden veeleer opgevat als een zuivere erkenning van de verantwoordelijkheid van deze ministers voor de fouten die door diensten onder hun gezag zijn gemaakt.

De verklaring die met name minister Donner bij zijn aftreden in de Kamer uitsprak gaf echter al aanleiding om te betwijfelen of deze interpretatie de juiste was. Minister Donner zei daarin onder andere dat "na een ramp men vaak ziet dat tal van zaken beter kunnen, die men voordien met de kennis van wat toen redelijkerwijze te voorzien was, voldoende kon en mocht achten." Dat staat haaks op de bevindingen van de Onderzoeksraad, die een beeld schetst van de Schipholbrand als een kroniek van een aangekondigde dood. Dit roept om een reactie van het kabinet en daarom stel ik de vraag hier expliciet: deelt de regering het standpunt van de Raad dat er minder of geen slachtoffers te betreuren waren geweest als de overheid haar werk naar behoren had gedaan? Graag hierop een eenduidig antwoord van de kant van het kabinet.

De verklaring van minister Donner bij zijn aftreden stelt nog een andere belangrijke kwestie aan de orde. De minister gaf aan dat het onderzoek door de Raad volgens hem uitgaat van een "zodanige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het voorkomen van rampen en gevaren (..) dat de vraag aan de orde moet komen in hoeverre zo'n verantwoordelijkheid nog te dragen is."

Die uitspraak heeft de SP-fractie zeer verbaasd. Het onderzoek van de Raad stelt vast dat als de overheid zich aan de geldende wetten en regels had gehouden en aandacht had besteed aan de veiligheid van het gebouw, die brand nooit elf dodelijke slachtoffers had kunnen maken. Dus niemand vraagt van de regering om te voorkomen dat er ooit nog in Nederland ergens brand uitbreekt. Maar is het volgens deze regering teveel gevraagd dat de overheid afziet van het onder druk zetten van lokale overheden om wat soepeler met de regels om te gaan als er met een noodvaart een gevangenis moet worden gebouwd, zoals minister Donner heeft gedaan?

Ik realiseer mij heel goed dat wij vandaag niet spreken met de heer Donner. Daarom wil ik een helder antwoord op de vraag of de huidige minister van Justitie met ons vindt dat van de overheid verwacht mag worden dat zij de wet handhaaft. En dat in dit concrete geval de verantwoordelijkheid van de overheid heel wel te dragen was. En dat het schokkend is dat zij dat niet heeft gedaan.

Het uitblijven van het geven van rekenschap over de bevindingen van de Onderzoeksraad speelt ons parten bij het beoordelen van de maatregelen die het kabinet aankondigt voor de toekomst. De conclusies van de Raad vormen voor de regering, zo blijkt uit de brief, "het uitgangspunt bij het bepalen van het verdere beleid." Maar betekent dat dan ook dat het kabinet die conclusies overneemt? En hoe moeten we de effectiviteit van dat verdere beleid beoordelen als we niet weten hoe het kabinet denkt over wat er in het verleden verkeerd is gegaan?

Wat schieten we ermee op dat de regering het oordeel van de Raad onderschrijft dat "de brandveiligheid bij de rijksoverheid en daaronder ressorterende diensten structureel meer aandacht behoort te krijgen" als we geen reactie krijgen op het oordeel van de Raad dat de veiligheid bij de betrokken instanties in het verleden veel te weinig aandacht heeft gehad? Ik wil weten hoe dat heeft kunnen gebeuren en waarom er niet is geleerd van de rampen in Enschede en Volendam.

Nog een voorbeeld. "Bij de beoordeling van de gang van zaken rondom de brand is het vanzelfsprekend dat overheidsdiensten zich aan de regelgeving moeten houden", zo stelt de kabinetsreactie. Uitstekend, maar dan wil mijn fractie wel graag horen hoe het mogelijk is dat overheidsdiensten zich bij de bouw en het functioneren van afdeling J en K van het cellencomplex níet aan de wet- en regelgeving hebben gehouden. Kunnen we ervan op aan dat de volgende keer dat onder politieke of maatschappelijke druk een gevangenis uit de grond gestampt moet worden er niet wordt gemarchandeerd met de regels?

De expliciete erkenning van de juistheid van de bevindingen van de Raad is volgens mijn fractie van wezenlijk belang voor het voorkómen van een toekomstige ramp van deze omvang. Het kabinet maakt er in zijn reactie op het onderzoeksrapport een groot punt van dat alle aanbevelingen van de Raad worden overgenomen. De SP-fractie had niets anders verwacht. Dat is wel het minste dat de regering moet doen als er een dergelijk vernietigend onderzoek naar het handelen van de overheid verschijnt.

Wij hoeven, wat mij betreft, vandaag dan ook niet uitvoerig te praten over de technische aspecten van de uitvoering van de aanbevelingen of het tijdschema dat daarvoor is opgesteld. Dat ziet er, voorzover ik dat kan beoordelen, degelijk uit. Wel hebben we nog de vraag wat er precies gaat gebeuren met de brandveiligheid in niet-justitiële inrichtingen, zoals in de zorgsector. Wat wordt er daar gedaan om de veiligheid te verbeteren en met welke voortvarendheid wordt dat aangepakt?

De SP-fractie wil er in dit debat achter komen of het kabinet zodanig blijk geeft geleerd te hebben van wat er is gebeurd dat we er op kunnen vertrouwen dat met de implementatie van alle aanbevelingen ook daadwerkelijk het gevaar van herhaling van een ramp van deze omvang is weggenomen. En wij zijn op dat punt nog bepaald niet gerust.

Kijken wij naar de Dienst Justitiële Inrichtingen, de overheidsdienst die er in het onderzoeksrapport het meest van langs krijgt. De bedrijfshulpverleningsorganisatie was niet in orde, het personeel was niet of niet voldoende getraind in brandbestrijding en ontruimingen, het personeel in de vleugels J en K was tijdens de nacht in het kader van de bezuinigingen vervangen door camera's terwijl niet was doordacht welke gevolgen dat kon hebben bij een calamiteit. Het antwoord op de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren kennen we niet, maar we weten wel hoe de minister denkt het probleem te gaan oplossen: met de introductie van veiligheidsmanagement.

Een Taskforce, onder leiding van de hoofddirecteur van de DJI, moet het programma `Veiligheid DJI' gaan uitvoeren. Dat programma past, volgens de minister `bij de ingezette reorganisatie van de DJI'. Als dat betekent dat `Veiligheid DJI' gelieerd is aan het programma Detentie en Behandeling op Maat, dan betekent dat de DJI aan de veiligheid gaat werken terwijl er minder personeel op meer gedetineerden moet gaan letten en camera's toezichtstaken gaan overnemen van mensen. Dat vind ik in het licht van de bevindingen van de Onderzoeksraad op zijn zachtst gezegd opvallend.

Het beoogde eindresultaat van Veiligheid DJI moet onder andere zijn dat de DJI voortaan `alert omgaat met signalen die aanleiding geven de veiligheidsaanpak te verbeteren'. We hebben vorige week kunnen zien hoe alert de DJI met dergelijke signalen omgaat. Een medewerker die voor het NOS journaal zijn zorgen kenbaar wilde maken over de gevolgen voor de veiligheid van het gevangenispersoneel bij invoering van Detentie en Behandeling op Maat werd onmiddellijk de mond gesnoerd door zijn leidinggevende.

Maar ook uit eigen ervaring weet ik welke angst er leeft onder het personeel van DJI om zich uit te spreken over misstanden binnen de organisatie. In de maanden na de brand hebben meerdere bewaarders contact gezocht met de SP met klachten over de veiligheid in hun inrichtingen. Zij deden dat bijna allemaal anoniem, uit angst voor hun baan. Ik vind dat buitengewoon zorgelijk. Ik zou meer vertrouwen hebben in een succesvolle cultuuromslag bij de DJI als het kabinet in zijn reactie op het onderzoek door de Raad uitvoerig verantwoording zou afleggen over de cultuur van angst, zwijgen en wegkijken zoals die nu binnen de DJI bestaat.

Wat mij betreft dient daarbij de vraag niet te worden geschuwd of de ambtenaren die tot nu toe leiding hebben gegeven aan deze organisatie nog wel geschikt moeten worden geacht om hun werk voort te zetten. Wat doet de minister met het feit dat de hoofddirecteur DJI, die de Taskforce moet gaan leiden, al in januari 2005 door de medezeggenschap is gewezen op de problemen rond de bedrijfshulpverlening, zonder dat dit tot verbeteringen heeft geleid?

Mijn fractie is terughoudend in het doen van uitspraken over een lopende rechtszaak, maar wij verbazen ons over het feit dat twee bewaarders, die tijdens de nacht van de ramp hun uiterste best hebben gedaan om mensen te redden, door het Openbaar Ministerie worden vervolgd, terwijl topambtenaren die verantwoordelijkheid dragen voor de ernstige fouten in de inrichting en het gebruik van het gebouw blijkbaar niet hoeven te vrezen voor hun baan. Een trap maak je schoon van bovenaf en niet van onderop. Graag hierop een reactie.

Dan kom ik nu op het punt van de nazorg aan de overlevenden van de brand. Een voor mijn fractie buitengewoon belangrijk onderwerp. Al direct na de ramp kregen wij de indruk dat het met de opvang van de slachtoffers van de brand niet goed ging. Wij hebben toen in een paar maanden tijd maar liefst zes debatten gevoerd met de minister van Justitie en de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, steeds met als inzet om de zorg voor de overlevenden zo goed mogelijk te regelen. En steeds kregen wij te horen dat wij ons om niets druk zaten te maken, dat de nazorg goed op orde was.

Ik citeer de brief van beide ministers van 1 november 2005, direct na de brand: "Aan personen die zijn overgeplaatst naar andere detentiecentra wordt maximale zorg en begeleiding geboden."

Ik citeer minister Verdonk, tijdens het spoeddebat van 10 november 2005: "Wij zijn de slachtoffers tegemoet gekomen. Wij hebben hen opgevangen. Zij zijn en worden op alle mogelijke manieren begeleid en geholpen om deze afschuwelijke ervaring te verwerken. Dat hebben wij heel fatsoenlijk gedaan."

Wij weten nu, dankzij het onderzoeksrapport, hoe fatsoenlijk die opvang en zorg geweest is. Die was op belangrijke punten ontoereikend en onder de maat. De celbewoners van de J en K vleugel, die het meest getroffen waren door de brand, zijn zonder pardon in detentie gehouden en hebben geen extra aandacht gekregen. Alsof deze mensen niets hadden meegemaakt. Zelfs extra bezoek is, op een korte periode na, niet toegestaan. De Raad concludeert dat het verwerken van eventuele traumagerelateerde klachten hierdoor mogelijk is bemoeilijkt.

Dat is precies wat wij in al die debatten de minister hebben voorgehouden en waar zij niets mee heeft gedaan. Wat wij eveneens -helaas tevergeefs- hebben proberen te voorkomen is dat mensen zouden worden uitgezet zonder dat duidelijkheid bestond over hun geestelijk welbevinden.

De Raad concludeert dat een aantal celbewoners inderdaad is uitgezet voordat de gevolgen van de brand op de psychische gezondheid van deze mensen goed vastgesteld konden worden. Er lopen in God weet welke uithoeken van deze aarde mensen rond die mogelijk in Nederland, toen zij gedetineerd waren onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid, een trauma hebben opgelopen. En Nederland heeft niet het fatsoen gehad deze mensen zorgvuldig te onderzoeken en na te gaan of zij zorg nodig hadden en of deze zorg wel voor handen is in het land waarnaar Nederland deze mensen wilde uitzetten.

Gezien de hardheid van de kritiek van de Raad op de nazorg aan de slachtoffers zou men verwachten dat in de brief over het rapport die mede namens minister Verdonk naar de Kamer is gestuurd wordt ingegaan op de bevindingen uit het onderzoek. Geen woord. Alleen een passage waarin nog even in een paar zinnen wordt verteld wat precies de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de minister van Justitie en de minister van Vreemdelingenzaken was. En dat de minister aan "een deel van de vreemdelingen van wie de bewaring werd opgeheven, op medische gronden uitstel van vertrek, opvang en vervolgens een verblijfsvergunning heeft verleend."

Het feit dat een aantal overlevenden uit de K en J vleugel helemaal geen kans heeft gehad om op medische gronden een verblijfsvergunning te krijgen blijft onvermeld. Net als het feit dat dat uitstel van vertrek er toch vooral is gekomen onder druk van de Kamer. Een deel van de mensen die eind augustus hebben gehoord dat ze mogen blijven, had begin januari nog een beschikking van de IND ontvangen waarin stond dat ze medisch gezien gewoon uitgezet konden worden.

Alleen omdat de Kamer dat nodig vond, kregen deze mensen de kans om de mening van hun behandelend arts alsnog te laten betrekken bij het oordeel door de IND. Met als resultaat dat ze uiteindelijk toch mochten blijven. Om dat wat mijn fractie betreft juiste besluit volledig op het conto van de minister te schrijven gaat mij persoonlijk wat ver.

Afgelopen vrijdag vond minister Zalm het nodig om te suggereren dat er een jacht plaatsvindt op minister Verdonk. De minister sprak daar als vervanger van premier Balkenende en naar ik aanneem namens het kabinet. Kritiek van een wethouder en een Kamerlid op uitspraken en het beleid van een minister worden door deze regering, waar het minister Verdonk betreft, blijkbaar buitengewoon zwaar opgevat. Het lijkt me dat we meer reden hebben om ons te storen aan het uitblijven van een adequate respons van deze minister op de bevindingen van de Onderzoeksraad.

Ik vind het ongelofelijk dat de enige reactie van de minister van V&I op de kritiek van de Raad bestaat uit een alinea waarin een onvolledig en veel te rooskleurig beeld wordt gegeven van haar optreden. Ik vraag de minister om alsnog uitvoerig in te gaan op de bevindingen van de Onderzoeksraad.

Is zij nog steeds van mening dat de overlevenden van de ramp maximale zorg en begeleiding hebben gekregen en dat dat allemaal heel fatsoenlijk is gebeurd?

En misschien wil zij zo vriendelijk zijn om daarna even in te gaan op voetnoot 414 op bladzijde 142 van het onderzoeksrapport. Daar stelt de Onderzoeksraad dat in de dossiers van de overlevenden waarin de hen geboden nazorg werd geregistreerd, tussen maart en augustus 2006 gegevens en cijfers zijn aangepast en toegevoegd. Desgevraagd heeft de voorzitter van de Raad bevestigd dat de toegevoegde gegevens de geboden nazorg positiever doen lijken. Wat is er hier aan de hand? Is er met de dossiers gesjoemeld? Zo ja, door wie en in wiens opdracht? Vragen die ik absoluut beantwoord wil hebben.

En dan nog het volgende. Minister Verdonk heeft in de dagen na de brand voor ophef gezorgd door bij herhaling te stellen dat er door alle betrokkenen tijdens de nacht van de ramp adequaat gehandeld zou zijn. Zij heeft er steeds bij gezegd dat zij die uitspraak deed met de kennis die zij op dat moment had. Het lijkt mij goed als zij nu antwoord geeft op de vraag of zij die mening nog steeds is toegedaan, in het licht van de kennis waarover wij dankzij het onderzoek van de Raad inmiddels beschikken.

Ik kom tot mijn afronding. Het rapport van de Onderzoeksraad schetst een ontluisterend beeld van de omstandigheden die er toe hebben geleid dat een brand in een cel is verworden tot een catastrofe die aan elf mensen het leven heeft gekost en van de manier waarop met de overlevenden is omgegaan. Inmiddels zijn minister Donner en minister Dekker in reactie op het rapport afgetreden en heeft de regering een uitvoerig pakket verbetermaatregelen gepresenteerd.

Wat mijn fractie betreft is dit niet voldoende om het vertrouwen in de overheid te herstellen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de regering reflecteert op het rapport van de Onderzoeksraad en zich écht verdiept in hoe het zo heeft kunnen misgaan. Alleen dan kunnen er werkelijk lessen getrokken worden.

Het is ook noodzakelijk dat minister Verdonk rekenschap geeft van haar rol in de falende nazorg. Alleen dan wordt recht gedaan aan die mensen die ná de brand onnodig verder in de ellende zijn geraakt.