Voorrangzorg
Kamerstuk, 31-10-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/B-2726984
31 oktober 2006
Naar aanleiding van berichtgeving in de media op 19 maart 2006 over de
zorgcontractering en het wegwerken van wachtlijsten bij
zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid en het Diaconessenhuis Leiden zijn
vragen gesteld in de Tweede Kamer. Als antwoord hierop heb ik u op 4
april een brief gezonden (25170, nr. 36) waarin de vermeende
voorrangzorg uiteengezet is. Tijdens het AO van 6 april is dit
onderwerp wederom aan de orde gekomen. Op de website van het
Diaconessenhuis Leiden stond op dat moment aangegeven dat voor
verzekerden van Zorg en Zekerheid de wachttijd voor bepaalde
aandoeningen korter is. Navraag bij het Diaconessenhuis heeft geleerd
dat door de extra productieafspraken die zij heeft gemaakt alle
patiënten sneller geholpen worden en dat er in dit geval geen voorrang
werd gegeven. In mijn brief van 24 mei 2006 (25170, nr. 36) heb ik dit
nogmaals uiteengezet.
Tijdens het AO van 25 oktober zijn wederom vragen gesteld over de
voorrangzorg. In bovengenoemde brieven is uiteengezet dat, in de casus
van Zorg en Zekerheid, alle patiënten sneller geholpen worden door de
extra productieafspraken. De kern van de vraag is echter of ziekenhuis
en verzekeraar afspraken mogen maken over de dienstverlening aan
groepen patiënten. Belangrijkste randvoorwaarde hierbij is dat de
medische noodzaak altijd prevaleert bij de keuze welke patiënt zorg
ontvangt. De andere randvoorwaarde is de zorgplicht die elke
zorgverzekeraar, krachtens de zorgverzekeringswet, heeft jegens zijn
verzekerden. Binnen deze randvoorwaarden moet het mogelijk zijn om
afspraken te maken over differentiatie in de dienstverlening aan
groepen patiënten. De casus Zorg en Zekerheid geeft aan dat deze
afspraken kunnen samengaan met de genoemde randvoorwaarden. Het is
daarmee één van de vele voorbeelden van initiatieven om de zorg meer
klantgericht te maken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport